erfgoedobject

Kloosterdomein Missiehuis De Jacht

bouwkundig element
ID
305651
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305651

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het kloosterdomein van Missiehuis De Jacht vormt een kenmerkend ensemble bestaande uit een hoofdgebouw met rondgang rond een binnentuin, een gastenverblijf en een boerderij in het zuiden, een ziekenpaviljoen in het noorden en een begraafplaats met Lourdesgrot in het noordoosten van het perceel. Het Missiehuis werd in 1927-1928 ontworpen door de Heverlese architect Theo Van Dormael in opdracht van de kanunnikessen-missionarissen van de Heilige Augustinus.

Ondanks de vele toevoegingen op de site in de tweede helft van de 20ste eeuw, onder andere door Paul Van Dormael, zoon van Theo Van Dormael, bleef het kloosterdomein sterk zijn authentieke karakter behouden. Dat de gebouwen liggen ingebed tussen de groene uitlopers van Heverleebos enerzijds en akkers anderzijds, draagt bij tot dit karakter.

Historiek

De zusters missionarissen van het Onbevlekte Hart van Maria is een internationale congregatie van zusters naar apostolisch recht. De congregatie werd later ook bekend als zusters van de Jacht, naar het missiehuis in Heverlee, aanvankelijk gelegen binnen het jachtgebied van de Arenbergers en eveneens de naam van het gehucht.

De zusters zijn ook bekend als de zusters missionarissen ICM (Immaculati Cordis Mariae).

In 1897 stichtte Marie-Louise De Meester(1857-1928) samen met haar eerste gezellin Germaine De Jonckheerde (1872-1958) haar orde in Malugumudu in het uiterste zuiden van India, waar ze op uitnodiging van de karmeliet Victor Verleure een weeshuis overnam en uitbouwde. De congregatie bekommerde zich aanvankelijk over het lot van wezen en verlaten kinderen in Indië. De congregatie was trouwens één van de eerste om zusters geneeskunde en maatschappelijke gezondheidszorg te laten studeren voor ze naar de missie vertrokken. Honderden zusters werden actief in de missies, onder andere in Indië, de Filippijnen, de Verenigde Staten, Congo en China. Door de voortdurende groei en belangstelling voor de orde werd beslist om een beter gelegen centrale zetel aan de congregatie te geven. In 1927 werd grond gekocht in Heverlee in het gehucht ‘De Jacht’. Nog hetzelfde jaar werd gestart met de bouw van het Missiehuis onder leiding van de architect Theo Van Dormael. Marie-Louise De Meester stierf in Heverlee in 1928, gedurende de bouw van de nieuwe kloostergebouwen en werd vervolgens op het domein begraven. Theo Van Dormael ontwierp ook haar graf. Het generalaat was lange tijd gevestigd op deze site. Intussen is het gevestigd in Rome.

De bouwaanvragen voor de bouw van de eerste kloostergebouwen bleven niet bewaard. Het archief van de architect Theo Van Dormael omvatte echter verschillende ontwerpen die in erg grote mate overeen komen met de huidige toestand en aan de basis lagen van de verdwenen bouwaanvraag uit 1927. Van Dormael legde de basis voor de site met de bouw van een U-vormige hoofdvleugel met een kleine annex centraal op de site en de boerderij ten oosten van deze hoofdvleugel. Door de groei van de congregatie diende de kloostersite steeds uitgebreid te worden. Nieuwe gebouwen in functie van de werking werden opgericht tussen 1955 en 1973. Paul Van Dormael ontfermde zich over enkele toevoegingen (een grote annex in het noorden en een gastenverblijf in het zuiden) en respecteerde hierbij het werk van zijn vader. Architecten J.G. Ickx en August Lagrou waren verantwoordelijk voor twee toevoegingen in het noorden van de site die zich door een eerder moderne vormentaal sterk distantieerden van de historiserende, regionalistische vormentaal van vader en zoon Van Dormael. In 1973 werd de zuidelijke vleugel van het kloostergebouw afgebroken en vervangen door een nieuwe kloostervleugel naar ontwerp van August Lagrou.

Beschrijving

De site van de zusters van de Jacht ligt teruggetrokken van de drukke Naamsesteenweg en situeert zich tussen de uitlopers van Heverleebos.

