In de Sint-Maartenskerk van Ieper herinneren verschillende gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog. Nabij de ingang bevindt zich een aediculum voor Kannunik C. Delaere. Tegen de rechterzijbeuk bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse militairen die op Belgische bodem gestorven zijn. Tegen een pijler, rechts van het koor (nabij de zuidelijke vleugel), hangt een memento ter herinnering aan koning Albert I, dat verwijst naar het roosvenster in de zuidelijke vleugel. Eveneens in de zuidelijke vleugel steekt het glasraam ‘Vrede voor Verzoening’. Tegen de linkerzijmuur, onder het orgel, bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Commonwealth-doden.
Camille Delaere, geboren te Hulste in 1860, was licentiaat in de theologie en werd in 1908 pastoor van de Sint-Pietersparochie in Ieper. Hij liet onmiddellijk de kerk restaureren, maar toen het werk pas beëindigd was, brak de oorlog uit. Vanaf het begin van de bombardementen op de stad nam hij de leiding van een groep vrijwilligers voor brandbestrijding en ziekenverzorging, meer bepaald de verzorging van tyfuslijders (begin 1915 werd de resterende bevolking van Ieper met tyfus gekweld). In maart 1915 bracht hij talrijke verlaten kinderen onder in een weeshuis dat hij liet inrichten in Wisques (Département du Nord, Frankrijk). Nadat de stad op 9 mei 1915 op bevel van de Britten volledig geëvacueerd was, verkreeg hij de toelating om er verschillende keren terug te keren om zoveel mogelijk van de resterende kunstwerken te redden. Eind 1915 vestigde hij zich bij de wezen in Wisques.
Na de oorlog keerde hij naar Ieper terug, waar hij op 12 februari 1919 tot deken werd benoemd en tegelijk de titel van erekanunnik verkreeg. Hij hielp mee met de coördinatie van de wederopbouw van scholen en kerken. Hij overleed in Sint-Andries (Brugge) op 18 december 1936.
Aediculum uitgevoerd in wit, beige en zwart marmer. De tekstplaat wordt geflankeerd door twee Ionische zuilen, steunend op twee waterspuwers en bovenaan met figuratief uitgewerkte voluten. Centraal bovenaan in het gebroken fronton zit een engel boven een medaillon dat onderaan afgewerkt is met 2 guirlandes. Onder de tekstplaat is een doodskop op een doodskist afgebeeld, geflankeerd door twee engeltjes.
Op de tekstplaat: ‘Ter stichtende en zalige gedachtenis van den Goeden Herder, den Barmhartigen Samaritaan Kanunnik Camille Delaere 1860-1936.’; ‘Pastoor van St Pieters te Ieper 1908-1919. Pastoor-Deken van St Maartens 1919-1928. Heldhaftig was zijn toewijding en opoffering tijdens de verwoesting van Ieper (november 1914 – mei 1915).’; ‘Per omnia omnibus placeo, non quaerens quod mihi utile est, sed quod multis, ut salvi fiant (I Cor. X, 33)’.
Bron: WOI Relict (1454): Aediculum Camille Delaere (Ieper - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393732 (geraadpleegd op ).
In de Sint-Maartenskerk van Ieper herinneren verschillende gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog. Nabij de ingang bevindt zich een aediculum voor Kannunik C. Delaere. Tegen de rechterzijbeuk bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse militairen die op Belgische bodem gestorven zijn. Tegen een pijler, rechts van het koor (nabij de zuidelijke vleugel), hangt een memento ter herinnering aan koning Albert I, dat verwijst naar het roosvenster in de zuidelijke vleugel. Eveneens in de zuidelijke vleugel steekt het glasraam ‘Vrede voor Verzoening’. Tegen de linkerzijmuur, onder het orgel, bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Commonwealth-doden.
Rechthoekige beschilderde reliëfplaat, staande op een rechthoekige geprofileerde plint en gevat in een gepolijste marmeren omlijsting, met een beschilderde (blauw, wit, oranje) boord afgezet.
Bovenaan: '1914-1918'. Daaronder, een kruis met in het centrum het oorlogskruis, met in een medaillon het portret van Marianne tegen een achtergrond van twee gekruiste zwaarden, links het wapenschild van Picardië en de naam 'Picardie', rechts het wapenschild van Artesië en de naam 'Artois', beide op een banderol. Onderaan 'Flandre' en het overeenkomstige wapenschild. Onderaan dit kruis 'A la pieuse mémoire des enfants de France tombés sur le sol belge'.
H. 243 cm x Br. 100 cm
Bron: WOI Relict (1455): Gedenkplaat Franse militairen Sint-Maartenskerk (Ieper - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393733 (geraadpleegd op ).
In de Sint-Maartenskerk van Ieper herinneren verschillende gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog. Nabij de ingang bevindt zich een aediculum voor Kannunik C. Delaere. Tegen de rechterzijbeuk bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse militairen die op Belgische bodem gestorven zijn. Tegen een pijler, rechts van het koor (nabij de zuidelijke vleugel), hangt een memento ter herinnering aan koning Albert I, dat verwijst naar het roosvenster in de zuidelijke vleugel. Eveneens in de zuidelijke vleugel steekt het glasraam ‘Vrede voor Verzoening’. Tegen de linkerzijmuur, onder het orgel, bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Commonwealth-doden.
