erfgoedobject

Technische school voor handel en administratie, met wijkbibliotheek

bouwkundig element
ID
305074
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305074

Juridische gevolgen

Beschrijving

Schoolgebouw in naoorlogs modernisme, in 1962 ontworpen door de Deurnese architect Etienne Oppeel als middelbare technische school voor handel en administratie, met wijkbibliotheek. Het complex werd tussen 1965-1970 in één fase gebouwd op het terrein van de gemeenteschool 'Lackbors'. Hiertoe werd het 19e-eeuwse Lackborshof aan de Confortalei gesloopt. Aannemer H. Van Dyck uit Deurne realiseerde de ruwbouwwerken. Algemene Bouwonderneming Proost uit Vosselaar verzorgde de afwerking. Een kunstwerk van keramist Walter Van den Panhuyzen is verwerkt in het parement van de straatgevel.

Architect Etienne Oppeel (°1926) behaalde in 1948 zijn diploma aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen, liep vervolgens stage bij René Grosemans, was een tijdlang medewerker op het architectenbureau van Louis Stynen in Borgerhout, en begon kort na 1950 met een eigen praktijk waarin hij tot het einde van de jaren 1990 actief bleef. Oppeels oeuvre bestaat hoofdzakelijk uit privéwoningen in het Antwerpse, vooral in Deurne, Borgerhout, Turnhout, Schilde, Schoten en ’s Gravenwezel. Het liefst ontwierp Oppeel in een moderne stijl. Deze voorkeur komt het best tot uiting in zijn eigen modernistische woning aan de Venneborglaan, in 1953 gebouwd met een markante holle voorgevel. De technische school voor handel en administratie aan de Confortalei en het laatmodernistische, brutalistische schoolcomplex voor buitengewoon secundair onderwijs aan de Schotensesteenweg in Deurne zijn Oppeels voornaamste publieke realisaties.

Keramiekkunstenaar Walter Van den Panhuyzen (1938-1998) woonde en werkte aan de Gallifortlei 223 in Deurne. Voor de korte zijgevel naast de hoofdtoegang van de technische school vervaardigde hij een vijf meter hoog en veelkleurig keramisch bas-reliëf van een vliegende Hermes, de god van handel en verkeer. Van den Panhuyzen leverde wellicht ook de drie kleine bronskleurige keramische tableaus die later naast de zijingang werden aangebracht: één met het gemeentewapen, de andere twee de handel, administratie en huishoudkunde verzinnebeeldend. Onder meer ook de zijgevels van de school voor buitengewoon lager onderwijs aan de Jozef Van Poppelstraat en van de wijkschool op de hoek Wouter Haecklaan-Arnold Vrancxlaan in Deurne dragen polychrome keramische reliëfs van Walter Van den Panhuyzen.

Historiek

In 1926 bestemde de gemeente Deurne het Lakborshof aan de Confortalei tot buurtschool voor de snel uitbreidende 'Confortawijk'. Het neoclassicistische Lakborshof was kort na 1848 als buitengoed gebouwd voor de weduwe Louise della Faille-van Havre, naar een ontwerp door bouwmeester Ferdinand Berckmans. Achteraan in de parktuin van het kasteeltje liet de gemeente in 1935 een nieuwe lagere school voor jongens en meisjes oprichten. Dit langgerekte L-vormige en twee bouwlagen tellende schoolgebouw in rode baksteen is nog steeds in gebruik als stedelijke basisschool, samen met enkele betonnen prefablokalen die in 1961 aan de noordzijde van het schoolterrein werden geplaatst.

Na voltooiing van de nieuwe lagere school bleef de schooldirectie en administratie in het Lakborshof gevestigd. Omstreeks 1950 bracht de aan de Gryspeerstraat gevestigde Gemeentelijke Beroeps- en Handelsschool uit plaatsgebrek haar eerste drie leerjaren in het kasteeltje onder. Wanneer het gemeentebestuur begin jaren 1960 besliste tot de oprichting van een volwaardige middelbare technische school voor handel en administratie, was het terrein van het oude Lakborshof een voor de hand liggende locatie. Architect Etienne Oppeel kreeg de opdracht om op een beperkte oppervlakte een ambitieus architecturaal programma te realiseren: 15 gewone leslokalen, verschillende praktijkklassen, klassen voor 'kook, strijk, was en naad', een studiezaal, een lokaal voor audiovisuele media, een refter-feestzaal, een turnzaal, lokalen voor directie en onderwijzend personeel, een conciërgewoning, overdekte speelkoeren voor de middelbare en lagere school, en een wijkbibliotheek. Om de schaarse open ruimte maximaal te vrijwaren concentreerde Oppeel alle functies in één complex aan de rand van het schoolterrein.

