Teksten van Mijnkrater 7/6/1917 Spanbroekmolen

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305362

Spanbroekmolen (2016) ()

Spanbroekmolen was één van de 11 locaties aan het front van de Eerste Wereldoorlog waar de mijnenslag werd uitgevochten. De mijnkrater die het best gekend is onder de benaming ‘Pool of Peace’ is een restant van de ontploffing van een dieptemijn uit de Eerste Wereldoorlog.

De Spanbroekmolenkrater is ongetwijfeld de bekendste van alle mijnkraters die ontstonden op 7 juni 1917. Hij bevindt zich op het hoogste punt (76m) van de heuvelrug tussen Wijtschate en Mesen. De Duitsers hadden deze hoogte, waar voor de oorlog een molen stond, tot een bolwerk versterkt met bunkers, mitrailleurnesten en loopgraven. Niet minder dan twaalf Duitse schachten en ondergrondse afluisterposten werden in een halve cirkel rond het bolwerk geïnstalleerd. Dat toont aan dat de vrees voor een aanval op deze positie reëel was.

De Britten kozen het bolwerk uit als één van de locaties voor de mijnenslag. De graafwerkzaamheden waren in januari 1916 gestart door de 250th Tunnelling Company en later overgenomen door respectievelijk de 3rd Canadian Tunnelling Company, de 175th Tunnelling Company en de 171st Tunnelling Company. Deze laatste eenheid plaatste op 28 juni 1916 de springlading van ruim 41 ton ammonal in een kamer, die via een tunnel van 520 meter verbonden werd.

De 171st Tunnelling Company kreeg daarna de opdracht om vanuit de Spanbroekmolen-tunnel het Duitse steunpunt Rag Point te ondermijnen, dat 1100m verder lag. Uiteindelijk werden deze graafwerkzaamheden stilgelegd, toen Duitse mijnen de werkzaamheden serieus hinderden en de lading onder de Spanbroekmolen in gevaar brachten. Op 3 maart 1917 lieten de Duitsers drie zware mijnladingen vanuit galerijen van de Ewald-schacht tot ontploffing brengen, met als gevolg dat de Britse constructie over een lengte van meer dan 120 meter instortte. Toen de tunnellers poogden om een bypass uit te graven, kregen ze af te rekenen met mijngas, waarbij drie manschappen het leven lieten. Maar de Duitsers lieten ook de herstellingswerken niet ongemoeid. De dieptemijn geraakte beschadigd en de ontstekers moesten worden vervangen. Pas op 6 juni 1917, slechts enkele uren voor de Big Bang, kon alles in gereedheid gebracht worden voor een ‘succesvolle’ explosie. De ontploffing liet op 7 juni 1917 een krater van 76 meter diameter en 12 meter diepte na.

  • Mijnschacht Spanbroekmolen begonnen op 1 december 1916, lading klaar op 28 juni 1916.
  • Lading 41276 kg ammonal
  • Diepte springlading: 27m
  • Galerij lengte: 521 m

Huidige situatie

Herkenbaar in het landschap ligt de meest bekende van de mijnkraters, Spanbroekmolen. Door zijn hoogte en omdat de kraterlip met bomen is begroeid, is deze iconische plek gemakkelijk in de omgeving te herkennen. Het is de enige diepe krater die niet op landbouwgrond ligt. In 1930 kocht de Britse lord Wakefield de krater en droeg die gelijk aan de beweging ‘Toc H’ over, dezelfde die ook het Talbot house in Poperinge beheerde. Het was deze christelijke beweging die de plek aan de vredesgedachte opdroeg en de benaming Pool of Peace introduceerde. Doel van de aankoop was “securing it from commercial intrusion”. Intussen is de krater in erfpacht gegeven aan de provincie West-Vlaanderen.