Dit roosvenster werd in 1935 door Miss Geddes vervaardigd en samen met de houten gedenkplaat onthuld op zaterdag 21 mei 1938 door koning Leopold III van België. Het roosvenster wordt 'Te Deum' genoemd en is een geschenk van de Britse troepen aan koning Albert I.
Roosvenster met een brandglasraam uitgevoerd in felle kleuren (rood, geel, blauw, groen) met als centrale voorstelling de tronende Christus: hij zit op een regenboog (symbool van de vrede) en aan zijn voeten ligt de aarde, twee soldaten (heiligen) knielen voor hem.
In de eerste cirkel zijn 16 apostelen en heiligen afgebeeld, met Petrus aan het hoofd. In de tweede cirkel staan boven zestien profeten en onder zestien martelaars door België uitgekozen met o.a. de H. Albert van Leuven, de H. Bonifacius en de H. Dymphna van Engelse oorsprong en tenslotte Karel de Goede, graaf van Vlaanderen en de H. Godelieve van Gistel.
In de buitenste cirkel zijn onder meer de wapenschilden van België, van het Britse leger, van de R.A.F. (Royal Air Force) en van de ‘5th Royal Inniskilling Dragoon Guards’ aangebracht.
Ø 250 cm
Uitvoering: mevr. W. Geddes, Ierland (vervaardigd in Engeland)
Bron: WOI Relict (1456): Roosvenster Koning Albert I (Ieper - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393734 (geraadpleegd op ).
In de Sint-Maartenskerk van Ieper herinneren verschillende gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog. Nabij de ingang bevindt zich een aediculum voor Kannunik C. Delaere. Tegen de rechterzijbeuk bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse militairen die op Belgische bodem gestorven zijn. Tegen een pijler, rechts van het koor (nabij de zuidelijke vleugel), hangt een memento ter herinnering aan koning Albert I, dat verwijst naar het roosvenster in de zuidelijke vleugel. Eveneens in de zuidelijke vleugel steekt het glasraam ‘Vrede voor Verzoening’. Tegen de linkerzijmuur, onder het orgel, bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Commonwealth-doden.
Dit glasraam, dat uitgewerkt is door Arno Brys, werd in 1993 vervaardigd door de ateliers Amphora & Cloetens, Brugge en is een schenking van een ‘achtbare Ieperse familie’. Het thema van het glasraam is 'Vrede door Verzoening'.
Gotisch spitsboograam met boogveld en drie traveeën. In het boogveld situeert zich een klein roosvenster, dat gevangen zit in een zespas, met links en rechts daarvan telkens een driepas. In het roosvenster wordt de ‘Godheid’ voorgesteld door middel van een flamboyante vlammenkrans met een ondoordringbaar cirkelvlak binnen een hemelsblauwe omranding en witte lichtkring. Het roosvenster wordt omzoomd door grotere blauwe en witte kringen. In de zes lobben van het roosvenster wordt telkens een duif met olijftak afgebeeld. In de driepassen worden zon en maan afgebeeld.
In de drie traveeën geldt als hoofdmotief een Grieks kruis dat als decorum fungeert waartegen een leegstaande troon verschijnt, rustend op een aardbol. Rondom deze troon worden de 4 evangelisten symbolisch voorgesteld: linksboven Marcus als gevleugelde leeuw, rechtsboven Johannes als arend met scherpe blik, linksonder Lucas als gevleugelde stier, rechtsonder Mattheus als gevleugelde mens. Boven het Grieks kruis staat ‘PAX’. Onder het hoofdmotief worden een man en een vrouw afgebeeld. Zijdelings hiervan in turkoois en hemelsblauw verschijnen bazuinblazende engelen (serafijnen). Eronder op de voorgrond de aartsengel Michael in volle uitrusting met vleugels, de kruisstaf en bloedrood schild. In de zoom van de wapenrok is ‘Michael’ geschreven, op de binnenzoom de naam van de kunstenaar ‘Arno Brys’. De aartsengel is geplaatst in een ovaalvormige kring (mandorla).
Deze figuren en symbolen zitten vervat in een geometrisch en kleurrijk lijnenspel.
H. 600
Ontwerp: Arno Brys
Uitvoering: Amphora & Cloetens, Brugge
Bron: WOI Relict (1457): Glasraam Vrede door Verzoening (Ieper - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393735 (geraadpleegd op ).
In de Sint-Maartenskerk van Ieper herinneren verschillende gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog. Nabij de ingang bevindt zich een aediculum voor Kannunik C. Delaere. Tegen de rechterzijbeuk bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse militairen die op Belgische bodem gestorven zijn. Tegen een pijler, rechts van het koor (nabij de zuidelijke vleugel), hangt een memento ter herinnering aan koning Albert I, dat verwijst naar het roosvenster in de zuidelijke vleugel. Eveneens in de zuidelijke vleugel steekt het glasraam ‘Vrede voor Verzoening’. Tegen de linkerzijmuur, onder het orgel, bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Commonwealth-doden.
