Meergezinswoning in een eenvoudige modernistische stijl met kleurrijke glas-in-loodramen in geometrische art deco, gebouwd in opdracht van Aloïs De Meyer volgens een bouwaanvraag van 1939. Uitvoerend aannemer was A. Anthonis, die mogelijk ook het ontwerp van deze compacte woning voor zijn rekening nam. Het gebouw maakt deel uit van een aansluitende reeks van twee of drie bouwlagen hoge interbellumpanden met geel baksteenparement onder platte bedaking met voortuin, in een straat die grotendeels gedomineerd wordt door functionele naoorlogse bebouwing. Van de woning, die uitgerust is met een keldertoegang rechts, is de voortuin met afsluiting en bestrating aangepast.

De woning is een representatief voorbeeld van de populaire, bij de art deco aansluitende vorm van het modernisme, met als typische elementen het gele bakstenen parement, de horizontale belijning van de gevel en het halfrond afgewerkte bandvenster op de verdieping. Het is de goed bewaarde detaillering van het gevelfront die de erfgoedwaarde bepaalt, met name de oorspronkelijke geometrische art-deco-glas-in-loodramen.

De lijstgevel kreeg een geel baksteenparement in halfsteens verband met Dudokvoeg – dieperliggende lintvoegen en platvolle stootvoegen - op een lage plint in blauwe hardsteen en onder smalle dakrand, nu bekleed met PVC. Blauwe hardsteen is ook gebruikt voor de vensterdorpels. Op de begane grond is links de verdiepte toegang, twee treden boven het maaiveld, en daarnaast een venster voor de achterliggende leef- of slaapruimte. De nadruk ligt op de bovenbouw waar het ontwerp een breed, aan de linkerzijde halfrond beëindigd venster voorziet, omlijst door een bakstenen rollaag die doorloopt in de hardstenen onderdorpel. De vensterpartijen zijn verlevendigd met glas-in-lood in geometrische art-decostijl (polychrome, abstracte composities, onder meer met cirkelsegmenten). Het brede bovenvenster is verder ingedeeld met twee eveneens geometrisch opgevatte zwarte kolommen, afgewerkt in smalle verticale stroken met contrasterende horizontale banden in goudkleur, als geheel wellicht uitgevoerd in geëmailleerd glas. De voor die tijd karakteristieke sierelementen zijn ook herhaald bij de aanpalende woningen (nummers 26 en 28). Het bouwplan voorziet een asymmetrische indeling voor het vensterschrijnwerk en de toegangsdeur, beide gewijzigd uitgevoerd en recent groen geschilderd. Bewaard gebleven zijn de toegangs- en kelderdeur, met het oude strakke ijzersmeedwerk en verspringende verticale belijning van de deurvensters. Ook het smeedwerk van het kelderlicht is behouden.

De (huur)appartementen zijn ingedeeld volgens een standaardplan, bepaald door de beperkingen van het compacte bouwvolume. In de venstertravee een enfilade van twee kamers en daarachter een perceelsbrede keuken, en een koer uitgevend op de tuin. Alle kamers zijn uitgerust met schouwen. In de toegangstravee een smalle gang met trap, en, achter de ruime keuken, een lagere achterbouw met een kleine badkamer en toilet. Op de verdieping dezelfde indeling maar met perceelsbrede kamer aan straatzijde. De woning is gedeeltelijk onderkelderd met opslag- en kolenruimten.