Dit ensemble van vijf burgerhuizen in neoclassicistische stijl werd kadastraal geregistreerd in 1893. Catharina Aelbrecht-Vansighem, rentenierster te Leuven, is vermeld als opdrachtgever. De sterke verwantschap van de gecementeerde lijstgevels, verbonden door bossage op de gelijkvloerse verdieping en schijnvoegen op de overige bouwlagen, maakt dat de vijf woningen als één geheel ervaren worden. Een wisselende kroonlijsthoogte, een afwijkende ritmering van deur- en venstertraveeën, het niet consistent toepassen van segmentboogvormige en rondboogvormige gevelopeningen wijkt af van het classicistische principe de gevels als een uniforme straatwand vorm te willen geven. De trapgevel ter hoogte van nummer 25 geeft eveneens aan dat het ontwerp laveert tussen de neoclassicistische vormgeving en de neorenaissance die in Leuven ter hoogte van de vesten veelvuldig werd toegepast.
De vijf burgerhuizen tellen elk drie bouwlagen onder leien zadeldaken, waarop nummer 17 afwijkt met drieënhalve bouwlaag. De nummers 17, 21 en 23 tellen drie traveeën, de nummers 19 en 25 slechts twee. De gevels worden verbonden door een hardstenen plint, voorzien van keldergaten. Een doorlopende kroonlijst op consoles verbindt de nummers 19-23. Nummer 17 wijkt af vanwege de verhoogde kroonlijst, nummer 25 vanwege de trapgevel die de kroonlijst doorbreekt. Bossage kenmerkt de gelijkvloerse verdiepingen, afwisselend onderbroken door rondboogvormige deuren en segmentboogvensters. Nummer 17 wijkt opnieuw af vanwege een segmentboogdeur. Iedere gevelopening op deze bouwlaag is voorzien van een sluitsteen. Een doorlopend ritme van rechthoekige vensters verbonden door schijnvoegen, is bepalend voor de eerste verdieping. Doorlopende puillijsten worden per woning onderbroken door hardstenen balkons met smeedijzeren borstwering (gewijzigd bij nummers 21 en 23). Een gelijkaardig gevelbeeld kenmerkt de tweede verdieping, zonder de balkons (wel aanwezig bij nummer 17). Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging; de oorspronkelijke houten kroonlijst bleef behouden ter hoogte van de nummers 19 tot en met 23. Een trapgevel met frontonbekroning en een oculusvenster siert de woning nummer 25 aan het einde van de rij. De zolders ter hoogte van nummer 17 en 19 worden verlicht door dakvlakvensters, bij nummer 21 en 23 doorbreken telkens drie dakkapellen met hardstenen omlijstingen, waarvan twee oeils-de-boeuf het dakvlak.
De woningen nummers 21-25 behielden hun origineel schrijnwerk en zijn zo representatief voor het gehele ensemble. Witgeschilderd, geprofileerd, houten schrijnwerk volgens een T-verdeling kenmerkt de verschillende verdiepingen. Een tweedelige, eveneens witgeschilderde houten inkomdeur met bovenlicht, bleef eveneens bewaard op deze adressen. De houten voordeur van nummer 17 is vermoedelijk ook origineel. Het ronde venster in de trapgevel van nummer 25 heeft een kruisverdeling. Kenmerkend voor al de woningen zijn de authentieke, in de gevels ingewerkte deurbellen.
Een klassieke enkelhuisverdeling wordt verwacht bij elk van deze woningen (bouwaanvraag ontbreekt). De deurtravee herbergt daarbij de circulatie, de venstertravee omvat verschillende woonvertrekken, op de gelijkvloerse verdieping geschikt volgens het systeem van enfilade.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Leuven, afdeling III (Heverlee), 1983/5.