Op 15 maart 1920 kondigden de kranten aan dat de directeur van de ‘Commonwealth War Graves Commission’ (C.W.G.C.) de kerk bezocht heeft met het oog op het aanbrengen van deze gedenkplaat. Met instemming van de pastoor-deken was de onthulling voorzien voor Tuindag (12 mei 1930). Op 22 juli 1930 verbood de bisschop van Brugge, onder verwijzing naar 'het uitdrukkelijke verbod der H. Congregatie van de Kerkgebruiken op 20 october 1922' het aanbrengen van deze plaat. Op 17 augustus 1930 kwam hij op zijn beslissing terug met als reden dat het verbod van de H. Congregatie hier niet van toepassing was. De verordening van deze Congregatie verbood het aanbrengen binnen de kerken van grafstenen voor personen die niet in deze kerken begraven liggen. Op 11 september 1930 verleende de minister van Justitie de toelating voor het aanbrengen van deze plaat. Wanneer deze plaat onthuld werd, is niet bekend.
Geprofileerde marmeren plint waarop, gevat in een rechthoekige omlijsting een beschilderde gipsen gedenkplaat staat, uitgevoerd in vlakreliëf. Omlijsting met bladtorus in goud.
Bovenaan 'To the glory of God and to the memory of one million dead of the British Empire who fell in the great war 1914 1918 many of whom rest in Belgium'.
In het midden een kruis bestaande uit wapenschilden met bovenaan 'India', in het midden in een banderol 'The United Kingdom of Gt. Britain and Ireland' met wapenschild, bijstukken en wapenspreuk (‘Honi soit qui mal y pense’), links 'Canada', rechts 'Australia', onderaan in het midden 'New Zealand', onderaan links 'South Africa', onderaan rechts 'Newfoundland', telkens met wapenschild, en erboven een doorlopende banderol 'Dieu et mon Droit'.
Onder het kruis 'Ad maiorem Dei gloriam et in memoriam milliens millium nostrorum qui ex imperio britannico undique coorti anno domini MCMXIV MCMXVIII in bello praeter omnia memorando vitam pro patria profuderunt quorum pars magna in terra belgica dormiunt hoc monumentum exstruxere totius imperii gentes atque communitates'. In de vier hoeken zijn afwisselend een kruis en een X aangebracht.
H. 266 cm x Br. 127 cm
Bron: WOI Relict (1459): Gedenkplaat Commonwealth-doden Sint-Maartenskerk (Ieper - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393736 (geraadpleegd op ).
In de Sint-Maartenskerk van Ieper herinneren verschillende gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog. Nabij de ingang bevindt zich een aediculum voor Kannunik C. Delaere. Tegen de rechterzijbeuk bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse militairen die op Belgische bodem gestorven zijn. Tegen een pijler, rechts van het koor (nabij de zuidelijke vleugel), hangt een memento ter herinnering aan koning Albert I, dat verwijst naar het roosvenster in de zuidelijke vleugel. Eveneens in de zuidelijke vleugel steekt het glasraam ‘Vrede voor Verzoening’. Tegen de linkerzijmuur, onder het orgel, bevindt zich een gedenkplaat ter herinnering aan de Commonwealth-doden.
Deze memento werd gemaakt door Roff Marsch (Territorial Army) en onthuld op 21 mei 1938 door koning Leopold III.
Memento op een paneel van sycomorehout, geplaatst achter glas met rechthoekige, licht geprofileerde houten omlijsting.
Bovenkant van de lijst: het Belgische wapenschild in kleuren, met wapenspreuk. Bovenaan links op het paneel het Britse wapenschild in kleuren, rechts het kenteken van de Britse Royal Air Force, eveneens in kleuren. Daaronder de tekst in blauwe letters afgewisseld met rode: 'To the glory of God and in honoured memory of Albert 1. King of the Belgians. knight of the garter. field marshal of the British army and colonel -in- chief of the 5th Royal Inniskilling dragoon guards. The rose window in the south transept is given to Belgium by the British army and the Royal air force', 'This memorial gift was subscribed for in the year 1935 by all ranks active and retired the women's services & the dominion forces whilst special assistance was given by the 5th Royal Inniskilling dragoon guards. The League of remembrance (1914-1919), the British legion & the Ypres league. We the subscribers are most happy to have this opportunity to express our high esteem and appreciation of king Albert's noble service in the great war. The subject of the window is the glory of God as testified in the Te Deum. The crests are those of Belgium, His Majesty's army, The Royal Air Force and the 5th Royal Inniskilling dragoon guards', en het kenteken van deze R.I.D. Guards. Onderaan: '"My sword I give to him that shall succeed me in my pilgrimage. My courage & skill to him that can get it. My marks & scars I carry with me, to be a witness for me that I have fought his battles who will now be my rewarder".'; '... So he passed over and all the trumpets sounded for him on the other side.'.
H. 340 cm x Br. 113 cm
Uitvoering: Roff Marsch, Territorial Army (architect)
Bron: WOI Relict (1458): Memento voor Albert I (Ieper - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393738 (geraadpleegd op ).
