omvat de aanduiding als beschermd monument Duitse bunkers 'Südabschnitt' in kasteelpark Bel Air: ensemble
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Duitse bunkers 'Südabschnitt' in kasteelpark Bel Air: manschappenonderkomen
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Duitse bunkers en loopgraven Südabschnitt
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Duitse bunkers Südabschnitt bij Fort Breendonk
Deze bescherming is geldig sinds
De 'Südabschnitt' is een Duitse bunkerlinie uit de Eerste Wereldoorlog, die werd aangelegd als onderdeel van de 'Stellung Antwerpen'. De bunkerlinie is meer bepaald ten zuiden van Antwerpen aangelegd, tussen de Kloosterstraat in Bornem en Blaasveld (Willebroek).
Volgens het Belgische vooroorlogse verdedigingsconcept diende Antwerpen te fungeren als 'Nationaal Reduit': in geval van overmacht vormde de Versterkte Stelling Antwerpen het toevluchtsoord voor regering en leger. In die vesting moest het leger lang genoeg actief weerstand kunnen bieden om de grote mogendheden – die borg stonden voor de Belgische onafhankelijkheid – de tijd te geven om een diplomatieke of militaire oplossing uit te werken die het voortbestaan van België zou verzekeren. Forten, schansen en andere verdedigingswerken waren vanaf 1851 in gordels rond de stad opgetrokken. Aangezien de reikwijdte van de artillerie snel evolueerde, dienden nieuwe verdedigingswerken steeds sterker en verder van de stad opgetrokken te worden.
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog vormden de forten en schansen met hun geschutskoepels de ruggengraat van de verdediging van Versterkte Stelling Antwerpen. De hoofdweerstandsstelling werd gevormd door de buitenste fortengordel, met 21 forten en 12 schansen. Hiervan bestonden de schansen en de 11 nieuwste forten uit betonnen pantserwerken. Dichter bij Antwerpen lag de Veiligheidsomwalling, gelegen op de fortengordel van 1859, waarvan de oudere forten en kleine schansen gemoderniseerd waren. Ook nog bestaande verdedigingswerken van de Grote Omwalling, die gebouwd was in 1859-1864, werden in staat van verdediging gesteld. Ten slotte was er nog een Scheldeverdediging, bestaande uit de forten Sint-Marie, Sint-Filips en drie kustbatterijen en een aantal voorbereide inundaties. Daarnaast werden er nog veldversterkingen opgetrokken, waaronder loopgraven en draadversperringen en werden gebieden, daar waar mogelijk geïnundeerd.
De vesting Antwerpen werd georganiseerd in zes sectoren. In de Vde sector, waar er geen permanente verdedigingswerken waren opgetrokken tussen Fort Haasdonk en de inundatiezone bij de polders van Beveren, dienden veldversterkingen de hoofdrol te spelen in de verdediging.
Na de Duitse inval op 4 augustus 1914 verschanste de Belgische regering zich vanaf 16 augustus 1914 in Antwerpen, terwijl de stad fungeerde als logistiek centrum voor het veldleger. Vanaf 19 augustus 1914 trok het Belgisch veldleger zich terug in de vesting Antwerpen.
Na een reeks 'uitvallen' door het Belgisch leger uit de vesting Antwerpen, richtte het Duitse leger vanaf eind september zijn artillerie op de forten rond de stad. Vooral de forten aan zuidoostelijke zijde van Antwerpen werden geviseerd: vele forten bezweken onder de zware Duitse artillerie. Andere verdedigingswerken werden opgeblazen tijdens de terugtocht van de Belgen. Slechts 13 van de 33 werken van de hoofdweerstandsstelling waren onbeschadigd in Duitse handen gevallen.
Op 13 oktober 1914, drie dagen na de val van Antwerpen, nam het Duitse opperbevel het besluit om de vesting Antwerpen opnieuw in staat van verdediging te stellen. Aan vele forten en schansen werden herstellingswerken uitgevoerd en ook de Belgische veldversterkingen werden behouden. De gereorganiseerde 'Stellung Antwerpen' vormde voortaan een steunpunt in de 'Antwerpen-Maas-Stellung'. Antwerpen vormde bovendien een strategisch uiterst belangrijk bruggenhoofd langs de Schelde. Ten slotte dekte de vesting de rechterflank van het leger om een eventuele verrassingsaanval vanuit Nederland te verhinderen.
De 'Kaiserliche Festung Antwerpen' werd in drie sectoren ingedeeld: de 'Nordabschnitt' tussen de Schelde en het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, de 'Südabschnitt' tussen de Zenne en de Schelde en de 'Westabschnitt' op de Linkerscheldeoever.