Opzet

De technische school is opgetrokken aan de westzijde van de Confortalei, en beslaat de noordoostelijke hoek van een onregelmatig perceel gelegen in het midden van het bouwblok gevormd door de Confortalei, Lakborslei en De Berlaimontstraat. Het omvat een drieledige voorbouw die de volledige straatzijde inneemt, en een concaaf vormgegeven achterbouw die diagonaal op de breedte-as van het hoofdgebouw werd geplaatst en tot tegen de noordelijke perceelgrens reikt. Het gebouw kreeg één bouwlaag meer dan de reeds bestaande drie bouwlagen hoge Confortawoningen ernaast.

In de binnenhoek van beide bouwdelen bevindt zich een kleine driehoekige binnentuin die licht schept voor enkele secundaire ruimten. Alle gewone leslokalen zijn ondergebracht in de achterbouw, waar ze door de diagonale inplanting en licht gebogen vorm van het gebouw genieten van een maximale daglichttoetreding en van een ruim zicht op de omgeving. Een overdekte doorgang links in de voorbouw verleent toegang tot de speelplaats en de oudere schoolgebouwen achteraan op het terrein.

Architectuur

Een gewapend betonskelet van vloerplaten en rechthoekige pijlers in combinatie met metselwerk vormt de hoofdstructuur van het complex. Door veruitwendiging van de pijlerstructuur, maar niet van de vloerplaten, vertonen alle zichtgevels een nadrukkelijk verticale geleding. De verticaliteit van de geprononceerde pijlers wordt echter verzacht door het krachtig horizontale accent van de breed uitkragende betonnen daklijst, door de lange rechthoekige vensterregisters gevuld met zwarte stalen ramen, en door het invulparement van ruwe grijs geglazuurde handvormsteen, verwerkt met gladde witte kunststeenplaten in Noordse kwartskorrels voor onder meer plinten, borstweringen, vensterdorpels, lateien, en friezen. Bovendien werd het zichtbeton van de pijlers, de daklijsten, de uitbouwen, en de luifels van de inkom en speelkoeren, decoratief gebouchardeerd.

Afwijkend van uitvoering zijn de twee traveeën van de inkomhal en het trappenhuis aan de straatzijde. Met hun vliesgevel in glas en staal (oorspronkelijk wit gelakt, thans zwart), vormen de hal en trapzaal een volkomen transparante sectie die de voorbouw opsplitst in twee deelgebouwen met een eigen volumetrie en gevelcompositie. Het volume rechts wijkt net als de trapzaal terug van de rooilijn, is vier traveeën breed, en telt vier bouwlagen. De compositie legt de klemtoon op de tweede verdieping, waar Oppeel de schoolrefter-feestzaal tot aan de rooilijn uitbouwde en ‘ophing’ aan twaalf zwart gelakte stalen profielen. Een oorspronkelijk wit gelakte staalplaat verbindt de profielen en fungeert als borstwering voor de grote twaalfledige raampartij. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema van gevelbrede vensterregisters, op de begane grond onderbroken door het bibliotheekportaal in de rechtertravee. Het volume links van de trapzaal telt negen traveeën en werd gebouwd op de rooilijn. Het omvat een souterrain, drie ongelijke bouwlagen, en een kleine entresol ter hoogte van de tweede bouwlaag. Lange registers van staande en liggende vensters markeren de verschillende bouwlagen. Naargelang de functie van de achterliggende ruimten varieert de registerhoogte.

