Dit ensemble van vier burgerhuizen werd opgetrokken naar een bouwdossier van 1906 opgemaakt door architect Guillaume Mommaels in opdracht van Henri Dejongh. Het ensemble wordt bepaald door een verzorgd veelkleurig baksteenmetselwerk in de levendig opgebouwde gevels. Van Mommaels zijn gelijkaardige ensembles in Leuven gekend.

De vier burgerhuizen werden opgebouwd volgens een repeterend gevelschema, waarbij de twee uiterste woningen (de nummers 28-34) voorzien zijn van een kleine tuitgevel met schouderstukken ter hoogte van de dakkapel. Aanvankelijk prijkte op deze tuitgevels een windvaan. Elke smalle woning bestaat uit twee traveeën en drie bouwlagen onder zadeldaken met doorlopende nok. Aan de meest rechtse woning werd een smalle extra travee toegevoegd met lage deur.

De vier woningen hebben een lijstgevel in rood baksteenmetselwerk met veelkleurige sierlijsten van geglazuurde baksteen en met een hardstenen plint en een deels vernieuwde houten kroonlijsten op klossen. Verticale ritmering in de gevels door de venstertraveeën die risaliterend zijn uitgewerkt. Alle muuropeningen zijn segmentbogig. Enkel bij nummer 30 is het houten schrijnwerk bewaard; het keldervenster van nummer 30 werd vergroot.

De ongelijke, verspringende opbouw van de deur- en de venstertravee, vertaalt een typische enkelhuisindeling waarbij de deurtravee het trappenhuis omvat, de venstertravee de leefvertrekken, in enfilade. In de smalle deurtraveeën zit telkens een deur op de begane grond, een verhoogd bovenlicht voor de verlichting van de traphal op de eerste verdieping, en een volwaardig venster op de bovenverdieping. De dieperliggende travee werd afgewerkt door een muizentandfries. In de brede, als risaliet uitgewerkte venstertraveeën, bevindt zich telkens een laag venster voor het hoge souterrain, een deurvenster met een in smeedijzer uitgewerkte borstwering op de verhoogde begane grond, en een bovenvenster met een balkon met verfijnd, fraai smeedwerk dat enkel bij de twee rechtse woningen is bewaard. Het gelijkvloers werd steeds voorzien van een segmentvormige deur en venster. Op de eerste bouwlaag bevinden zich eveneens twee vensters waarvan het rechtse wordt gesierd door een decoratieve, in smeedijzer uitgewerkte, balustrade. Ter hoogte van de derde bouwlaag wordt een vooruitspringend en smeedijzeren balkon ondersteund door geprofileerde consoles. Dit smeedwerk benadrukt steeds de vooruitspringende rechtse travee. Ter hoogte van de woningen nummer 32-34 werd de kroonlijst vernieuwd, ter hoogte van de nummers 28-30 bleef de witte, houten kroonlijst met consoles en bloktandlijst bewaard. Nummer 28 heeft een extra travee met een smalle deur. Deze leidt mogelijk naar de achterliggende tuin. Het perceel verbreedt ter hoogte van de rechtse perceelgrens; mogelijk bevond zich hier een bijgebouw, in directe verbinding met de straat door deze extra travee.