is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa Cogels
Deze vaststelling is geldig sinds
Vrijstaande villa in cottagestijl met beboomde en omhaagde voortuin, teruggaand tot een woning die baron Frédegand Cogels (1850-1932) omstreeks 1929 liet bouwen. De Villa Cogels is de eerste woning die in de straat werd gebouwd, nog voor die aangelegd was. Het is één van de grootste en één van de weinige vrijstaande villa’s in de wijk.
De oorspronkelijke bouwplannen van 1929 zijn getekend door de architecten Cols en De Roeck. Ondanks de verkregen bouwtoelating is geopteerd voor een sterk aangepaste uitvoering, waarbij het onduidelijk is of Cols en De Roeck het gerealiseerde ontwerp voor hun rekening namen. De woning is in 1944-1945 beschadigd door één of meerdere bominslagen (V1 en/of V2), en vervolgens naar ontwerp van Pierre Agie de Selsaeten in 1947 vergroot. Opdrachtgever was Antoine Cogels (1893-1972), zoon van Frédegand en vader van Irma Henriette Ilona Magda (Kiss) Cogels, een geadopteerd Hongaars meisje die in 1944 trouwde met Joseph Agie de Selsaeten, broer van architect Pierre. Op de plannen uit het verbouwingsdossier van 1947 is duidelijk te zien dat de bestaande toestand op dat moment niet te linken is aan het ontwerp in het bouwdossier 1929. Omstreeks 1989 is de woning aan de zuid- en achtergevel uitgebreid met een wintertuin in beglaasd aluminium.
Ondanks de aantasting van het oorspronkelijke karakter, is de villa beeldbepalend in de wijk, als één van de grootste en één van de weinige vrijstaande woningen. De woning onderscheidt zich verder van de omgevende, overwegend aaneengesloten bebouwing door de opvallend diepe inplanting op een quasi rechthoekig perceel. De ruime voortuin is afgezoomd door een lage afsluiting in baksteen en metaal, uitgerust met twee houten poorten met verticale spijlen ter ontsluiting van woning en garage.
Het pand heeft een historische waarde voor Deurne, als residentie van de familie Cogels, die vanaf het interbellum een centrale rol speelde in de verdere verkaveling van de straat. Frédegand Cogels bouwde een politieke carrière uit; eerst als senator en vervolgens als gouverneur van de Provincie Antwerpen. Als telg van de vooraanstaande Antwerpse familie, die verscheidene buytengoeden bezaten te Deurne, verwierf hij in 1887 het oude kasteel van Venneborg, waar hij tot zijn dood zou resideren. De villa Cogels is gebouwd aan de rand van dit 19 hectare grote domein en aan de voorloper van de in 1937 aangelegde Legerstraat, later Alfons Schneiderlaan, waarvan het tracé zeker teruggaat tot de vroege 19de eeuw.
Zijn zoon Antoine Cogels was sinds 1935 aangesteld als gedelegeerd bestuurder van de Immobilière Venneborg. In deze functie stond hij in voor het te gelde maken van de familiegronden in Deurne, Berchem, Mortsel en Wommelgem. In 1947 nam hij het initiatief tot herstel en uitbreiding van de villa Cogels, die hij als eigen residentie betrok. De betrokken architect, Pierre Agie de Selsaeten, was wellicht familie van de echtgenoot van de geadopteerde dochter van Antoine. Deze architect was betrokken bij verscheidene renovatiewerken in de Alfons Schneiderlaan, met als uitschieter de uitbreiding omstreeks 1950 van een groot, ondertussen afgebroken burgerhuis in conventionele stijl dat de familie Cogels verderop in straat in bezit had.