Volgens overleveringen, eerste Onze-Lieve-Vrouwe- of Sint-Andrieskapel op deze plaats, vanaf 1012 toegewijd aan Sint-Maarten, de patroonheilige van oude fiscus-bedehuizen (zie stadsinleiding); vervangende kerk vanaf 1088 door toedoen van Robrecht II met eraan gekoppelde huisvesting voor bedienende priesters. In 1102, oprichting van een proosdij van reguliere kanunniken volgens de regel van Sint-Augustinus, afhankelijk van het bisdom van Terwaan, met schenking van de romaanse Sint-Maartenskerk, de Sint-Pieterskerk en andere goederen. Snelle ontwikkeling van de nieuwe proosdij dank zij giften uit de kerkelijke en burgerlijke wereld, resulterend in de bouw van een nieuwe kerk vanaf begin 13de eeuw.
Bouwcampagnes van oost naar west. Vroeggotisch koor aangezet in 1221 en voltooid circa 1251 nadat het gelukkigerwijze bespaard bleef tijdens de grote stadsbrand van 1241 die onder meer de oude kerk vernielde. Inwijding in 1280 door Henricus, bisschop van Terwaan. Vermoedelijk vanaf 1254, opbouw van het transept; noordeljke arm nog voltooid in de 13de eeuw, zuidelijke arm met westelijke zijbeuk klaar in de loop van de eerste helft van de 14de eeuw. In de loop van de 14de eeuw aansluitende oprichting van het driebeukige schip. Uitspringende westtoren aangezet in 1377; instorting in 1433; 1434-1470 herstel en verdere opbouw onder leiding van de Mechelse bouwmeester M. Uytenhove die hiermee elementen uit de Brabantse gotiek zou hebben ingevoerd; uitvoering gestopt ter hoogte van de klokkenkamer en kleine stompe spits.
Plattegrond en typering. Voorgeplaatste westtoren met polygonale traptorens in noordwestelijke en zuidwestelijke oksels; driebeukig schip van zes traveeën; aan zuidzijde, voor 1564 aangebouwde Sint-Niklaas- en Sint-Annakapel, respectievelijk tegen de derde en vierde travee; vanaf 1623, vervangende Dekenkapel van vier traveeën tegen de eerste drie westelijke traveeën en met een uitspringende travee aan westzijde. Transept met ongelijke armen: twee traveeën aan noordzijde en drie met bijkomende westelijke zijbeuk aan zuidzijde; uitgebouwd zuidelijke portaal met ingewerkte traptorentjes. Uitgebreide koorpartij met vijf rechte traveeën uitlopende op een quasi halfronde hoofdkoorapsis; aanleunende twee zijtraveeën telkens beëindigd door twee kwartronde apsidiolen en een zuidelijke kapel. Traptorentje in oksel van hoofdkoor en noordelijk apsidiool met toegang tot loopgang en triforia. Specifieke aanleg met veellobbig uitzicht en voor onze streken vrij uniek - op het andere, eenvoudigere voorbeeld van Lissewege na - doch rechtstreeks verwijzend naar de abdijkerk van Saint Yved te Braisne, nabij het Franse Soissons; voorts Noordfranse verwantschap merkbaar in gebruikte materialen als parement van Atrechtse zandsteen en ornamentering onder meer de gesculpteerde waterlijsten. Franse invloed uit Champagne via Doornik en zijn kathedraal ingevoerd en verwerkt in de verder verspreide Scheldegotiek; in de koorgevels, ter hoogte van de verdiepte lancetvensters, kenschetsende buitenloopgang op zuiltjes van Doornikse steen ingewerkt tussen de snel opeenvolgende steunberen met op pinakel uitlopende kop. Vanaf transept, overgang naar intensief gebruik van gele baksteen in combinatie met verschillende natuursteensoorten voor onder meer sokkel, lijsten en maaswerk en meer streekeigen gotische vormen. Typerende opstand met bogenrij op zuilen, triforium en bovenlicht, aangehouden in alle partijen doch met aan de bouwperiode eigen vormen en materialen, detaillering en profielen.
Bijgebouwen. Aan noordzijde, kloostercomplex uit de 15de eeuw van de in 1559, naar aanleiding van de oprichting van het bisdom Ieper afgeschafte proosdij. Tegen de noordelijke transeptarm, kapittelzaal met dormitorium, later zogenaamd "Grote sacristie"; links aansluitend en parallel aan de kerk, zogenaamd "Janseniuskwartier", naar de beroemde opdrachtgever en bisschop van Ieper die de opkomst van het Jansenisme teweegbracht; nieuwe noordgevel naar ontwerp van de bekende barokarchitect J. Franquart; tussen Janseniuskwartier en hoofdingang van Sint-Maartenskerk, derde vleugel met galerij ter afsluiting. Ook aan de westzijde -"scipleet"-, poortconstructie van circa 150O, circa 1780 vervangen door de classicistische "Kloosterpoort" naar ontwerp van architect J.B. Goossens (Gent), na de Eerste Wereldoorlog gereconstrueerd (zie Vandenpeereboomplein). In de 19de eeuw nog resterende drie vleugels rondom kruisgang.
