Eenheidsbebouwing van twee gekoppelde burgerhuizen in eclectische stijl die gelijktijdig werden opgetrokken en kadastraal geregistreerd in 1902. De opdracht ging uit van Juliaan Jozef Dony, een ingenieur afkomstig uit ’s Hertogenbosch, Nederland. Door het ontbreken van de bouwaanvraag, is de architect niet gekend.

De rijwoningen met rode bakstenen lijstgevels omvatten drie bouwlagen onder een plat dak. Onderling verschillen de woningen in het aantal traveeën. Nummer 52 telt immers drie traveeën, waarvan de linker deurtravee een risaliet vormt dat de middenas van het symmetrisch opgebouwde gevelfront markeert. Nummer 54 telt slechts twee traveeën. De uniform uitgewerkte gevelopstanden worden verbonden door een doorlopende hardstenen plint, cordons tussen de verschillende bouwlagen alsook door de sterk uitkragende houten kroonlijst.

Zowel de deur- als vensteropeningen op de gelijkvloerse verdieping, met een ijzeren I-balk als latei, hebben een getoogde ontlastingsboog in baksteen met hoek- en sluitstenen in simili-natuursteen, onder een waterlijst die eindigt in een krul. Op nummer 52 draagt de vensterpenant een in reliëf uitgewerkte salamander. De eerste verdieping wordt telkens gekenmerkt door twee keer twee rechthoekige vensters met I-balk, waarboven een rondboogveld met gebogen waterlijst. De boogvelden zijn voorzien van figuratieve, florale reliëfs in similisteen, en de penanten dragen een in reliëf uitgewerkte vleermuis. De derde bouwlaag telt voor beide woningen drie rondboogvensters onder een ontlastingsboog met hoek- en sluitstenen in simili-natuursteen en een gebogen waterlijst. Het middenrisaliet wijkt in de bovenbouw af van de zijflanken. Een rechthoekig venster met I-balk op de eerste verdieping, wordt gevolgd door een rondboogloggia met balustrade op de tweede verdieping, onder eenzelfde ontlastingsboog en waterlijst als in de flankerende traveeën. Deze rijk gedecoreerde gevel wordt afgesloten door een klassiek hoofdgestel op overhoekse postamenten, met decoratieve steigergaten in de casementen van de fries, onder een kroonlijst op consoles. In beide woningen werd het schrijnwerk van deuren en vensters vernieuwd, met grote waarschijnlijkheid met behoud van de oorspronkelijke indeling voor de vensters (eenvoudige raamverdeling met bovenlicht op de gelijkvloerse en tweede verdieping en een T-verdeling op de eerste verdieping). De oorspronkelijke inkomdeuren waren dubbele, houten paneeldeuren met een bovenlicht.

De traditionele gevelgeleding doet een klassieke enkelhuisindeling vermoeden, waarbij de deurtravee een trappenhal omvat die de verschillende verdiepingen bedient. De venstertravee herbergt volgens deze indeling de woonvertrekken.