is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Woning Van Hecke
Deze vaststelling is geldig sinds
Half vrijstaand burgerhuis in laat-modernistische stijl in opdracht van notaris Maurice Van Hecke naar ontwerp van Jul De Roover uit 1959. De woning is een typisch voorbeeld van de naoorlogse bel-etage woning, die opvalt in het straatbeeld door het weloverwogen en contrastrijk materiaalgebruik. De erfgoedwaarde van het pand komt voornamelijk tot uiting in het interieur dat gaaf bewaard is en, karakteristiek voor De Roover, getuigt van een kwalitatief hoogstaand ontwerp.
De Roover realiseerde in Deurne verscheidene een- en meergezinswoningen, doorgaans met een functionele gevelopvatting. Hij werd ook geëngageerd voor het ontwerp van een aantal grotere projecten zoals de hoofdbibliotheek uit 1967 en de waaiervormig ingeplante sociale woningen aan de Langbaanvelden uit 1973. Karakteristiek voor de woonhuizen van De Roover uit omstreeks 1960, toont het ontwerp van de woning Van Hecke een nadrukkelijk functionele gevelbehandeling met opvallend gebruik van witte natuursteen, aansluitend bij twee andere realisaties van de architect aan de Oudkasteelplein 3 en Leopold Gillislaan 30. Naast architect was De Roover ook meubelontwerper. In het houtbewerkingsatelier Donche-Beuckerlaers, waar hij op 17-jarige leeftijd begon te werken, deed hij praktijkkennis op in meubel- en schrijnwerkerij. Er werd dan ook veelvuldig hout verwerkt in het interieur van de woning van Hecke, gaande van de trap, over de ingemaakte kasten tot de bank van latwerk in de hal.
De drie bouwlagen hoge rijwoning is opgericht aan de straat met blinde linker zijgevel op een naar achter toe verbredend trapeziumvormig perceel. De constructie toont een gemengd gebruik van gewapend beton (vloeren, dakplaat, overstekende kroonlijst) en baksteenmetselwerk, terwijl de lijstgevel uitgevoerd is met gehamerd gewapend beton en witte natuursteen. Sterk horizontaliserend opgevat, laat het gevelontwerp zich kenmerken door een evenwichtige verdeling van open en gesloten delen binnen een frame in gehamerd beton, die de verschillende niveaus benadrukt. Een geslaagd tegengewicht komt tot stand door een invulling met regelmatige verticale stroken, een afwisseling van vensterpartijen en panelen in witte natuursteen. Breder uitgewerkt maar met respect voor de basisverhoudingen, weerspiegelen de garage en bovenliggende eetkamervenster de inwendige bel-etagestructuur. Op de begane grond wijkt de architect af van de strakke, verticale indeling voor wat betreft de toegangsdeur, de muurdam rechts hiervan én de smalle betonstijl die de afscheiding met de garage maakt. De vensterpartijen zijn uitgevoerd met witgeschilderd houten schrijnwerk, typisch asymmetrisch ingedeeld, waarbij de borstweringen op de eerste verdieping ingevuld zijn met grijze glazalpanelen. De subtiele contrastwerking ging gedeeltelijk teniet door de vervanging van de vlakke garagepoort (witgeschilderde kipdeur) en toegangsdeur door een sectionaalpoort en een nieuwe deur met zijlicht, en verder door de integrale vernieuwing van het vensterschrijnwerk in aluminium, waarbij de oorspronkelijke indeling niet gerespecteerd is.
Ook de achtergevel kreeg een volwaardige vormgeving met een afwisselend gebruik van zichtbeton en rode handvormsteen. Hier voorzag de architect op de bel-etage grote raampartijen voor leefruimte en bureau, uitgevend op een ruim terras met trap naar de tuin en een open zicht biedend op het achtergelegen vliegveld. De vensterpartijen waren belijnd door grijze (nu blauwe) glazalstroken ter verhulling van heden verdwenen rolluikkasten en een verwarmingstoestel in het bureau.
De binnenindeling wordt in eerste instantie bepaald door de trapeziumvormige contouren van het grondplan, waardoor het huis vooraan twee meter smaller is dan achteraan en waardoor aan de inwendige structuur de toepassing van schuine binnenmuren wordt opgelegd. Contrasterend met de strakke gevelindeling, past de architect verder een vrij plan toe, uiting gevend aan een opvallend ruimtelijk streven, door middel van contrasterend materiaal- en kleurgebruik en een beredeneerd spel van verspringende vloerniveaus en verder door open en gesloten, rechte en schuine muurdelen.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de naoorlogse bel-etagewoning, met een verticale opdeling van functies: dienstvertrekken op de begane grond, nadrukkelijk op de tuin gerichte praktijk- en woonvertrekken op de bel-etage en bovenliggende slaapvertrekken. De inwendige structuur toont verder een eigentijdse interpretatie van de klassieke enkelhuisopdeling met hoofd- en secundaire traphal achter elkaar geschikt in de inkomtravee. De overige ruimte wordt op elke bouwlaag gestructureerd door een schuin geplaatste binnenmuur, wat een apart ruimtelijk gevoel geeft.
