is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Burgerhuis in laat-modernistische stijl
Deze vaststelling is geldig sinds
Burgerhuis in laat-modernistische stijl naar ontwerp van Leander Waterschoot uit 1963. Opdrachtgever was zijn zoon Frans Waterschoot, die een woning betrok in de Alfons Schneiderlaan 33. Het gebouw is een representatief, maar vooruitstrevend voorbeeld van de naoorlogse bel-etagewoning. Het modernistische ontwerp onderscheidt zich van de conventionele, veelal traditionalistisch gekleurde doorsnee-architectuur, die de suburbane verkavelingen in deze periode domineert.
Wellicht vanaf omstreeks 1925, werkte de toen 35 jaar oude architect Leander Waterschoot regelmatig samen met zijn vader August, stadsarchitect van Sint-Niklaas van 1896 tot 1936. Uit deze periode, al dan niet als duo of door één van beiden gerealiseerd, zijn een reeks overwegend in art-decostijl gebouwde burgerhuizen en meergezinswoningen gekend, alle uitgevoerd in Sint-Niklaas. Over het naoorlogs oeuvre van Leander Waterschoot is vooralsnog weinig bekend. Wellicht had zijn zoon Frans , zelf binnenhuisarchitect, een belangrijke hand in het ontwerpproces van de woning Waterschoot.
Het pand sluit aan bij naoorlogse, drie bouwlagen hoge bebouwing onder plat dak met voortuin, waar het zich onderscheidt door zijn minimalistische en transparante gevelkarakter. De lage voortuinafsluiting, voorzien in klampsteen met ezelsrug maar uitgevoerd in betonsteen en een oprit uit vierkante silextegels, wordt geritmeerd door een belijning in twee kleurtinten en laat ruimte voor een plantenbak met brievenbus aan de straat. Bestrating en afsluiting zijn bewaard, maar de brievenbus is een latere toevoeging.
Wat de constructie betreft zijn vloeren en dakplaat uitgevoerd in gewapend beton, behalve de garagevloer, die uitgevoerd is in stortbeton.
Met een gevelbreedte van drie traveeën en drie bouwlagen onder plat dak, kenmerkt de lijstgevel zich door een afwisseling van gesloten en open delen gebruik makend van een frame en kroonlijst in zichtbeton en baksteenmetselwerk als invulling, uit platvol gevoegde klampsteen (langgerekte handvorm) in halfsteens verband, met dieperliggende lintvoegen en zonder stootvoegen. Het zichtbeton is vlak afgewerkt bij de verticale delen en met kiezels voor de horizontale stroken. De compositie laat zich verder kenmerken door een evenwichtig spel van verticale en horizontale elementen met liggende stroken in kiezelbeton in het gevelvlak ter benadrukking van de drie niveaus en als contrast, vier lisenen in vlakbeton. Deze slanke elementen delen het gevelfront op in een brede en volledig transparante venstertravee uiterst rechts, geflankeerd door twee evenwaardige, smallere en meer gesloten uitgewerkte traveeën met toegang links. Het geprononceerde skelet en de overstekende kroonlijst verlenen de gevel een strak sculpturaal karakter, nog geaccentueerd door het donkere tegengewicht van het invulmetselwerk. Op de begane grond maakt een centraal muurdeel met zijlicht de afscheiding tussen de beglaasde houten toegangsdeur - eveneens voorzien van een zijlicht - en de garagepoort. De gevel is verder regelmatig geordonneerd met zijdelings geplaatste staande lichten in de smalle traveeën en volledig opengewerkte glaspartijen in de rechter travee. Op de bel-etage domineert een centraal doorlopend woonkamervenster. Het houten deur- en vensterschrijnwerk is behouden, maar de kantelpoort van de garage is vervangen door een donkere sectionaalpoort.
Aan tuinzijde is de brede travee uitgewerkt als een schuin uitspringend volume dat de speelkamer op de begane grond en het bovenliggende terras van de woonvertrekken integreert. Deze uitsprong garandeert een optimale bezonning en maakt ruimte voor een nu verdwenen buitentrap die met het terras verbonden was.
Het kwalitatieve interieur, een totaalconcept, vermoedelijk integraal door de eigenaar ontworpen en in de jaren 1970 door hem aangepast, is vrij gaaf bewaard gebleven. Opvallend is de uitgesproken aandacht voor verwarming, ventilatie en geluidsisolatie volgens de meest vooruitstrevende eigentijdse technieken: geen gemene maar afzonderlijk opgebouwde zijmuren met tussenliggende rotswolisolatie; rechtstreekse elektrische verwarming door middel van vloerroosters en muurelementen gecombineerd met een ventilatiesysteem aangedreven door een luchtpomp in de keuken (Masser). Kenmerkend voor de interieuraankleding is een evenwichtig spel tussen koude en warme materialen.