Sinds zijn ontstaan is de aanblik van de krater veranderd. Door de dichte vegetatie op de rand is de krater visueel afgesneden geraakt van de rest van de omgeving: wie bij de waterplas staat, ziet de omgeving niet en omgekeerd, van op de kraterrand is de waterplas niet zichtbaar. De krater is gevuld met water dat door de onderliggende kleilagen niet weg kan. Aan het wateroppervlak heeft hij een doorsnede van slechts 45m. Belangrijker is de kraterlip (talud) die beter de originele omvang van de krater weergeeft (130m diameter). Vergeleken met andere kraters is de kraterlip van Spanbroekmolen het best bewaard, waarschijnlijk omdat het perceel al tijdens het interbellum werd verkocht, sindsdien niet langer door vee is betreden of vergraven.

Een wandelpad rondom stimuleert de waarneming van de omgeving. Door de hoge ligging (76m) heeft men er een goed uitzicht. Het geeft een idee van het uitzicht dat de Duitsers over het slagveld hadden. Verschillende herkenningspunten maken de ruimtelijke invulling van het frontlandschap interpreteerbaar: de positie van de Pool of Peace geeft de vooruitgeschoven Duitse posities weer, de eerste 130m aan de overzijde van de Kruisstraat vormden het niemandsland.

De Britse schacht van waaruit de 520m lange tunnel naar Spanbroekmolen vertrok, bevond zich in de beschutting van een bosje dat langs een lager gelegen bronbeekje van de Stuiverbeek lag. In het bosje lagen verschillende Britse schuilplaatsen, loopgraven en er kwam ook een smalspoor aan. Hoogstwaarschijnlijk werd dit laatste gebruikt om de uitgegraven aarde ongezien weg te brengen. De hoeve en Lone Tree cemetery (Kruisstraat 21, Wijtschate) liggen boven de tweede diepe tunnel, waarvan de werkzaamheden in februari 1917 werden stilgelegd. Het grasland vertoont daar heel wat micro-reliëf, maar het is niet mogelijk om hier duidelijke structuren in te onderscheiden. Beide begraafplaatsen in de omgeving, Lone Tree en Spanbroekmolen, zijn helemaal met de mijnenslag van 1917 verbonden. Bijna alle graven dateren van 7 juni 1917, van slachtoffers van de Noord-Ierse 36ste Ulster Divisie die het puin van de te laat ontplofte dieptemijn over zich heen kregen.

  • Bayerisches Hauptstaatarchiv München, kaart Wijtschatebos, 20 juni 1915.
  • Hauptstaatsarchiv Stuttgart, M201 Aktive Pioniertruppen: Linien Bataillon und Kompanien: Kriegstagebücher und Anlagen, band 125: Pionier-(Mieur)-Kompanie 314: Bijlagen bij Kriegstagebuch, 25 dec 1916-10 sept 1917: Kaart met Duitse tunnels in de Wijtschateboog, 11-7-1917, schaal 1:10000.
  • Koninklijk Legermuseum, kaartcollectie, reeks Duitse loopgravenkaarten, Mesen-noord, 2 juni 1917.
  • BARTON P., DOYLE P. en VANDEWALLE J. 2004 (ed. 2010), Beneath Flanders Fields, Stroud, 178, 189.
  • COOMBS R. 2006: Before endeavours fade, Essex, 12, 75.
  • LAMPAERT R. 2000, De mijnenoorlog in Vlaanderen, S.l., 113-115.
  • REICHSARCHIV 1939: Die Kriegsführung im Frühjahr 1917. Bearbeitet im Reichsarchiv , Der Weltkrieg 1914 bis 1918: Die militarischen Operationen zu Lande 12, Berlin, bijlage 21.
  • S.N. 1930: Lone tree crater, The Ypres Times, 1 januari 1930, 18-19.
  • VERPAALEN J. 1995: Molens van de frontstreek, Koksijde.

Auteurs:  Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2016: Mijnkrater 7/6/1917 Spanbroekmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202686 (geraadpleegd op ).


Mijnkrater Spanbroekmolen ()

De Spanbroekmolenkrater is ongetwijfeld de bekendste van alle mijnkraters die ontstonden op 7 juni 1917. De mijnkrater Spanbroekmolen, ook wel Lone Tree Crater of Pool of Peace geheten, ligt op de heuvelkam van Wijtschate, langs de Kruisstraat. De krater had een oorspronkelijke diameter van 76 meter en was 12 meter diep.