De hoofdtraphal met bordestrap bedient de kelder, en de bovenliggende woon- en slaapvertrekken terwijl de achterliggende wenteltrap het bureel van de notaris ontsluit. Beide traphallen – vooraan met houten treden en achteraan volledig in steen uitgevoerd-, kregen als contrast een opvallend slanke en sober uitgewerkte metalen leuning (witte spijlen en zwarte platte handgreep), waarbij de spil in het bureau fraai doorloopt in een fijne, kamerhoge kolom.
Op de begane grond maakt een evenwijdig met de linker zijgevel geplaatste binnenwand een afscheiding tussen de garage en de inkomtravee. Deze laatste herbergt in enfilade de inkomhal met toilet en vestiaire, de traphal met driehoekige lattenbank, en achterliggend een doorgang naar de twee treden lager gelegen wenteltrap en opslagruimten aan tuinzijde. De garage ontsluit achteraan het lokaal voor centrale verwarming en kolenopslag.
Op de bel-etage weerspiegelt de goed bewaarde binnenstructuur treffend de progressieve interieuropvattingen van De Roover, met aan straatzijde een kleine, ondertussen vernieuwde keuken en een eetkamer, beide één trede hoger gelegen dan de achterliggende woonkamer. De eetkamer, breed aanzettend en smal uitlopend in een lage plantenbak uit baksteenmetselwerk onder een ruim venster uitgevend op de straat, kreeg oorspronkelijk een uitgesproken kleurstelling: een donkergrijs vast tapijt (nu vervangen door linoleum), een parelgrijze keukenmuur én een roze, in de leefruimte doorlopende buitenmuur.
Visueel gescheiden van de eetkamer door een centraal bakstenen haardvuur, is de leefruimte voorzien van een vloer uit roodbruine tegels uitgevoerd in blokverband, die oorspronkelijk doorliep op het terras maar daar later vervangen is wegens niet vorstbestendig. Opvallend in deze ruimte is het naar de tuin aflopend plafond. In dezelfde geest en sterk horizontaliserend opgevat, voorzag de architect tegen de linker zijgevel een wandkast met gesloten en open delen in teakhout, ‘zwevend’ uitgevoerd op smalle metalen steunelementen, waarbij de radiator uiterst rechts net zoals deze aan de lattenbank op de begane grond en de heden verdwenen rolluikkast boven het terrasraam verhuld is door houten latwerk. Verder is geopteerd voor een afwerking met geometrische vormen (rechthoek en vierkant), toegepast in de plastisch uitgewerkte bakstenen sokkel van de plantenbak en in het kamerhoog reliëf ter afscherming van de leidingskoker in de eetkamer, én verder in de handgreep van de wandkast die eet- en leefkamer verbindt.
Woonkamer en dwars hierop ingeplant bureau zijn verbonden middels een doorlopende wand in houten latwerk (in een latere fase ook toegepast als afwerking van een plafondisolatie in het bureau), voorzien van een kamerhoog gordijn in functie van de nodige afscheiding. Beide kamers geven uit op een groot terras, toegankelijk via een schuifvenster in de leefruimte en verbonden met de tuin door een steektrap. Als tegengewicht voor de intimistische natuurmaterialen voorziet De Roover een transparante overgang tussen leefruimte, het bureau en de traphal, middels beglaasde zij- en bovenlichten (beglaasde deur naar bureau en volle deur naar traphal), terwijl de achterliggende keuken kamerhoge, vlakke binnendeuren kreeg.
De inrichting op de tweede verdieping wordt bepaald door een centraal sanitair blok waarrond de slaapvertrekken georganiseerd zijn: aan straatzijde een kleine slaapkamer en een naaikamer en aan de tuin twee grote slaapkamers.
Het interieurontwerp is nog grotendeels bewaard, waarvan getuige het houten lattenwerk en nagelvast meubilair met opendraaiende delen middels boogscharnieren onder en schuifelementen boven; verlichtingsarmaturen boven de lattenbank en in de leefruimten (onder andere kokervormige en peervormige spots). Ook de grijze mozaïektegels in badkamer en toiletten zijn behouden, maar de oorspronkelijke expressieve kleurstelling van de binnenmuren is verdwenen en de oude grijze Winckelmanstegels in de keuken zijn vernieuwd. De voorziene beige-grijze linoleumvloeren in bureau en traphal werden recent vervangen naar oud model met aangepaste kleurstelling.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Drakenhoflaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Van Hecke [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305078 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.