Dit burgerhuis in een zakelijke, modernistische vormentaal werd in opdracht van mevrouw François Heynderickx opgetrokken, naar een ontwerp van de architect Victor Broos uit 1936. Broos realiseerde verschillende woningen in de Sint-Lambertusstraat, die zich kenmerken door de plastische vormentaal met erkers en dieperliggende gevelvelden. Anderzijds schuilt er een soberheid in de geveluitwerking, en wordt het baksteenmetselwerk, en het smeedwerk van de balustrades als ornament aangewend.

Het burgerhuis telt twee traveeën en drie bouwlagen onder platte bedaking. De eerste twee bouwlagen hebben een bakstenen parement, de derde bouwlaag is opgevat als een hoge pseudo-mansarde, bedekt met zwart geglazuurde pannen. Kenmerkend voor het modernisme is het gebruik van de platte, bruine bakstenen hier in kettingverband, waarvan het sterk horizontaliserende karakter wordt versterkt door schaduwvoegen. De nadrukkelijk horizontaal gelede bouwlagen liggen vervat tussen verticaal geaccentueerde scheimuren, uitlopend op schoorstenen die over de nok van het dak uitsteken.

De linker travee omvat de inkomdeur, dieper liggend in het gevelvlak. Zo werd een inpandig portaal gecreëerd, gedeeltelijk afgewerkt met zwart geglazuurde tegels. De rechter travee rust op een hardstenen plint en omvat een travee-breed venster. De eerste verdieping wordt gekenmerkt door een centrale rechthoekige erker, met twee flankerende vensters. De kleine balkons ter hoogte van deze vensters zijn voorzien van eenvoudige smeedijzeren borstweringen. De betonnen vloerplaat van de erker en balkons fungeert als luifel voor de pui en het portaal. De sterk overstekende houten kroonlijst markeert de scheiding tussen de bakstenen opstand en de met zwart geglazuurde pannen afgewerkte pseudo-mansarde. Deze derde bouwlaag wordt opengewerkt door twee vensters tussen houten balusters, en bekroond door een tweede kroonlijst. Van het schrijnwerk is de houten inkomdeur met glas en smeedwerk bewaard.

De plattegrond van dit burgerhuis breekt met de klassieke enkelhuisopdeling, waarbij de deurtravee een lange hal, het trappenhuis alsook de keuken en andere sanitaire ruimtes omvat, geflankeerd door de suite van het salon en de eetkamer in de brede venstertravee. Hier is de traphal met bovenlicht dwars over de volledige breedte midden in de woning ingeplant. Uit het aanzienlijk ruimtegebruik valt het belang af te leiden dat aan een goede circulatie werd gehecht. Verder omvat de begane grond volgens de bouwplannen aan straatzijde de inkomhal met vestiaire en het salon en aan tuinzijde de eetkamer met terras en de keuken, met in de gang wc en berging. Op de eerste verdieping wordt de traphal enerzijds geflankeerd door twee kinderkamers, anderzijds door de ouderslaapkamer annex badkamer. De ondiepe tweede verdieping is beperkt tot één kamer aan de straat. Deze indeling resulteert in de getrapte opbouw van de woning aan de tuinzijde.