De site omvat het U-vormige kloostercomplex van 1927, opgetrokken naar het ontwerp van Theo Van Dormael, een hoeve in de oostelijke hoek van het perceel uit dezelfde periode en eveneens naar ontwerp van Theo Van Dormael en een begraafplaats met Mariagrot in de noordoostelijke hoek.

Het inrichtingsplan voor de site dat eveneens in het archief van Van Dormael bewaard, geeft een perceel weer in de vorm van een parallellogram en dat omvangrijker is dan de huidige begrenzingen van het domein. Met inbegrip van enkele akkers grenst het domein aan dat van de zusters van Het Heilig Hart, meer specifiek aan de Calvarielaan.

In het noordwesten van het perceel bevindt zich een ‘sapinière’. Dit sparrenbos is ook vandaag nog bewaard en staat door middel van een dunne strook bomen, die het domein aan het zicht van de Naamsesteenweg onttrekt, in verbinding met het omvangrijke Heverleebos dat zich uitstrekt ten zuiden van het perceel. Vanaf de Naamsesteenweg vertrekt een dreef ‘De Jacht’, die het domein bereikbaar maakt. De Bierbeekpleindreef vormt in het zuiden de grens tussen Heverleebos en het kloosterdomein. In het zuiden van het perceel werden de eerste gebouwen op de site voorzien in 1927. De binnentuin gevormd door de drie kloostervleugels van het hoofdgebouw werd op het inrichtingsplan van Van Dormael aangeduid als een Franse tuin. Ook vandaag bleef het witgeschilderde Mariabeeld op sokkel, weergegeven op historische foto’s, hier bewaard. Het gebied ten oosten van deze gebouwen, weergegeven als zone voor het bleken van het linnen, werd eerder benut als moes- en bloementuin. Het veld ten noorden van de boerderij die zich langs de Bierbeekpleindreef bevindt en ten oosten van de hoofdvleugel, werd benut als kippenren.

Het U-vormige kloostercomplex, in oorsprong het ‘moederhuis en het noviciaat van de congregatie’, richt zich naar de Naamsesteenweg met een statige voorgevel. De achtergevel kijkt uit op een grote binnentuin, en richt zich naar het achterliggende landschap met de gemeentelijke begraafplaats en in de verte de kazerne de Hemptinne.

Het eigenlijke klooster werd opgebouwd uit drie vleugels van twee (zijvleugels) en drie (hoofdvleugel) bouwlagen onder zadeldaken van zwarte leien. De drie vleugels werden opgetrokken in een samenhangende historiserende bouwstijl. Kenmerkend voor de gevels zijn de parementen in rode baksteen met detailleringen in hardsteen, en een plastische gevelwerking. De geveldynamiek wordt verkregen door middel van sterk vooruitspringende traveeën enerzijds en dieperliggende gevelvlakken anderzijds. De vier travee-brede zijvleugels werden in de voorgevel vooruitspringend uitgewerkt en voorzien van een puntgevel. Ook de drie centrale traveeën van deze voorgevel, waar zich de hoofdtoegang tot het gebouw bevindt, springen vooruit, werden hoger opgetrokken en liggen vervat onder een puntgevel. Op deze manier ondersteunt de gevelwerking de leesbaarheid van het gebouw. Voor de verschillende gevels van deze drie vleugels werden de regelmatige traveeën, per verdieping voorzien van korfboogvensters. De traveeën worden steeds van elkaar gescheiden door versneden steunberen, bovenaan verbonden door een rondboogfries. Hardsteen werd aangewend voor de doorlopende cordonlijsten die de scheiding tussen de verschillende bouwlagen leesbaar maken, voor de hoekstenen van de bakstenen rollagen van de verschillende vensters, voor de omlijstingen van de drieledige venster- en deurpartij ter hoogte van de inkom alsook voor de hoekkettingen ter hoogte van de schouderstukken van de puntgevels. De twee puntgevels ter hoogte van de uiterste, vooruitspringende traveeën werden voorzien van een bolbekroning, de centrale puntgevel in de voorgevel van een Keltisch kruis. Beide detailleringen werden door Theo Van Dormael ontworpen, zo blijkt uit de schetsen van zijn hand bewaard in het archief van de architect. De plastische gevelwerking met vooruitspringende traveeën en puntgevels resulteert ook in een dynamisch dakenspel. De bedaking werd, voornamelijk in het voorste dakvlak van de voorgevel, opengewerkt door middel van een dakkapel per travee, steeds voorzien van een piron. Dezelfde vormgeving kenmerkt de achtergevels. Opvallend zijn de spitsboogvensters in de rechterzijvleugel ter hoogte van de kapel.