De zeventien traveeën brede achterbouw omvat een 'vals' souterrain dat zich grotendeels boven het maaiveld bevindt, een verhoogde begane grond, en twee verdiepingen. De achterbouw heeft dezelfde hoogte als de voorbouw en kreeg eveneens een platte bedaking. Het souterrain is grotendeels opengewerkt voor de inrichting van overdekte speelkoeren, en kreeg aan de koerzijde een lange gestrekte luifel. Hierdoor komt de achterbouw als het ware los van de grond, slechts rustend op de pijlers van de skeletstructuur. De gevelcompositie van de bovenbouw kreeg een strakke, repetitieve travee-invulling van grote rechthoekige stalen ramen met een borstwering van kunststeen. Enkel de travee met de hoofdtrap naar de centrale hal wijkt af van het schema. Deze toegangstravee, aansluitend bij de voorbouw, wordt gemarkeerd door een gevelhoog zwevend scherm van drie betonnen pijlers. Vanwege de overwegend zuidelijke oriëntering van de gevel werden de ramen extra uitgerust met zonneblinden.

Indeling

Een verhoogde centrale hal, geplaatst op scharnierpunt van voor- en achterbouw vormt het hart van het complex. Toegankelijk vanaf zowel de straat als de speelplaats via een brede inpandige steektrap in blauwe hardsteen, verleent de hal op haar beurt toegang tot de twee hoofdgangen die de lokalen ontsluiten. Een open trappenpartij in staal en granito verbindt de begane grond met de verdiepingen. Niettegenstaande de vele niveauverschillen, voorzag Oppeel in het gebouw liften noch hellingen.

De voorbouw rechts van de centrale hal groepeert volgens de bouwplannen een wijkbibliotheek op de begane grond; een conciërgewoning op de eerste verdieping (thans schooladministratie); een refter-eetzaal op de tweede verdieping; en een groot lokaal voor audiovisuele media op bovenverdieping.

De voorbouw links van de centrale hal bevat een souterrain met fietsenstalling, toegankelijk via een fietshelling die loopt langs de volledige achterzijde van het volume en aansluit op de zijingang. Op de begane grond bevinden zich de huishoudklassen, ontsloten door een gang aan de achterzijde. De eerste verdieping is dubbelhoog uitgewerkt en wordt ingenomen door een turnzaal met aanhorigheden. Deze is aan de koerzijde uitgebouwd boven de fietshelling en rust net als de concave achterbouw volgens het principe van de Corbusiaanse 'pilotis' op de vrijstaande pijlers van de skeletstructuur. De bovenverdieping herbergt drie praktijkklassen en een grote studiezaal.

De achterbouw omvat een souterrain met twee overdekte speelkoeren, gescheiden door een sanitair blok en een tweede trappenhuis. De koer achteraan was bestemd voor de lagere school. De verhoogde begane grond en de twee verdiepingen tellen elk vijf ruime leslokalen aan de zijde van de speelplaats. Op de begane grond, aansluitend op de centrale hal en met zicht op de binnentuin achteraan, voorzag Oppeel een directielokaal, secretariaat en vergaderzaal. De bovenbouw heeft achteraan geen lokalen. Sanitaire ruimten, bergplaatsen, technische lokalen, een tweede trapzaal, en een kleine noodtrap werden in de onregelmatige restruimten ondergebracht

  • Rijksarchief Antwerpen, Provinciearchief Antwerpen, Bouwdienst, 870.
  • Rijksarchief Antwerpen, Provinciearchief Antwerpen, Schoolgebouwen, 3107-3114.
  • Stadsarchief Antwerpen, Planarchief stadsgebouwen, 326 # 5796 tot 326 # 5802.
  • HANCKÉ P. 1996: Stedelijk Instituut voor Secundair Onderwijs nr. II, in DEVOCHT K., Het levende Deurne, Deurne, 73-76.
  • STOCKMANS J.B. 1902: Kastelen en Lusthoven van Deurne en Borgerhout. Voorafgegaan door de Geschiedenis van Borgerhout sedert de scheiding 1836-1896, Brecht, 150-153.

Auteurs: Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Gemeentelijk instituut voor buitengewoon secundair onderwijs

  • Is deel van
    Deurne


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Technische school voor handel en administratie, met wijkbibliotheek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305074 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.