In 1916 werd beslist om versterkingen op te richten tegenover de Nederlandse grens: de 'Hollandstellung' en de 'Stellung Antwerpen-Turnhout' of 'Turnhoutkanalstellung'. Rond Antwerpen werden de voor de Duitsers belangrijke fronten tijdens de eerste helft van 1917 eveneens met bunkers versterkt. Er werden bunkerlinies opgetrokken tussen de Schelde stroomafwaarts en het Kanaal van Turnhout ('Nordabschnitt'), met aansluiting op de 'Turnhoutkanalstellung'. Tussen de Zenne en de Schelde stroomopwaarts werden bunkers van de zogenaamde 'Südabschnitt' aangelegd. Tussen de Schelde stroomopwaarts en de inundaties van de polders van Beveren, werd de 'Westabschnitt' aangelegd, die ter hoogte van Vrasene aansloot op de 'Hollandstellung'. Tussen het kanaal Dessel-Schoten en Willebroek lijken de Duitsers geen werk te hebben gemaakt van de verdere uitbouw van reeds aanwezige Belgische stellingen.
In de 'Stellung Antwerpen' werden er naar verluidt in totaal 839 bunkers gebouwd: deze werden ingeplant op de Belgische veldversterkingen uit 1914. De bunkers werden opgetrokken onder leiding van genietroepen van de 'Kaiserliche Fortifikation Antwerpen', in opdracht van de 'Armeegruppe Antwerpen'. Ook de bunkers van de 'Turnhoutkanalstellung' werden onder leiding van dezelfde genietroepen opgetrokken, wat verklaart waarom langs beide stellingen eenzelfde bunkertypologie werd toegepast. De voorbereidingen startten reeds in 1916. De werken werden uitgevoerd door (opgeëiste) Belgische werkkrachten.
De 'Stellung Antwerpen' en de 'Turnhoutkanalstellung' werden gecontroleerd door het 'Generalgouvernement'. Vanaf de zomer van 1917 was de 'Armeegruppe Antwerpen', bestaande uit vier infanteriedivisies en twee gemengde brigades, belast met de bewaking van de Nederlandse grens tussen de Schelde en Turnhout. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vond er langs deze verdedigingsstellingen geen enkel militair treffen plaats.
De 'Südabschnitt', ongeveer 15 kilometer lang, werd aangelegd in de voormalige Belgische Vierde Sector uit 1914, tussen twee zones die voorzien werden als inundatiezones, met name van de Scheldepolders in Bornem en van Heindonk in Willebroek. In deze inundatiezones werden geen bijkomende versterkingen aangelegd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bestond het gebied tussen beide inundatiezones uit een vrij open en vlak terrein. Bij de aanleg van de bunkerstelling onder leiding van de 'Kaiserliche Fortifikation Antwerpen' werd gebruik gemaakt van Belgische loopgraven en stellingen uit 1914, die waren aangelegd op de verdedigingslijn van Belgische forten en schansen: Fort Bornem, schans Puurs, Fort Liezele, schans Letterheide en Fort Breendonk. Zo goed als alle loopgraven, die door de Belgen waren gegraven, werden door de Duitsers verder uitgewerkt. Ook enkele Belgische bunkers werden door de Duitsers hergebruikt, zelfs afgewerkt.
De 'Südabschnitt' uit 1917 bestond uit draadversperringen, met daarachter (ten noorden en noordoosten ervan) loopgraven, waarin de meeste bunkers opgetrokken werden. Op bepaalde plaatsen ontdubbelde de loopgraaf. Daarachter werden eventueel nog bijkomende loopgraven voorzien, evenals commandoposten voor de infanterie en artillerie. Vermoedelijk was het de bedoeling om deze bijkomende loopgraven aan te leggen eens de stelling effectief bezet werd, tijdens de zogenaamde 'Armierung'. Het betreft doorgaans dus een enkele bunkerlijn, met enkele commandoposten in de diepte. Ook de aanwezige forten en schansen werden als verdedigingswerk in de 'Südabschnitt' ingeschakeld.
De 'Südabschnitt' werd in drie sectoren georganiseerd. Volgens een Belgische na-oorlogse inventarisatie zouden er in het totaal 128 bunkers opgetrokken zijn in de 'Südabschnitt'. De meeste bunkers zijn opgetrokken volgens specifieke ontwerpplannen, die ook elders in de 'Stellung Antwerpen' werden toegepast.
In de bunkerlinies rond Antwerpen waren de bunkers gebaseerd op gestandaardiseerde modellen. De bunkers werden opgetrokken uit gewapend beton, met doorgaans een wanddikte aan vijandzijde van 1m dik. Aan de andere zijden van de bunker volstond 50cm. Het dak diende tussen de 60 en 80cm sterk te zijn. Het dak neemt aan de achterzijde vaak de vorm aan van een licht zadeldak, wellicht ten behoeve van afwatering. Doorgaans is het plafond versterkt met een bekledingsplaat (gegolfde plaatijzers) en spoorrails. De vloerdikte bedraagt 50cm. Deze constructies dienden bestand te zijn tegen een beschieting met veldartillerie en enkele 15cm voltreffers. De toegangen waren vermoedelijk afgesloten door een tweeledige deur. Daar waar mogelijk, werden de bunkers in het terrein ingegraven. De hoeken en randen aan de blootgestelde zijden werden afgerond om treffers te doen afschampen.