Per vleugel en per verdieping werden samenhangende functies gebundeld, op het gelijkvloers steeds toegankelijk gemaakt door middel van een doorlopende ‘kloostergang’ aan de binnenzijde van de vleugels en uitkijkend op de binnentuin. De hoofdvleugel richt zich prominent naar de Naamsesteenweg en omvat op het gelijkvloers de royale inkompartij met trappenhal naar de verdiepingen. Deze vleugel bevat voor het overige verschillende kamers voor functies die in verband staan met de economie van het klooster. De noordelijke zijvleugel omvat een keuken en twee grote eetzalen voor de bewoners van het missiehuis. De eerste verdieping van deze vleugel werd, in combinatie met de eerste en tweede verdieping van de hoofdvleugel, volledig ingericht als grote slaapzalen met bijbehorende functies. De zuidelijke zijvleugel werd volledig gewijd aan de kapelruimte die twee verdiepingen bestreek.

Het archief van Van Dormael omvat talrijke schetsen voor fijn uitgewerkte binnendeuren en andere binnenafwerkingen. Scheidingsdeuren met bovenlichten, deuren met briefpanelen voor de kapel en de sacristie, een ontwerp voor een neogotisch doksaal voor de neogotische kapel getuigen van de betrokkenheid van Van Dormael bij de vormgeving van het interieur. Verschillende interieurelementen bleven gaaf bewaard. Het schrijnwerk aanvankelijk voorzien van een fijne roedeverdeling werd reeds vervangen. Een witgeschilderde, houten kroonlijst met consoles bleef bewaard.

De noordelijke zijvleugel van het U-vormige hoofdgebouw werd voorzien van twee kleinere vleugels, haaks op deze zijvleugel. Deze annexen sluiten in hun ontwerp zeer sterk aan bij het hoofdgebouw. De kleine annex uit 1927, fungeert als dienstvleugel en staat in logische verbinding met de noordvleugel waar zich op het gelijkvloers de keuken en de refters bevinden. De grotere annex is een toevoeging uit 1960. In 1960 werd een bouwaanvraag ingediend door de zusters van De Jacht voor het bouwen van nieuwe lokalen. Deze nieuwe toevoeging, 33 jaar na het ontwerp van de kloostergebouwen door Theo Van Dormael, kwam er naar het ontwerp van de zoon van Theo, Paul Van Dormael. De uitbreiding die Paul Van Dormael voorzag respecteerde het werk van zijn vader en werd opgetrokken in een historiserende bouwstijl die nauwe aansluiting vond bij de hoofdgebouwen van 1927. Ook hier worden de verschillende traveeën, opgetrokken in rood baksteenmetselwerk, van elkaar gescheiden door trapsgewijs opgebouwde pilasters. De twee tot drie bouwlagen bevinden zich onder een gecombineerd zadel- en schilddak van zwarte leien. Op het gelijkvloers werd een feestzaal met podium voorzien, op de verdieping een extra slaapzaal die in verbinding stond met de bestaande slaapzalen van het hoofdgebouw.

In 1957 werd Paul Van Dormael reeds aangesproken door de kloosterorde voor het voorzien van een extra gebouw op de site. Er werd een bouwaanvraag ingediend voor het bouwen van een gastenverblijf, gericht op de tijdelijke huisvesting van familieleden van de missionarissen. Een volume op een rechthoekige plattegrond van twee verdiepingen en een omvangrijke zolderverdieping werd gebouwd tussen het hoofdgebouw en de Bierbeekpleindreef. Door middel van een tweeverdiepingshoge sas kwam ook dit gebouw in verbinding te staan met de hoofdvleugel van het hoofdgebouw. Het ontwerp van dit gebouw werd door Paul Van Dormael soberder opgevat en doet eerder regionalistisch aan. Historiserende ornamenten werden achterwege gelaten, maar desondanks sluit het volume, opgetrokken in rode baksteen en onder een steil zadeldak, bedekt met zwarte leien, vormelijk nog steeds aan bij het hoofdgebouw uit 1927.

