Het ensemble van drie burgerhuizen in eclectische stijl werd opgetrokken tussen 1913 en 1914. In 1913 werd door Karel Münzenberg de toestemming verkregen voor de bouw van de woning ter hoogte van de Prins de Lignestraat nummer 25. Een jaar later werden in opdracht van Francis Vrijdags de twee aanpalende burgerhuizen met nummers 21-23 gebouwd. Ondanks het verschil in bouwheer en jaar, werden de drie woningen vermoedelijk wel door eenzelfde architect opgetrokken (niet vermeld in het bouwdossier), gezien de onderlinge gelijkenissen in plan en uiteindelijke uitvoering.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën omvatten de rijwoningen twee en een halve bouwlaag onder een zadeldak met rode pannen. De lijstgevels met een parement uit rode baksteen rusten op een blauwe hardstenen plint en zijn afgewerkt met witte geglazuurde baksteen en witte zandsteen voor de muurbanden, en voor de hoek- en sluitstenen van de korfbogige muuropeningen. De opstanden van de enkelhuizen vertonen een asymmetrisch opzet met een smalle deurtravee en een brede venstertravee, voorzien van een smeedijzeren balkon ter hoogte van de eerste verdieping (bewaard bij nummer 23). Een korfboogvormige deur en gelijkvormige vensters openen de eerste en tweede bouwlaag, rechthoekige mezzaninnovensters onder gietijzeren lateien kenmerken de halve bouwlaag onder het zadeldak. Een klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren bleef bewaard bij de nummers 21 en 23.
De rijwoningen vertonen een klassieke planindeling volgens het enkelhuisprincipe, waarbij zich ter hoogte van het smalle deurtravee een lange gang bevindt die uitgeeft op de traphal, met daarachter de keuken in aanbouw. Ter hoogte van het verbrede venstertravee situeren zich op de gelijkvloerse verdieping de woon- en eetkamer.
- Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1913/64 (bouwvergunning 17.11.1913), dossier 1914/3 (bouwvergunning 19.03.1914).