Het type bunker dat het vaakst voorkomt in de 'Südabschnitt' werd op de bewaarde Duitse plannen aangeduid met 'U', wat staat voor 'Unterstand', een manschappenonderkomen. In een legende bij een kaart van de 'Nordabschnitt' wordt dit gespecifieerd als 'Unterschlupf für 18 Mann', een onderkomen voor 18 man. Dit type bunker wordt in Belgische inventarisaties aangeduid met type VI. In een Belgische inventarisatie van 1935 wordt dit type ook aangeduid met type 7a. Deze 'Unterstände' komen zowel in de voorste lijn voor, als een tiental meter achter deze voorste loopgraven. Het betreft een type bunker met een uitspringend gesloten deel aan de voorzijde en twee toegangen aan de achterzijde van de bunker. De bunker heeft binnenin één ruimte. In de binnenmuren zitten verschillende nissen en openingen.
Er werden ook grotere schuilplaatsen gebouwd, op Duitse kaarten aangeduid met 'U Tr', wat volgens de Duitse kaart van de 'Nordabschnitt' staat voor 'Untertreteraum', een groot manschappenonderkomen. Dit type bunker is ook gekend als type VII of 11a. Het betreft een type bunker met een rechthoekig grondplan, met twee toegangen aan de achterzijde, die elk via een L-vormige gang uitmonden in de grote binnenruimte. Voor enkele 'U Tr' in de 'Stellung Antwerpen' werden ook bestaande Belgische bunkers van 1914 gerecupereerd.
In de voorste lijn zijn 'MG' terug te vinden, wat staat voor 'Maschinengewehr', een mitrailleurspost. Dit type werd aangeduid met type IV of 2a, was evenredig verdeeld over de voorste verdedigingslijn. Dergelijke bunker was bedoeld voor een zware mitrailleur om flankerend te vuren. De mitrailleursposten waren zo gepositioneerd, vaak in een knik van de loopgraaf, dat de vuren elkaar konden kruisen. Kenmerkend bij dit type bunker zijn de twee openingen in de voormuur van de bunker, waarbij de ene opening diende als schietopening en de andere als observatieopening. Parallel met de achtermuur van de bunker liep een brede gang van 1,25 meter. De twee toegangen tot deze gang mondden uit in de loopgraaf. Centraal in de gang zat de toegang tot de bunkerruimte, die afgesloten werd met een deur. In de binnenmuren van de bunker zitten verschillende nissen en openingen.
Daarnaast werden er Duitse geschutsbunkers gebouwd voor Belgische 7,5cm kanonnen op plaataffuit. Deze kanonnen, in principe bedoeld als veldgeschut, waren door de Duitsers verwijderd uit de forten en schansen rond Antwerpen. Op Duitse plannen werd dit type bunkers aangeduid met 'ZWSTR', wat staat voor 'Zwischenraumstreiche', wat interval of tussenruimte betekent. In de Belgische naoorlogse inventarisatie werd dit type aangeduid met type VIII. Ze komen doorgaans per twee voor, elk met een ander schootsveld. Het betreft een type bunker met een rechthoekige plattegrond, met één L-vormige toegang aan een zijkant, die uitmondt in de enige bunkerkamer. In de voormuur van de bunker zit een schietopening voor het kanon, met ernaast een kleine, naar buiten toe versmallende kijkopening. De schietopening meet aan buitenzijde 100 x 55cm, terwijl de kijkopening aan de buitenzijde 15cm breed is. De plaataffuit van het kanon was bevestigd aan de binnenwand van de bunker. De schietopening kon aan de buitenzijde met een ijzeren plaat afgedekt worden.
Behalve dit standaardtype zijn er nog varianten terug te vinden. Bij Schans Smoutakker zijn er twee dubbele geschutsbunkers terug te vinden: bij deze bunkers waren er in de voormuur twee schietopeningen met plaataffuit naast elkaar aangebracht, eveneens bedoeld voor 7,5cm kanon. Bij Fort Liefkenshoek werd dan weer een type geschutsbunker opgetrokken voor een 12cm houwitser kanon, model 1913.