Historiek

De eerste volwaardige ondergrondse mijnen werden in de Ieperboog wellicht door de Duitsers tot ontploffing gebracht eind januari 1915 tussen de weg Menen-Ieper en Sint-Elooi. Hiermee was de aanzet gegeven voor een mijnenoorlog, die de volgende jaren de ondergrond van de Ieper- en Wijtschaeteboog heel regelmatig omwoelde en dood en vernieling zaaide, met als climax de Mijnenslag van 7 juni 1917.

Sinds de Tweede Slag bij Ieper (voorjaar 1915) was de frontlinie vrij stabiel gebleven, waarbij de Duitsers vanuit de hoger gelegen posities de geallieerden domineerden en in het oog konden houden. Een strategisch voordeel dat de Britten in hun voordeel trachtten om te buigen…

Stuwkracht achter de idee om de vijand op grote diepte te ondergraven, was de vrij excentrieke Brit Norton Griffiths. De eerste graafwerkzaamheden startten in de zomer van 1915 bij Hill 60, met het uitgraven van de zogenaamde Berlin Tunnel door de 175th Tunnelling Company. Zonder dat hij weet had van de plannen van Griffith, zou ook Major Cropper van de 250th Tunnelling Company in december 1915 gestart zijn met graafwerkzaamheden voor dieptemijnen rond Wijtschate. Ondertussen werden deze ideeën overgenomen door de legerstaf en geïntegreerd in de plannen om een doorbraak rond Ieper te forceren. Uiteindelijk zouden er op 7 juni 1917 tussen Hill 60 en The Birdcage (ten zuiden van Warneton) negentien dieptemijnen tot ontploffing gebracht worden. Britten, Australiërs en Nieuw-Zeelanders slaagden er in de heuvelkam Wijtschate-Mesen te veroveren. Maar de geallieerden maakten geen gebruik van de bres die ontstaan was, en wachtten zoals gepland af tot eind juli om aan hun groots offensief te beginnen (de Derde Slag om Ieper).

De Spanbroekmolenkrater is ongetwijfeld de bekendste van alle mijnkraters die ontstonden op 7 juni 1917. De Duitsers hadden deze hoogte, waar voor de oorlog een molen stond, tot een bolwerk versterkt. De graafwerkzaamheden waren in januari 1916 gestart door de 250th Tunnelling Company en later overgenomen door respectievelijk de 3rd Canadian Tunnelling Company, de 175th Tunnelling Company en de 171st Tunnelling Company. Deze laatste eenheid kon op 28 juni 1916 91.000 pond (41.314 kg) ammonal plaatsen in een kamer, die via een tunnel van 520 meter verbonden werd. De 171st Tunnelling Company kreeg daarna de opdracht om vanuit de Spanbroekmolen-tunnel het Duitse steunpunt Rag Point te ondermijnen, dat 1100m verder lag. Uiteindelijk werden deze graafwerkzaamheden stilgelegd, toen Duitse mijnen de werkzaamheden serieus hinderden en de lading onder de Spanbroekmolen in gevaar brachten. Op 3 maart 1917 lieten de Duitsers drie zware mijnladingen vanuit galerijen van de Ewald-schacht tot ontploffing brengen, met als gevolg dat de Britse constructie over een lengte van meer dan 120 meter instortte. Toen de tunnellers poogden om een bypass uit te graven, hadden ze af te rekenen met mijngas, waarbij drie manschappen het leven lieten. Maar de Duitsers lieten ook de herstellingswerken niet ongemoeid. Pas op 6 juni 1917, slechts enkele uren voor de Big Bang, kon alles in gereedheid gebracht worden voor een ‘succesvolle’ explosie.

Het landschappelijk resultaat was een krater van 76 meter diameter en 12 meter diepte. De Spanbroekmolenkrater werd aangekocht door Lord Wakefield, die de mijnkrater op zijn beurt doorverkocht aan de vzw Talbot House, dit voor één symbolische frank. Toc H, de beweging achter Talbot House, beheert nu de site, die in 1992 beschermd werd. De site zal heringericht worden en ingeschakeld worden in het provinciale netwerk Oorlog en Vrede in de Westhoek. Een gedenksteen verstrekt de technische gegevens, terwijl aan de noordelijke rand van de krater een Duitse betonconstructie overgebleven is.