De oorspronkelijke bouwplannen naar ontwerp van architecten Cols en De Roeck uit 1929, tonen een vrijstaand bouwvolume, ingeplant in de diepte van het perceel, met een quasi rechthoekige plattegrond. Naast de dominante dakconstructie en de hoog oprijzende schoorstenen, wordt het pittoreske karakter van het ontwerp vooral bepaald door de voorgevel, een brede, manke puntgevel met top in stijl- en regelwerk, aansluitend bij de meer behoudsgezinde realisaties van Cols en De Roeck vanaf de jaren 1920. Ondanks de verleende bouwtoelating is geopteerd voor een sterk gewijzigd en architecturaal afgezwakt concept, met een andere inplanting in de breedte van het perceel. Het bouwdossier van de uitgevoerde woning is niet gekend, evenmin is duidelijk of Cols en De Roeck hierbij betrokken waren. Het plan met de bestaande toestand in het verbouwingsdossier van 1947 geeft het uitgevoerde ontwerp weer.
Deze statige villa, drie traveeën breed en twee bouwlagen hoog, is voorzien van baksteenmetselwerk in kruisverband op de begane grond onder een complex pannendak. Karakteristiek voor de cottagestijl is de woning verfraaid met stijl- en regelwerk in de bovenbouw, terwijl de compositie bepaald wordt door een asymmetrisch opgevatte façade met puntgevel. Waar het voorontwerp voorzag in een garage links en terugwijkende toegang rechts, is geopteerd voor een uitvoering met links een laag inkomportaal onder zadeldak. De rechter travee met puntgevel, waarachter de leef- en slaapruimten zijn ingericht, wordt benadrukt door een bow-window op de begane grond. Informeel maar regelmatig van opzet, bestaat de ordonnantie verder uit uiteenlopende venstervormen, met karakteristieke kleine roedeverdeling in de bovenbouw.
Omstreeks 1947 is de woning vergroot in een gelijkaardige vormgeving, met een half ondergrondse garage - ter vervanging van de vernielde voorganger -, een erker op de begane grond en een venster op de verdieping. Deze aanpassingen hebben de leesbaarheid van het oorspronkelijke bouwvolume aangetast. De garagetoegang en de verbinding met de voorhof zijn uitgevoerd in breuksteen, aansluitend bij het pittoreske karakter van de woning. Puntgevel en uitbreiding zijn gevat onder een mank zadeldak waarbij in de zijgevel een blind risaliet is aangebouwd, eveneens onder zadeldak en verfraaid met een hoog oprijzende schouw, in functie van de nieuwe zithoek met open haard op de begane grond. Het houten deur- en vensterschrijnwerk is behouden of later vervangen naar oud model. Ook de houten dakrand en de oude dakpannen zijn nog aanwezig.
Het oorspronkelijk quasi rechthoekige grondplan wordt karakteristiek voor de cottagestijl gedomineerd door een centraal ingeplante, opvallend ruime traphal, opgevat als een scharnier tussen de inkom met vestiaire enerzijds en de dienst- en woonvertrekken anderzijds. Achter de puntgeveltravee is op het gelijkvloers een salon aan straatzijde aansluitend op een eetkamer, die samen met de keuken uitgeeft op de tuin. De leefvertrekken zijn in 1947 uitgebreid met een zithoek waardoor een L-vormig grondplan tot stand kwam, in 1989 nog uitgebreid met een wintertuin. Op de verdieping zijn de slaapvertrekken ingericht, oorspronkelijk mogelijk met zolderkamer(s) voor het inwonend personeel.
Anno 2017 tonen foto’s van de binnenruimte dat het traditionalistische interbelluminterieur nog grotendeels bewaard is. Van belang is de pittoreske inkomhal met houten trappenhuis voorzien van geprofileerde trappalen en een ritmische afwisseling van slanke en forsere balusters. De ruimte is verlevendigd met karakteristieke geprofileerde kruis- en ruitvormige motieven wellicht in stucwerk respectievelijk voor de trapkast en plafondbekleding. De leefvertrekken zijn verfraaid met een mogelijk nog oude decoratieve balkenlaag en een sierhaard met neogotische wangen en neomaniëristische schouwkornis. Verder zijn hier wellicht nog de oorspronkelijke parketvloeren (visgraat en ruit-motief) en nog oude(re) houten wandbekleding met blinde registers behouden. De leefruimte en de zithoek aan straatzijde zijn verbonden middels een typische korfboogvormige doorgang.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Alfons Schneiderlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa Cogels [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305213 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.