Verdere evolutie. Oprichting van de "Kleine sacristie" of Schatkamer aan de zuidzijde van de kerk in 1731.
Beschadigingen ten tijde van de Franse Revolutie, onder meer ramen en bedaking; complex verbeurd verklaard in 1797; twee jaar later aangekocht door een Brugs burger met de bedoeling munt te slaan uit afbraak en verkoop van bouwmaterialen. In 1800 afgekocht door Iepers kerkmeester, gevolgd door de heropening van het bedehuis, herleid tot dekenij vanaf 1801 en eerst afhankelijk van het bisdom Gent, later - 1834 - van het bisdom Brugge. Het herstel van de eredienst vergde reparatiewerken, voornamelijk van het interieur, bekostigd door geleidelijke verkoop van inboedel: 1803 de gotische preekstoel, 1804 het doksaal; in 1805 konden hiermee binnenin alle muren worden gewit. Functieverschuivingen voor de aanhorigheden, onder meer "Janseniuskwartier" gebruikt als magazijn voor de genietroepen.
19de-eeuwse restauraties. Als elders, kleine herstellingen en onderhoudswerken onder het Hollands Bewind: bedaking, materiaalvervanging - Ecausinnesteen - voor de noordelijke luchtbogen, kerkhofmuur... Nieuwe binnenversiering in 1833 met witten der muren en opschilderen van onderdelen als binnen- en buitenportalen (lichtgeel), buitendeuren (donkergroen) en zwart en wit marmeren van lambriseringen in de noordelijke zijbeuk. Vanaf 1834: problemen in verband met zich opdringende algemene restauratie en contacten met stad en Rijk in verband met financiële tussenkomst.
Gevel zuidportaal. Na bezoek van Koninklijke Commissie voor Monumenten en beloofde stadssteun, aanzet in 1842 van herstel "in oorspronkelijke staat" onder leiding van architect J. Lernould en stadsbouwmeester L. Degels; protest en uitstel der geplande werken. Raadpleging van architect J. Dumont, gelast met restauratie van Lakenhal-Belfort; oprichting van een toezichtcommissie voor globale restauratiewerken onder impuls van A. Vandenpeereboom. Opdracht aan J. Dumont, in 1845; zijn eveneens voor de Lakenhal ingeschakelde opvolgers L. Schoonejans en J.J. Van Ysendijck zullen ook hier het werk voortzetten met gelijklopende afwerking van exterieur en interieur.
Eerste fase (1845-1859). Voornamelijk geaxeerd op buitenrestauratie zuidportaal, met traag verloop van het werk en typerende aanpak: de "oorspronkelijke" toestand wordt haast volledig weggebroken en vervangen door een volledig symmetrische gevelopbouw naar het wellicht door de Engelse perpendicular style beïnvloede ontwerp van J. Dumont zelf; materiaalvervanging en uniforme toepassing van Avesnesteen; beelden en sculpturen van P. Puyenbroeck (ook zie Hal). Ook aanpak van de zuidelijke transeptarm (tot 1855) en hoofdkoor met onder meer toevoeging van decoratieve borstweringen (tot 1858). Regelmatige raadplegingen, bezoeken en goedkeuringen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten
Tweede fase (vanaf 1859-1864). Voltooiing van koor - parementvernieuwing- en dakruiter op kruising; nadien voornamelijk interieur van de koorpartij. Herstel van gewelven in koorapsis ter vervanging van de pseudo-overwelving van hout en doek, mogelijk een reparatie van 1640; voorts verwijderen van pleisterlagen: zichtbare, onderscheiden "natuurlijke materialen" en bestelling van 10 beelden voor koornissen bij P. Puyenbroek.
Derde fase (vanaf 1865). Voortzetting met transept (1865-1866) met onder meer wegnemen van "Dumont"-borstweringen en vervangen door nieuwe naar ontwerp van Van Ysendyck (1867). Behandeling van de middenbeuk vanaf 1867 met zelfde corrigerende en uniformerende neigingen onder meer wat materiaalgebruik betreft: onder meer baksteenmetselwerk van westelijke zijbeukmuren vervangen door natuurstenen bekleding (1867-1868). Wegnemen van geschilderde lambriseringen en inbrengen van decoratieve arcaturen op zuiltjes na voorleggen van verschillende tekeningen aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten.
Ook aanpak van de Dekenkapel voornamelijk gemarkeerd door herstel van groot, in 1795 gedicht spitsboogvenster; glasramen door H. Dobbelaere (zie onder meer Schepenkamer); voorts interieuraanpassing met doorgevoerd gebruik van natuursteen. Circa 1873 beëindiging van systematische restauratie van exterieur en interieur op deel van Dekenkapel en westportaal na (1890-1893); hele proces in zekere mate beantwoordend aan eenheid-van-stijlprinciepen met nodige interpretaties, aanvullingen en tussentijdse correcties en met de alom verspreide materiaalvervanging. Problemen in dit verband vanaf 1882: de ruim ingevoegde Avesnessteen bleek hoegenaamd niet duurzaam genoeg (zie Lakenhal); hogels en pinakels worden weggehakt met toestemming van Koninklijke Commissie voor Monumenten: Het zuidelijk "Dumont"-portaal wordt vereenvoudigd.