Beschrijving

De krater is een vredige vijver geworden, die opengesteld is voor het publiek. De bezoeker krijgt meer inlichtingen via een gedenksteen. De krater wordt omgeven door een bosje, waarin zich nog een Duitse betonconstructie bevindt.

Bibliografie

  • BOSTYN F. 1998: De vergeten oorlog onder de Salient. Bijdrage tot de geschiedenis van de Tunnelling Companies in Vlaanderen (1915-1918), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven.
  • COOMBS R. 2001: Before endeavour fades. A guide to the battlefields of the First World War, London.
  • LAMPAERT R. 2000:De Mijnenoorlog in Vlaanderen, Erpe.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Mijnkrater 7/6/1917 Spanbroekmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202685 (geraadpleegd op ).


Mijnkrater 7/6/1917 Spanbroekmolen (Wijtschate - WOI) ()

Locatie

De Spanbroekmolenkrater, ook wel ‘Lone Tree Crater’ of ‘Pool of Peace’ geheten, ligt op de heuvelkam van Wijtschate, langs de Kruisstraat, op circa 1750 ten zuidwesten van het dorp, op circa 450m ten zuidwesten van de ‘Spanbroekmolen British Cemetery’ en op circa 150m ten noorden van ‘Lone Tree Cemetery’. Aan de ingang van de site staat een gedenkbord. In het bosje ten noorden van de krater zit een halfondergrondse betonconstructie verscholen. De omgeving is landelijk en heuvelachtig.

Historische achtergrond

De eerste ‘volwaardige’ ondergrondse mijnen werden in de Ieperboog wellicht door de Duitsers tot ontploffing gebracht eind januari 1915 tussen de weg Menen-Ieper en Sint-Elooi. Hiermee was de aanzet gegeven voor een mijnenoorlog, die de volgende jaren de ondergrond van de Ieper- en Wijtschaeteboog heel regelmatig omwoelde en dood en vernieling zaaide, met als ‘climax’ de Mijnenslag van 7 juni 1917.

Sinds de Tweede Slag bij Ieper (voorjaar 1915) was de frontlinie vrij stabiel gebleven, waarbij de Duitsers ‘vrij comfortabel’ vanuit de hoger gelegen posities de geallieerden domineerden en in het oog konden houden. Een strategisch voordeel van jewelste, dat de Britten in hun voordeel trachtten om te buigen…

Stuwkracht achter de idee om de vijand op grote diepte te ondergraven, was de vrij excentrieke Brit Norton Griffiths. De eerste graafwerkzaamheden startten in de zomer van 1915 bij Hill 60, met het uitgraven van de zogenaamde ‘Berlin Tunnel’ door de ‘175th Tunnelling Company’. Zonder dat hij weet had van de plannen van Griffith, zou ook Major Cropper van de ‘250th Tunnelling Company’ in december 1915 gestart zijn met graafwerkzaamheden voor dieptemijnen rond Wijtschate. Ondertussen werden deze ideeën overgenomen door de legerstaf en geïntegreerd in de plannen om een doorbraak rond Ieper te forceren.

Uiteindelijk zouden er op 7 juni 1917 tussen Hill 60 en ‘The Birdcage’ (ten Z van Warneton) 19 dieptemijnen tot ontploffing gebracht worden. Britten, Australiërs en Nieuw-Zeelanders slaagden er in de heuvelkam Wijtschate-Mesen te veroveren. Maar de geallieerden maakten geen gebruik van de bres die ontstaan was, en wachtten zoals gepland af tot eind juli om aan hun groots offensief te beginnen (Derde Slag om Ieper).

De ‘Spanbroekmolenkrater’, door de Britten ‘Lone Tree Crater’ genoemd (vandaag ook wel ‘Pool of peace’), is ongetwijfeld de bekendste van alle mijnkraters die ontstonden op 7 juni 1917.