De architect kiest voor een progressieve binnenindeling volgens een vrij plan, dat enkel op de begane grond nog verwijst naar de klassieke enkelhuisopdeling, met zijdelings vrijstaand trappenhuis met wenteltrap; op alle niveaus ruimtelijk opengewerkt als een gewichtsloze constructie met houten treden op een metalen steunbalk, zonder stootborden en met fraai cirkelvormig bovenlicht. De voorziene trapleuning met fijne metalen spijlen is uitgevoerd maar door de bouwheer vervangen door een bij het progressief interieur passende, meer dynamische driedelige buisleuning (twee onderste uit staal en bovenste gepolijste inox).
Op het gelijkvloers, waar de dienstvertrekken zijn ingericht, bepaalt een centraal en schuin geplaatst muurdeel ruimte-indeling en circulatie. Achter de toegang zit achtereenvolgens het trappenhuis en een studio. De brede travee herbergt op het middenplan een toilet en vestiaire die de overige ruimten ontsluit: aan straatzijde de naar achter toe smaller uitlopende garage en aan de tuin de speelkamer. Speelkamer en studio geven uit op een aan de tuin gelegen terras. Binnenin zijn de oorspronkelijke rode en gele vloeren in keramische tegels nog bewaard. Een horizontaal belijnde houten wandbekleding maakt een fraaie verbinding tussen studio, traphal en het bovenliggend niveau. Verder is in de inkom- en traphal ook een structuurbepleistering vastgesteld.
De bel-etage kenmerkt zich door een van straat naar tuin opengewerkte ruimte, met vooraan het salon, gescheiden van de traphal door een schuin geplaatst laag meubel met marmeren blad (mogelijk arabescato) op de kop een drankenschuif, volgens de bouwplannen met geïntegreerde bloembak die later is weggenomen. Karakteristiek voor laat-modernistische interieurontwerpen, komt een visuele afscheiding met de eetkamer aan de tuin tot stand door een verlaagd, houten plafond boven het salon en een haardelement. De eetkamer geeft samen met de keuken, die achter de traphal zit, uit op een terras, verbonden met de tuin. Het in de jaren 1960 opkomende nieuwe materiaal laminaat (formica), domineert de interieurvormgeving van de leefvertrekken. Flexibel van karakter kunnen de laminaatplaten door verwarming (postforming) over een onderliggende draagstructuur geplooid worden, resulterend in dynamische afgeronde hoeken, waarmee de meubels en de betonnen kolom in de leefruimte zijn afgewerkt. Het verleent de vormgeving van leefruimte en keuken een vloeiend en glad karakter, volgens de bouwplannen nog benadrukt door een organisch vormgegeven opgehangen schouwelement. Deze ‘koude’ elementen kregen een tegengewicht in een dik langharig tapijt in de leefruimte dat tegen de zijwand opgeplooid was als cosy corner. Dit expressieve totaalbeeld is echter minder doorgedreven uitgevoerd of later aangepast door een rechthoekig bakstenen schouwmassief en een bevloering met tegels in marmertegels (mogelijk bianco C), wel met behoud van de formica-bekleding. Het fraai aflopende houten plafond in het salon is vervangen door een recht uitgevoerde gyproc-structuur. In de ruimte hangen nog de oude donkere dag- en witte nachtgordijnen (Colver), bestaande uit een gaas met bekleding en een eigentijdse organische tekening die ook is vastgesteld bij de nog aanwezige luidsprekers. De railspots in metaalafwerking (Concord) zijn nog bewaard, evenals enkele vierkante wandverlichtingsarmaturen met gebogen uitgewerkte kunststofplaat. De keuken in formica is een vervanging uit 1973 (Top Mouton), met guillotinedeuren (naar onder én boven schuivend) en vooruitstrevend afzuigsysteem.
De topverdieping herbergt aan straatzijde een slaapkamer en en suite badkamer achter de traphal, en achteraan geven twee slaapkamers uit op de tuin. Alle slaapvertrekken zijn gescheiden door kamerhoge kasten met als schuiven opgevatte plinten en ingewerkte indirecte verlichting, ook toegepast op gelijkvloers en bel-etage. In de badkamer nog de oude wastafels en bekleding in blauwe glasmozaïek. Alle binnendeuren zijn uit volle MDF met een laminaatbekleding.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Deurne
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in laat-modernistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305114 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.