Begin 20ste-eeuwse restauratie. Systematische restauratie van het exterieur vanaf 1907 onder leiding van architect J. Coomans met bijkomend idee de toren van een hoge stenen spits te voorzien. Opmetingen en uitvoeringsplans, ook voor de kloostergebouwen; kapittelzaal naar verluidt met één noordelijke travee verruimd en nieuwe noordgevel "in de stijl". Het zuidportaal wordt in zijn "oorspronkelijke" toestand hersteld en ook hier verdwijnt het spoor van Dumont's tussenkomst. Vernieling van de kerk op 22 november 1914. "Officiële" dossiers voor opruimingswerken en stabilisatie van het puin vanaf 1 mei 1920 onder leiding van architectenteam Mortier, Brunfaut, Coomans en Van Ysendijck.
Wederopbouw. Problematiek van archeologische reconstructie minder scherp gesteld als voor Belfort-Lakenhal; wel zekere tegenstand van de bevolking: moeilijke positie van burgemeester R. Colaert na doordrukken van het project zonder raadpleging van de gemeenteraad. Aanstelling van architect J. Coomans voor het wederopbouwwerk op basis van vooroorlogse opmetingen en restauratieplans. Eerstesteenlegging op II november 1922: gedenksteen met bisschopswapen en chronogram CoMbUsta DeLeta sUreXI ECCLesIa. Vrij snel vorderende opbouw onder meer te volgen aan hand van bewaarde briefwisseling, dossiers, ontwerpen en uitvoeringsplans, 1920-1931; einde 1925, aanvaard voorstel vroegere eikenhouten bekapping te vervangen door structuur van gewapend beton (brandgevaar!); 1927, afwerking van de bedaking; 1928, akkoord voor het door J. Coomans opnieuw uitgewerkte voorstel in verband met aan te brengen torenspits; plans vanaf 1924 met aanduiding van te gebruiken materialen als gewapend beton, kunstbaksteen en natuursteensoorten Petit Granit, Euvillesteen en Gobertange; plans voor detaillering en traceerwerk onder meer nog van 1929. Geleidelijke afwerking van interieur en mobilair onder leiding van zelfde architect; blijkbaar plans vanaf 1923; beelden in apsis en koor, door A. De Beule (Gent); ander beeldhouw- en profielwerk door huis O. Sinia (Gent); inbrengen van volledige electriciteitsuitrusting, 1930. Groot inwijdingsfeest op Palmzondag 1930.
De afgewerkte, gloednieuwe Sint-Maartenskerk prijkte toen nog als het ware op de Grote Markt vermits het werk aan het Belfort pas in 1928 werd ingezet. In zijn geheel genomen herstelt de wederopbouw de vooroorlogse toestand met ingebouwde, soms gecorrigeerde restauraties (zie zuidportaal), aanvullingen zoals de torenspits en het achterwege laten van de Dekenkapel aan de zuidzijde. Het materiaalgebruik lijkt nagenoeg even gedifferentieerd als voorheen en nog in zekere mate gekoppeld aan de bouwperiodes ondanks uniformerende en esthetiserende neigingen. Ruime toepassing van architectonische ornamenten en beeldhouwwerk, voornamelijk door O. Sinia en A. De Beule, in nauwe samenwerking met leidende architect.
Exterieur. Vierkante westtoren van vier geledingen onder naoorlogse stenen spits. Zware, op elkaar gestelde hoeksteunberen, ten westen met ingewerkt portaal, ten noordwesten en zuidwesten met in de oksels aangebrachte traptorentjes. Onderbouw van natuursteen, vanaf de tweede gele ding overgaand in baksteenmetselwerk in combinatie met natuursteen onder meer voor hoekblokken en architectonische versiering als onder meer tracering in de telkens per drie gekoppelde blinde spitsboognissen en dito galmgaten; eveneens natuursteen voor de overhoekse, van hogels voorziene pinakels, de belijnende waterlijsten en de bekronende balustrade met hoekpinakels. Deels opengewerkte en met hogels verrijkte polygonale stenen spits naar Brabants model (onder meer Sint-Gertrudiskerk, Leuven) als naoorlogse benadrukking van de in feite getransponeerde Brabantse invloed.
Diep geprofileerd spitsboogportaal met ingeschreven Y-tweelicht met Goede Herderbeeld boven de gekoppelde korfboogdeuren. Middenbeuk onder zadeldak (leien) en zijbeuken onder lessenaarsdak (leien) telkens afgelijnd met uitgewerkte stenen balustrade, en per travee gemarkeerd door stuttende, versierde luchtbogen, aansluitend bij de versneden steunberen van de zijbeukgevels. Spitsbogige bovenlichten en zijbeukvensters met nagenoeg geüniformeerde tracering voor de vijf- en vierlichten. Kruising gemarkeerd door houten dakruiter onder leien spits; balustrade en open lantaarn verrijkt met architectonische versiering en beelden. Transeptarmen onder aansluitende, zadeldaken (leien) met de nodige luchtbogen, uitlopend in pinakels die als postament fungeren in de uitgewerkte, door iconisch rondboogfries opgevangen balustrade.