De Duitsers hadden deze hoogte, waar voor de oorlog een molen stond, tot een bolwerk versterkt. De graafwerkzaamheden waren in januari 1916 gestart door de ‘250th Tunnelling Company’ en later overgenomen door respectievelijk de ‘3rd Canadian Tunnelling Company’, de ‘175th Tunnelling Company’ en de ‘171st Tunnelling Company’. Deze laatste eenheid kon op 28 juni 1916 91.000 pond (41.314 kg) ammonal plaatsen in een kamer, die via een tunnel van 520m verbonden werd.

De ‘171st Tunnelling Company’ kreeg daarna de opdracht om vanuit de Spanbroekmolen-tunnel het Duitse steunpunt ‘Rag Point’ te ondermijnen, dat 1100m verder lag. Uiteindelijk werden deze graafwerkzaamheden stilgelegd, toen Duitse mijnen de werkzaamheden serieus hinderden en de lading onder de Spanbroekmolen in gevaar brachten.

Op 3 maart 1917 lieten de Duitsers 3 zware mijnladingen vanuit galerijen van de ‘Ewald’-schacht tot ontploffing brengen, met als gevolg dat de Britse constructie over een lengte van meer dan 120m instortte. Toen de ‘tunnellers’ poogden om een ‘bypass’ uit te graven, hadden ze af te rekenen met mijngas, waarbij 3 manschappen het leven lieten. Maar de Duitsers lieten ook de herstellingswerken niet ongemoeid. Pas op 6 juni 1917, slechts enkele uren voor de ‘Big Bang’, kon alles in gereedheid gebracht worden voor een ‘succesvolle’ explosie. Het landschappelijk resultaat was een krater van 76m diameter en 12m diepte.

De Spanbroekmolenkrater werd aangekocht door Lord Wakefield, die de mijnkrater op zijn beurt doorverkocht aan de vzw Talbot House, dit voor 1 symbolische frank. Toc H, de beweging achter ‘Talbot House’, beheert nu de site, die in 1992 beschermd werd. De site zal heringericht worden en ingeschakeld worden in het provinciale netwerk ‘Oorlog en Vrede in de Westhoek’. Een gedenksteen verstrekt de ‘technische gegevens’, terwijl aan de N-rand van de krater een Duitse betonconstructie overgebleven is.

Beschrijving

Mijnkrater, die oorspronkelijk een diameter had van 76m en een diepte van 12m.

De krater is een vredige vijver geworden, die opengesteld is voor het publiek. De toerist krijgt meer inlichtingen via een gedenksteen. De krater wordt omgeven door een bosje, waarin zich nog een Duitse betonconstructie bevindt.

  • Luchtfoto's afkomstig van VVV Heuvelland.
  • BOSTYN Franky 1998: De vergeten oorlog onder de Salient. Bijdrage tot de geschiedenis van de Tunnelling Companies in Vlaanderen (1915-1918), Leuven, KUL, 1998 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling).
  • COOMBS R. 2001: Before endeavour fades. A guide to the battlefields of the First World War, London, Battle of Britain International Ltd.
  • LAMPAERT Roger 2000: De Mijnenoorlog in Vlaanderen, Erpe, Uitgeverij De Krijger.

Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2003: Mijnkrater 7/6/1917 Spanbroekmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202687 (geraadpleegd op ).


Spanbroekmolentrechter ()

Op 7 juni 1917 brachten de Britten tussen Wijtschate en Mesen onder de Duitse stellingen 19 dieptemijnen tot ontploffing. Deze mijnaanval was het begin van de 3de slag om Ieper. Het graven van de gangen om de springstof te plaatsen begon in januari 1916. De Spanbroekmolentrechter of Lone Tree crater heeft een maximale diepte van 27 m en een diameter van 129 m. Heden is de krater gedeeltelijk ondergelopen en heeft het uitzicht van een kleine vijver. Sinds 1930 is de krater eigendom van de Toc-H-beweging die de ‘Pool of peace’ voor het nageslacht wil bewaren.


Bron: CORNILLY, J., Monumentaal West-Vlaanderen, Deel I: arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt; Brugge, 2001, p.57.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2001: Mijnkrater 7/6/1917 Spanbroekmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202684 (geraadpleegd op ).