In de voorste lijn zijn kleine observatieposten terug te vinden voor de infanterie, op de Duitse plannen aangeduid met 'IB', wat staat voor 'Infanterie-Beobachter'. In de Belgische inventarisatie is dit type IX. De infanteriewaarnemer was verantwoordelijk voor het telefonisch leiden en coördineren van de infanterievuren, zoals zware mitrailleurs of granaatwerpers. Er komt een type observatiepost voor met pantserplaat, type 4a volgens de inventaris van 1935 en een type zonder pantserplaat maar met observatiegleuf, type 5a. Beide types hebben dezelfde vorm en afmetingen. Bij het eerste type is of was de waarnemingsopening afgesloten met een 4cm dikke ijzeren plaat, die vooraan gebogen en bovenaan vlak is en die in het dak van het vooruitspringende deel aan de voorzijde van de bunker steekt. In het vlakke deel zit een ronde opening, die met ijzeren platen gedicht kon worden. In het schuine deel van de pantserplaat, juist boven de betonnen wand, zit een kleine gleuf. In de observatiepost zonder pantserplaat steekt een gleuf in de voormuur van het uitspringend deel, die naar het midden toe versmalt.
Een ander type observatiepost is groter en was bedoeld als artillerieobservatiepost. De artilleriewaarnemer was verantwoordelijk voor het aanvragen en leiden van het artillerievuren. Dit type is eveneens steeds terug te vinden in de voorste lijn, maar komt niet zo vaak voor als de kleinere 'IB'. Op de Duitse plannen wordt dit type aangeduid met 'AB', wat staat voor 'Artillerie-Beobachter'. In de Belgische inventaris is dit type XIV of 4a. Dit type bunker meet min of meer 7 x 3,2m. Centraal aan frontzijde springt de bunker uit. In dit vooruitspringend deel zit een opening, die afgesloten was met een 4cm dikke ijzeren plaat, zoals bij de infanterieobservatiepost. Dit type bunker heeft aan de achterzijde één toegang, die via een L-vormige gang en een tweede deuropening uitmondt in de binnenruimte.
In de 'Südabschnitt' is ook nog het type 'Zf' opgetrokken, wat volgens de legende van de kaart van de 'Nordabschnitt' staat voor 'Zugführerunterstand', een commandopost voor de bevelhebber van een peloton. Dit type XVII of 9a betreft een relatief klein type bunker, met een asymmetrische vorm en een binnenruimte van 2,5 op 2 meter.
In de 'Südabschnitt' werden ook enkele Belgische bunkers geïntegreerd die net vóór de oorlog waren opgetrokken. Tussen het fort van Liezele en Blaasveld zouden er oorspronkelijk vijf bunkers zijn opgetrokken. Ook elders in de Vesting Antwerpen waren nog vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bunkers van Belgische makelij opgetrokken, maar het is niet duidelijk of ze allemaal hetzelfde ontwerp hadden. Het type bunker zoals teruggevonden in de 'Südabschnitt', aangeduid met type XV zou oorspronkelijk bedoeld zijn als onderkomen voor een mitrailleurploeg. Het betreft U-vormige constructies van min of meer 10,90 op 8,45 meter, die aan de achterzijde open waren. Kenmerkend bij deze bunkers van Belgische makelij was dat de muren aan de buitenzijde met kasseien waren bezet. De grote binnenruimte werd overspannen aan de hand van stalen profielen, mogelijk spoorrails. Tegen de voormuur waren, althans zeker in de 'Nordabschnitt', houten balken verticaal tegen elkaar geplaatst. Soms zijn er betonspatten boven de toegang zichtbaar, die wellicht door de Duitsers werden aangebracht.
Na de wapenstilstand werden de loopgraven gedempt en draadversperringen verwijderd. De bunkers kwamen in handen van het ministerie van defensie. Tijdens het interbellum werd getracht om alle Duitse bunkers te inventariseren, met als doel om ze te behouden en in te schakelen in de verdediging van het land. Vooral de bunkers met schietgaten en observatiegleuven, evenals enkele 'Unterstände' bleven voor het Belgisch leger interessant. Enkele gronden met bunkers werden opgekocht, terwijl met andere eigenaren overeenkomsten werden gesloten. Daar waar men in de jaren 1920 alle bunkers wilde beschermen, liet men in de jaren 1930 enkele grondeigenaars toe om bunkers te verwijderen, die niet meer in het verdedigingsplan voor Antwerpen pasten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de toegangen van de bunkers dichtgemetseld op bevel van de Duitse bezetter, om te vermijden dat het lokale verzet of parachutisten de bunkers zouden gebruiken.
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Belgische bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse commandopost
Omvat
Duitse geschutsbunker
Omvat
Duitse geschutsbunker
Omvat
Duitse geschutsbunker
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Omvat
Duitse observatiepost
Is deel van
Blaasveld
Is deel van
Bornem
Is deel van
Liezele
Is deel van
Puurs
Is deel van
Ruisbroek
Is deel van
Willebroek
Is gerelateerd aan
Lichterstraat fase 1
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Duitse bunkerlinie Südabschnitt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305290 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.