Geaccentueerde zuidelijke transeptgevel naar "oorspronkelijke", door J. Coomans voor de Eerste Wereldoorlog herstelde toestand. Stenen onderbouw en voorts baksteen voor de twee belijnde geledingen en geveltop, geflankeerd door polygonale traptorentjes met versierde stenen spits. Ingewerkt portaal met beeldnissen en gebeeldhouwd timpaan; zware stenen makelaar met sokkel en Mariabeeld als "deelpijler" voor de gekoppelde schouderboogdeuren. Archivolt, kruisbloem en blind traceerwerk in de bakstenen bovenpartij. Uitgewerkt roosvenster in de tweede geleding en klimmende spitsboognissen in de top, middenin voorzien van twee venstertjes. Aansluitend kleiner portaal van de westelijke zijbeuk naar vereenvoudigd patroon. Overvloedige, gedetailleerde architectonische versiering in verband te brengen met Coomans' neigingen tot corrigerende interpretatie en aanvulling. Uitgebreide koorpartij van natuursteen met specifieke en vrij massale, monumentale vormgeving van de vroeggotiek contrasterend met de andere meer gedecoreerde partijen.
Interieur. Wederopbouw getuigend voor Coomans' eenheid-van-stijl-principen: onder meer ruime toepassing van natuursteen voor structurele onderdelen en parement, uniformeren van kapitelen in middenbeuk, onnauwkeurige reconstructie van blinde nissen, voornamelijk in de zuidelijke transeptarm, en eerder willekeurige houding ten opzichte van de 19de-eeuwse restauraties. Hoge vierzijdige ruimte onder de toren, met oplopend baksteenmetselwerk belijnd door blind traceerwerk in het verlengde van de stenen ribben van het bakstenen kruisribgewelf met mangat. Spitsboog naar het oosten in de westelijke wand met zandstenen bekleding (zie 19de-eeuwse restauratie) en drielicht aan zuid- en westzijde. Schip met basilicale opstand: zes traveeën geritmeerd door stenen scheibogen op zuilen van Doornikse steen voorzien van een achtzijdige sokkel en uniform bladwerk- knoppenkapiteel. Triforium tussen loofwerkfries: per travee, zesledige spitsboogarcatur en drielobben in de zwikken. Aansluitende bovenlichten. Vierdelige kruisribgewelven van gele baksteen op geprofileerde ribben, opgevangen door schalken met knoppenkapiteel; alternerend lopen deze door tot op de zuilendekplaat of lopen ze uit in een baldakijn voor de - boven de dekplaat - door consoles gedragen Heiligenbeelden. In de zuidelijke zijbeuk worden de zandstenen ribben opgevangen door drieledige colonnetten met mogelijk deels behouden sokkel; blinde rondboogarcaturen tegen de zuidwand (zie 19de-eeuwse restauratie). In de noordelijke zijbeuk, ritmerende halfzuilen van Doornikse steen en voorts eerder spitsbogige arcaturen ingeschreven in de ertussen gelegen spaarvelden. Kruising gemarkeerd door bundelpijlers met knoppenkapiteel van Doornikse steen, onder geprofileerde muurbogen en kruisribgewelf. Transeptarmen voorzien van doorgangen naar de zijkoren: scheibogen, zuilen en halfzuilen van Doornikse steen met bloemknoppenkapiteel. In de noordelijke transeptarm, drie geledingen met rondboogarcatuur in de onderbouw; hoog ingebracht, afgelijnd triforium van telkens vier boogjes aansluitend bij het maaswerk van het in de bovenmuur aangebracht vierlicht. Rijker uitgewerkte zuidelijke transeptarm met westelijke zijbeuk; scheibogen van zandsteen en pijlers van Doornikse steen met variante op koolbladkapiteel; aansluitende schalken op iconische consoles; triforium uitgewerkt als aaneenschakeling van tweelichten met drielob tussen bladwerkfriezen; vijfdelige bovenlichten over de hele travee-breedte. Ruim opgevatte koorpartij met zijkapellen en vijfzijdige apsidiolen, laatstgenoemde onder dito overwelving. Zuilen, halfzuilen en bundelpijlers van Doornikse steen aan koor- en buitenwandzijde met enige varianten in materiaalgebruik en vorm van kapitelen aan zuidzijde. Hoofdkoor van drie + twee uitspringende traveeën en apsis. Eerste drie koortraveeën met drieledige opstand, nagenoeg zie schip, doch met zandstenen zuilen en telkens in de zwikken geplaatste heiligenbeelden onder zwaarder baldakijn; ook afwijkende vormgeving voor het triforium met aaneenschakeling van rondboogjes alternerend op gewone deel- en samengestelde zuiltjes. Aansluitende drieledige lancetten. In de twee oostelijke traveeën en apsis, vierledige opstand: blinde schouderboogarcade in onderste geleding, tweedelige lancetvensters - blind in de eerste travee -, doorgetrokken triforium en lancetvormige bovenlichten. Vierdelige kruisribgewelven in rechte travee, opgevangen door ter hoogte van triforium geringde schalken met knoppenkapiteel; straalgewelf boven de heldere apsis: doorgetrokken ribben ter hoogte van het triforium onderbroken door brede baldakijnen boven de ingevoegde heiligenbeelden.