In 1967 werd de goedkeuring verleend voor de bouw van een ziekenpaviljoen in het noorden van de site. Dit ziekenpaviljoen vormde een uitbreiding van het reeds bestaande gebouw uit 1955. Van dit eerste gebouw bleef geen bouwaanvraag bewaard, maar het werd vermoedelijk opgetrokken naar een ontwerp van Paul Van Dormael (verwijzing in de bouwaanvraag van 1957). Het ziekenpaviljoen werd opgetrokken aan de rand van het kleine dennenbosje dat het domein begrenst. De architect J.G. Ickx uit Brussel ontwierp de plannen van dit sober vormgegeven volume van drie bouwlagen onder een plat dak. Dit is de eerste toevoeging die breekt met de historische bebouwing op de site, tot dan toe ontworpen door vader en zoon Van Dormael.

In 1973 werd door de zusters besloten de zuidelijke zijvleugel van het U-vormige hoofdgebouw te slopen en te vervangen door een nieuwbouw. Deze nieuwbouw, een eerder modern volume van drie bouwlagen onder een plat dak, ontworpen door de architect August Lagrou, breekt volledig met de overige vleugels van het gebouw van Van Dormael. Er werd resoluut gekozen voor een sober en functioneel ontwerp, dat zich wel inpast in de footprint van de vorige vleugel. De oorspronkelijke zuidelijke vleugel uit 1927 herbergde op de gelijkvloerse en de eerste verdieping de kapel van het missiehuis. Grote spitsboogvormige vensters die de twee verdiepingen bestreken, maakten de aanwezigheid van deze functie ook afleesbaar in de buitengevels. Op oude foto’s is de kleine klokkentoren waarneembaar. Deze kapel kreeg bij het ontwerp, eveneens door Van Dormael, erg veel aandacht voor de uitwerking van de gevels, de detailleringen van de raamprofielen en het binnenschrijnwerk. De nieuwbouw uit 1973 voorzag op iedere verdieping in individuele cellen. De keuze voor deze vorm van gescheiden kamers, kwam vermoedelijk ter vervanging van de voorheen grote, gemeenschappelijke slaapzalen.

De boerderij verbonden aan het missiehuis, is gelegen in de zuidoostelijke hoek van het perceel, aan de Bierbeekpleindreef en werd samen met het hoofdgebouw in 1927 ontworpen door Theo Van Dormael. Deze nutsgebouwen werden vanwege hun functie opgetrokken in een eenvoudige vormentaal. De boerderij vertoont een S-vormige plattegrond en omvatte het woonhuis van de boer en een vleugel met stallen voor knaagdieren en klein pluimvee. De eenvoudige gevels in rode baksteen werden voorzien van rechthoekige vensters met hoekstenen in hardsteen. De zadeldaken in (vernieuwde) zwarte leien hebben grote oversteken. Sinds 1975 worden deze gebouwen benut door de Scouts Jong-Brabant.

De begraafplaats voor de missiezusters bevindt zich samen met de Mariagrot in de noordoostelijke hoek van de site en grenst aan het dennenbos in het noorden. Het grafveld heeft een halfcirkelvormige aanleg en identieke graftekens. Ten zuiden van de begraafplaats werd, op een groen perceeltje, een Lourdesgrot voorzien. Deze grot, met een nis met Mariabeeld in de rechterbovenhoek kan gezien worden als een kopie van de grot van Massabielle. Een wit beeld van een biddende zuster kijkt het Mariabeeld aan. Ook het graf van de stichteres, Marie-Louise De Meester, bevindt zich in de nabijheid van de begraafplaats en de Lourdesgrot.

  • KADOC KU Leuven, Persoonsarchieven, BE/942855/670 Archief Theodoor en Paul Van Dormael, 1888-1970 (Archief), afdeling ‘Plannen’, nummer 45: Heverlee De Jacht.
  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1957/70 (bouwvergunning 01.06.1957), dossier 1960/97 (bouwvergunning 16.06.1960), dossier 1967/161 (bouwvergunning 15.07.1967) en dossier 1973/17 (bouwvergunning 25.01.1973).

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kloosterdomein Missiehuis De Jacht [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305651 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.