erfgoedobject

Portierswoning Venneborghof

bouwkundig element
ID
305140
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305140

Juridische gevolgen

Beschrijving

Vrijstaande villa in een pittoreske, eclectische stijl, naar verluidt als portierswoning van het Venneborghof opgetrokken in 1891 voor de laatste eigenaar Fredegand Patricius Jozef Maria Cogels-de Gruben (1850-1932), senator voor het arrondissement Antwerpen en later gouverneur van de Provincie Antwerpen, die het oude Jezuïetenhof in 1887 in openbare veiling aankocht om er tot aan zijn dood te resideren.

Gelegen aan het sedert 1878 gekasseide historische tracé van de Schotensesteenweg, eertijds de grens vormend met het kasteeldomein Ertbrugge en Zwarte Arend, vormt de villa nog het enige, weliswaar laat-19de-eeuwse bewaarde bouwkundige relict van het historische kasteeldomein Venneborghof. Met zijn beeldbepalende ronde traptoren vormt het een geheel met het in 1908 naar voorbeeld van en aan de overzijde van de portierswoning opgetrokken nummer 248.

Hoewel de gronden van het domein reeds vanaf de jaren 1920 verkaveld werden ten voordele van de nieuwe Venneborgwijk, bleef het oostwaarts van de conciërgewoning gesitueerde hof bewaard tot aan de sloop in 1947, die volgde op de zware beschadigingen ten gevolge van een V-bominslag. De percelen rond de portierswoning werden vanaf 1935 verder ontwikkeld door de Naamloze Maatschappij Venneborg onder leiding van Fredegands zoon Antoine Cogels (1893-1972), die tot doel had de familiegronden in Deurne, Wijnegem, Mortsel en Berchem ten gelde te maken. Volgens de kadastrale bronnen zijn in 1935 aan tuinzijde de aanbouwen in de hoeken toegevoegd, en in 1994 is de portierswoning gerenoveerd waarbij een deuropening in de zijgevel gedicht is, en achteraan boven de inkom een afdak is toegevoegd of vernieuwd.

De eclectische portierswoning is samengesteld uit gevarieerde volumes, geschikt rond de centrale ronde traptoren die de kelder en verdiepingen ontsluit, en bekroond is door een kegeldak. In tegenstelling tot de overige, oorspronkelijk met riet en thans met pannen gedekte daken, is het bekleed met leien. Een twee bouwlagen hoog, één travee breed en twee traveeën diep dwarsvolume onder een zadeldak met nok haaks op de straat, is geflankeerd door een loodrecht georiënteerd langshuis van één bouwlaag en twee traveeën onder een zadeldak, dat de kelders en de opkamer huisvest. In de hoek tussen beide volumes ligt aan tuinzijde een derde, één bouwlaag hoog volume onder een schilddak met nok haaks op de straat, dat tegen de noordelijke zijgevel een lage en deels open uitbouw onder lessenaarsdak heeft. Aan de andere, zuidelijke vrije zijgevel van dit volume is de toegang met open en in 1994 aangepaste veranda gesitueerd.

Rustend op een lage, blauwe hardstenen plint zijn de gevels opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, verlevendigd met horizontale banden uit donkere, gesmoorde en wit gekleurde baksteen, ook toegepast in de steekbogen van de gevelopeningen. Blauwe hardsteen is ook aangewend voor de dorpels.

De puntgevel van het dwarsvolume is geopend met drie boven elkaar geplaatste vensteropeningen, bovenaan met een kleiner zoldervenster, terwijl de zijgevel op de begane grond één centrale vensteropening en op de verdieping twee symmetrisch geplaatste vensteropeningen heeft, het geheel bekroond met een centrale dakkapel. Het dwarsvolume heeft naast twee vensteropeningen boven de vierkante keldergaten een klein traplicht, verspringend ook toegepast in de ronde toren erboven. De zijgevel is behoudens een kleine kelderverluchting en een oculus in de top, volledig blind. De uitkragende daklijsten van de puntgevel en de noordelijke zijgevel zijn ondersteund door verzorgd gesneden modillons en driehoekige opengewerkte en gebiljoende consoles, ter hoogte van de puntgevel met fraaie, recent gerestaureerde spitsbogige windveer, in de punt versierd met een druipmotief.

Het houten, thans wit en blauw geschilderde schrijnwerk is merendeels bewaard, met inbegrip van de paneelluiken met schuin geplaatste groeven of veren, en van de metalen luikduimen. De met een nieuwe beglazing ingevulde houten raamkozijnen hebben nog hun door een fijne verticale roede verdeelde bovenlicht.

De plattegrond toont op de begane grond achter de traptoren met spiltrap een centrale gang die aansluit bij de in de zuidelijke zijgevel van het tuinvolume gesitueerde toegang. In het linkse volume is een zitplaats ingericht met achterliggend het inkomportaal met open veranda en een afzonderlijk toiletvolume dat ontsloten is langs de gang. In de rechtse volumes bevinden zich respectievelijk een opkamer boven de verhoogde kelder, en in het daarachter gelegen tuinvolume een eetkamer met in de lagere flankerende aanbouw de keuken en het washuis. Alle volumes hebben een bovenkamer en/of zolderruimte.

  • Kadasterarchief Antwerpen, Kadastrale leggers Antwerpen, Leggers Antwerpen, afdeling XXIX (Deurne), artikel 1103, 10567.
  • Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen Antwerpen, afdeling XXIX (Deurne), 1891/5, 1935/80.
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier 629#1914.
  • STOCKMANS J.B. 1975 (herdruk 1895-1899): Deurne en Borgerhout sedert de vroegste tijd tot heden, Derde deel, Brussel, 156.

Auteurs: Van Severen, Elke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Portierswoning Venneborghof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305140 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.