Mobilair. Aantal kunstwerken volledig of ten dele gered voornamelijk door het optreden in 1914-1915 van deken C. Delaere (1860-1915), zie zijn grafmonument tegen de westmuur, samengesteld uit resten van een 17de-eeuws werk van A. Quellin II. Kunstschatten of fragmenten ervan werden nadien opnieuw in de kerk ondergebracht; fragmenten werden als dusdanig opgesteld of opgenomen in nieuwe samenstellingen als afsluitingen en zo meer zie onder meer Doopkapel; hun vormen en kleuren uit diverse tijdstippen doorbreken enigszins de strakheid van de archeologische reconstructie (zie voorhanden lijsten in Ieperse gidsen en vermeld Repertorium). In de met glas afgescheiden twee koortraveeën en apsis, groepering van een aantal preciosa als onder meer groot schilderij (1657) door J. Lybaert met "Beleg van Ieper", albasten Carolus Borromeusbeeldje (17de eeuw) en vergulde plaat met "Bruiloft van Cana"; voorts grafmonumenten van de Ieperse Bisschoppen (16de- 17de eeuw) en middenin de tweede koortravee vloersteentje met kruisje en jaartal 1.6.3.8. wijzend op de begraafplaats en sterfjaar van C. Jansenius, Ieper's beroemdste bisschop 1636-1638. Ook vermeldenswaard zwartmarmeren grafmonument van L. de Laye, weduwe van W. Hugonet, Burggraaf van Ieper en Boergondisch Kanselier (+ 1552). Versierende heiligenbeelden in schip en koor ook hier uitgevoerd door A. De Beule en O. Sinia.
Meubilair voornamelijk naar ontwerp van van J. Coomans in samenwerking met de vermelde beeldhouwers en grotendeels in een eclectische romaans-gotische stijl, soms gestileerd naar toenmalige byzantiniserende wijze. Bepalende hoofdaltaarafsluiting met neogotische inslag en centraal bronzen Heilig Hartbeeld, geschonken door de Ieperse bevolking, 6 maart 1935 (zie opschrift); neogotisch altaar in de zuidoostkapel gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw Van Thuyne: gepolychromeerd "wonderbeeld" (17de eeuw) tussen voorstelling van het "Beleg van Ieper (1383)" en de "Eerste dankprocessie, 8 augustus 1383", de inzet van de eeuwenlange "Thuyndag-viering". Voorts marmeren preekstoel met bronzen taferelen en biechtstoelen van dezelfde, met hout gecombineerde materialen. Monumentaal stenen doksaal in noordelijk transept met David en Ceciliabeelden en even monumentaal orgel door J. Anneessens (Menen), als nieuw, door de wederopbouw ingebracht element. Eerste reeks glasramen uit de wederopbouwperiode, circa 1930 en volgende, onder meer in koor en transept, vaak voorzien van wapens van Ieperse schenkers; tweede reeks van circa 1960 onder meer door L. Colpaert (westgevel), gedateerd 1959 en door M. Martens (noordelijk zijaltaar), gedateerd 1961. Gedenktekens, onder meer in verband met het bouwen van de "Hollandse vesten" onder Willem I; in verband met de Eerste Wereldoorlog: herinnering aan Albert I en aan schenking door het Britse leger van roosvenster in zuidgevel, 1935.
Kloostergebouwen. Blijkbaar geplande wederopbouw van kloostervleugel en -hof zie plans van J. Coomans; onvolledige uitvoering wellicht in verband te brengen met de dood van J. Coomans in 1937 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Hieruit voortvloeiende genuanceerde toestand met herstel van de noordoostvleugel met onder meer sacristie; gele baksteenbouw verlevendigd met natuursteen voor waterlijsten en spitsboogvenstertracering, evenals voor het blinde maaswerk ter versiering van de gekanteelde bovenmuren en uitkragende hoektorentjes met spits. Algemeen gezien aanknopend bij detaillering van de Halvleugels en de hierdoor geïnspireerde vooroorlogse toevoeging met noordtravee en -gevel van J. Coomans. Slechts deels herstelde en vervolledigde resten van het kloosterhof met -gang onder lessenaarsdak en puin van het zogenaamde Janseniuskwartier, heden gebruikt als lapidarium met opstelling van resterende beelden en fragmenten die hier ten minste permanent van de vernieling getuigen; wellicht weinig oorspronkelijke elementen in de open bekapping doch open venstertracering naar vooroorlogse toestand met onder meer typerend laatgotisch visblaasmotief (na 1400).
Bron: DELEPIERE A.-M., HUYS M. & LION M. 1987: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Ieper, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Lion M. & Huys M. 1987: Parochiekerk Sint-Maarten en bijhorend klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/30539 (geraadpleegd op ).