Statig burgerhuis in beaux-artsstijl, in 1931 ontworpen door architect F. Forton in opdracht van de heer Oct. Stas. Een jaar later ontwierp F. Forton eveneens het buurpand, nummer 177, volgens hetzelfde gevelschema, maar in een vereenvoudigde versie.

De woning is opgebouwd uit twee brede traveeën en twee bouwlagen onder een mansardedak. Een hoge hardstenen plint met betraliede keldergaten en voetschraper geeft de aanzet voor de gevel, opgetrokken in gele baksteen. Blauwe hardsteen werd aangewend voor de horizontale cordonlijsten die over de gevel lopen alsook voor de rijkelijke ornamentiek rondom de muuropeningen.

De linkertravee omvat de dubbele, korfboogvormige poortopening met een smeedijzeren dubbele poort. De rechtertravee omvat op het gelijkvloers twee rondboogvensters. Zowel de poort als de vensters werden gevat in een geprofileerde hardstenen omlijsting, versierd met een sluitsteen met de suggestie van een wapenschild, een decoratief element dat bij alle muuropeningen is herhaald. Tussen beide vensters werd in hetzelfde materiaal een decoratieve console geplaatst die een driezijdige erker ter hoogte van de tweede bouwlaag ondersteunt. Deze erker bestaat volledig uit blauwe hardsteen en omvat drie rondboogvensters met dezelfde sluitsteen. Voor de vensters werd een smeedijzeren balustrade aangebracht. De erker is bekroond met eenzelfde balustrade, in functie van het balkon van het rondbogige mansardedeurvenster. Deze balustrade doorbreekt de traditionele houten kroonlijst met consoles en muizentand aan weerszijden van de balustrade. De poorttravee omvat op de eerste verdieping een venster, in hardstenen omlijsting met oren en een sluitsteen. Ook in de poorttravee is de mansarde geopend door een rondbogig dakvenster, van een kleiner formaat.

Aangezien het schrijnwerk aansluit bij het ontwerp van architect F. Forton uit 1931 betreft het hier hoogstwaarschijnlijk nog het oorspronkelijke schrijnwerk. Mogelijk werden de ramen op de gelijkvloerse verdieping vernieuwd naar het oorspronkelijk model. Op de verdiepingen werd geprofileerd schrijnwerk bewaard, steeds met bovenlicht, en voorzien van een fijne roedeverdeling. In de venstertravee werden de bovenlichten van de rondboogvensters door middel van de roedeverdeling waaiervormig uitgewerkt.

De plattegrond van de woning wijkt af van de typische enkelhuisindeling en sluit aan bij de indeling van herenwoningen. Achter de poorttoegang schuilt een grote vestibule die uitkomt op een hal die de volledige breedte van de woning omvat. Een trap met grote overloop maakt zowel de kelder als de verdiepingen toegankelijk. Vanuit de vestibule en de hal is de woonkamer, gelegen achter de venstertravee, bereikbaar. De hal verschaft eveneens de toegang tot de keuken en de eetkamer, naast elkaar gelegen en uitkomend op het terras en de tuin. Deze plattegrond, met de hal en trap als spil van de woning, herhaalt zich op de eerste verdieping. Vier kamers, overeenkomend met de poort- en venstertravee, komen elk uit op deze gevelbrede hal. De tweede verdieping is beperkter van oppervlakte en herbergt onder het mansardedak twee volwaardige kamers aan de straatzijde en een zolderruimte aan de achterzijde van de woning.