is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Burgerhuis in art-decostijl
Deze vaststelling is geldig sinds
Half vrijstaand burgerhuis in art deco, in 1927 ontworpen door architect Edward Van Not voor Ernest Vercammen.
De loopbaan van architect Van Not ging kort na de eeuwwisseling van start. In het begin van zijn carrière ontwierp hij tientallen burgerhuizen in Antwerpen, een groot aantal in dienst van de Algemeene Bouwmaatschappij, waarbij het stijlenjargon varieerde van beaux-arts en cottage tot art nouveau. Minstens vanaf 1910 tot zijn overlijden was Van Not actief als gemeentelijk architect van Deurne. Hij combineerde deze functie met een privépraktijk. Waar hij vóór de Eerste Wereldoorlog in zijn talrijke woningontwerpen de neostijlen afwisselde met de art nouveau, paste hij tijdens de jaren 1920 simultaan de beaux-arts-, de cottage- en de art-decostijl toe. Voor de woning Vercammen combineerde hij elementen uit deze stijlen tot een rijke art-decostijl, met invloeden uit de Amsterdamse School.
Het half vrijstaande burgerhuis is niet enkel een kwalitatief voorbeeld uit het oeuvre van Edward Van Not, ze sluit ook aan bij de omgevende bebouwing in de straat, grotendeels bestaande uit burgerhuizen met verzorgde art-deco-, cottage- of modernistische bakstenen gevels. De woning Vercammen maakt verder deel uit van een homogene reeks van zes panden (nummers 7-17), ontworpen in 1927 of 1928 en telkens opgevat volgens een klassieke enkelhuisopdeling: smalle inkom- en brede zijtravee en met in het bouwdossier mee ontworpen voortuin met lage decoratief uitgewerkte afsluiting. Van de woning zijn voorhof en afsluiting bewaard terwijl de oude bestrating, wellicht in breuksteen, vervangen is.
Het ensemble kenmerkt zich door een strakke vormgeving, met ritmerende erkerpartijen en een afwisselend spel van baksteenparement en simili. De aandacht gaat naar de half vrijstaande woningen (nummers 9, 11 en 17), variërend op een standaard voorgevelplan met mijtervormige bekroning. De woning Vercammen is hierbij beeldbepalend door haar compact en eigenzinnig vormgegeven bouwvolume, opgevat als tegenhanger van de meer sobere aanpalende woning (nummer 9) met grondplan en opstand volgens een spiegelend schema.
De woning telt twee traveeën en twee bouwlagen onder een afgewolfd, complex zadeldak met rode pannen. De lijstgevel met houten daklijst kreeg een parement van rode baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk, op een hardstenen plint. Het baksteenmetselwerk is gecombineerd met simili of natuursteen (oorspronkelijk terra nova; in 2015 overschilderd als natuursteenimitatie in witte kleur gemengd met zand op bestaande laag) voor overhoeks doorlopende muurbanden, decoratieve accenten zoals hoekpartij en traphal; en ter verlevendiging van inkomportaal, vensterposten, -dorpels en -omlijstingen. Simili is eveneens toegepast voor erker- en terrasbalkon en in de gevelpunt.
De ontwerpplannen tonen een als één geheel ontworpen voor- en zijgevel, waarbij de compositie de nadruk legt op de volumewerking in de bovenbouw, geïnspireerd door de Amsterdamse School: een lage, geblokt uitgewerkte hoekpartij in simili met achterliggend terras geflankeerd door hoger oprijzende dakvolumes met expressieve pannenbekleding. De art-decostijl laat zich aflezen in de verzorgde geveldetaillering, met een getrapte belijning van het baksteenmetselwerk en gecementeerde vlakken.
Ondanks de inkom in de zijgevel, is de straatgevel als façade geconcipieerd, met de klassieke enkelhuisopdeling, bestaande uit een smalle, twee bouwlagen hoge inkomtravee en een brede venstertravee met driezijdige erker op het gelijkvloers, rondboogvenster op de verdieping en bekroning door een mijtervormige geveltop. Het erkerbalkon kreeg een smeedijzeren leuning met gelijkaardige lijnvoering als het tuinhek, ook toegepast in de hoge kelderlichten.
