Eenheidsbebouwing van 21 arbeiderswoningen die tot stand kwam vanaf 1909 naar het ontwerp van de architect Fr. Van De Put. Deze eenheidsbebouwing kadert in de aanleg van een arbeiderscité aan de Albert Stainierstraat en de Korbeek-Losestraat.
Historiek
Tot 1909 bevond zich ter hoogte van de huidige Albert Stainierstraat, de vroegere Nieuwstraat, een steenbakkerij. Tussen 1909 en 1928 werd op deze locatie een nieuwe woonwijk ingericht op initiatief van de Sint-Franciscusparochie. Binnen de herinrichting van dit gebied gelegen tussen de Korbeek-Losestraat en de Tiensesteenweg, kaderde eveneens de bouw van een meisjesschool (1913, de huidige Ark) en een klooster (1924) en de parochiekerk Sint-Franciscus (1934) langs de Tiensesteenweg.
Het plan van aanleg voor de Cité Ouvrière werd in één keer ontworpen in 1909. De uitvoering gebeurde echter in meerdere fasen. In een eerste fase werden in 1910 tien woningen langs de Korbeek-Losestraat gerealiseerd (huidige nummers 45-63). In een tweede fase in 1912 werd het leeuwendeel van de Albert Stainierstraat bebouwd (de huidige nummers 30-36 en 17-41). In 1925 werd de even zijde van de Stainierstraat verder bebouwd. In een laatste fase in 1928 werd de oneven zijde bebouwd. Deze fasering resulteerde in lichte verschillen in de uitwerking van de woningen binnen de eenheidsbebouwing. De nummers 17-27 kregen een opvallend anders uitgewerkte gevel.
Beschrijving
De woningen in de Albert Stainierstraat en de Korbeek-Losestraat bestaan uit twee traveeën en twee bouwlagen, op een hardstenen plint en onder een rood pannen zadeldak. De nummers 31-33 en 37-39 hebben per twee een gedeelde dakkapel waardoor zij afwijken van de overige woningen in de arbeiderscité. De woningen in de Albert Stainierstraat zijn voorzien van een smalle stadstuin en een korte voortuin, die in de Korbeek-Losestraat werden op de rooilijn gebouwd. De arbeiderswoningen werden opgetrokken in rode baksteen met een witte voeg en afgewerkt met witte sierlijsten. Doordat deze lijsten, aangebracht op verschillende hoogten, doorlopen op de gevels van de verschillende aaneengeschakelde woningen, wordt een sterk uniform uitzicht gecreëerd. Geprofileerde consoles ondersteunen de her en der bewaarde originele kroonlijsten. Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich één venster, net als op de verdieping. Het schrijnwerk werd behalve bij nummer 53 overal vernieuwd. De hoekpanden langs de Korbeek-Losestraat vertonen dezelfde kenmerken afgezien van de kleine trapgevel die de dakkapel siert. Nummer 53 werd langs de zijde van de Korbeek-Losestraat op een later tijdstip voorzien van een gecementeerd gevelparement met schijnvoegen.
Het eenvoudige interieur van de woningen werden identiek opgebouwd volgens een klassieke enkelhuisindeling, zoals standaard gebruikt voor stedelijke rijwoningen sinds de 19de eeuw. In de deurtravee zit een gang met trappenhuis naar kelder en verdiepingen. In de venstertravee bevindt zich achtereenvolgens een voorkamer, een keuken en een achterplaats of veranda. De verdieping telde twee aaneengesloten kamers en ten slotte een zolderverdieping.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Leuven, afdeling XII (Heverlee), 1912/17.
- Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1924/25-31 (bouwvergunning 08.03.1924), dossier 1928/78 (bouwvergunning 07.07.1928), dossier 1911/81-86 (bouwvergunning 03.11.1911).