Centraal in de lange zijgevel, onder het afgewolfde dakschild, zijn drie quasi symmetrisch en verticaliserend vormgegeven traveeën herkenbaar, met toegang rechts. De toegangstravee is gemarkeerd door grotere, boven elkaar geplaatste rechthoekige vensterpartijen; op dakniveau uitgewerkt als een halfrond licht. Het rondboogportaal is benadrukt met accoladevormige consoles ter ondersteuning van de luifel en met hardstenen onderbouw, bestaande uit twee treden afgezoomd door basementen, wellicht voor het plaatsen van siervazen. Ook bewaard gebleven is de geschilderde houten voordeur met groot deurvenster waarin sierlijk smeedwerk, rechts geflankeerd door een koperen brievengleuf. Deze opbouw is herhaald in de linker travee. Daartussen is het centrale gedeelte opgevat als een venstertravee ter verlichting van het trappenhuis: een breed en nagenoeg gesloten muurdeel, slechts doorbroken met kleine, ovale en langgerekte traplichten, opvallend decoratief gevat in een lepelvormige gecementeerde omlijsting.
De hoekpartij, die voor- en zijgevel verbindt, is verlevendigd door een reliëfdecoratie met geometrisch gesculpteerde schild-, planten- en bloemenmotieven. Deze hoekpartij was volgens de oorspronkelijke bouwplannen bijkomend geaccentueerd door een modern aandoende bekroning: een strookvormige uitsparing in de similibekleding van de in het gevelvak uitgevoerde bakstenen balusters, een fraai detail dat gewijzigd uitgevoerd is of later vlak weggecementeerd is met behoud van de ritmerende rechthoekige openingen.
De woning heeft recent aanpassingswerken ondergaan met respect voor het oorspronkelijke uitzicht: dakpannen (voordien Pottelberghs 44, nu amarantkleurige vervanging) en daklijst zijn vernieuwd en het houten vensterschrijnwerk is vervangen met behoud van materiaal en indeling.
Voor de plattegrond koos architect Van Not de traditionele enkelhuisindeling. Op de begane grond ontsluit het zijdelings ingeplant trappenhuis in de deurtravee een bureel aan straatzijde, terwijl achter de traphal een smalle doorgang met toilet naar de keuken leidt. In de brede venstertravee is de enfilade van salon, eetkamer en veranda nog duidelijk herkenbaar, ondanks de recente samenvoeging van bureel en leefruimten tot een L-vormige ruimte. Keuken en veranda geven uit op een overluifeld terras, volgens de oorspronkelijke bouwplannen gevelbreed ontworpen maar slechts gedeeltelijk uitgevoerd achter de veranda en verbonden met de twee treden lager gelegen tuin.
Dezelfde indeling is toegepast voor de kelder en op de verdiepingen, waar het bouwvolume terugspringt aan tuinzijde. Op de eerste verdieping voorziet het ontwerp in de inkomtravee een badkamer aan straatzijde en achteraan een bergplaats; de brede travee herbergt aan de straat een slaapkamer met balkon en achterliggend boudoir, uitgevend op een terras aan de tuin. Na 1950 is het bouwvolume achteraan uitgebreid tot een grotere slaapkamer, waarbij een deel van het terras is opgeofferd. Op de tweede verdieping geeft de traphal toegang tot het hoekterras aan de straat, terwijl de overige ruimte wordt ingenomen door mansarde- en zolderruimten, mogelijk voor inwonend personeel. De woning is gedeeltelijk onderkelderd met kolen- en provisieruimten.
In het interieur is op het gelijkvloers een gaaf bewaarde art-deco-afwerking, die aansluit bij de stijl van het exterieur. In de leefruimten zijn nog parketvloeren (visgraat) aanwezig met brede boord en de traphal, keuken en op het terras op de eerste verdieping hebben nog terrazzovloeren (lichtgrijs met een mozaïekbelijning in dambordpatroon). Opmerkelijk fraaie details zijn de hoge houten lambrisering in de voormalige veranda met een uit de neorenaissance ontleend wortelmotief; de doorgang tussen woon- en eetkamer met accolademotief en tot slot de beglaasde binnendeuren, op de begane grond voorzien van glas-in-loodpanelen met polychrome geometrische motieven.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Deurne
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in art-decostijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305162 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.