Burgerhuis in een gematigde modernistische stijl gebouwd in 1935 in opdracht van Albert De Raedt, een ingenieur uit Genk, naar ontwerp van architect Paul Van Dormael. Paul Van Dormael, zoon van architect Theo Van Dormael, was samen met zijn vader zeer actief in Heverlee. In tegenstelling tot de eerder traditionele ontwerpstijl van zijn vader hanteerde Paul Van Dormael vanaf de jaren 1930 in toenemende mate een voorzichtige modernistische vormentaal voor zijn woningontwerpen. Zijn ingetogen ontwerpstijl kenmerkt zich door een dynamische geveluitwerking met een sterke nadruk op de horizontale geleding en het sober gebruik van gevelornamentiek. De aanpalende woning werd eveneens door Paul Van Dormael gerealiseerd en werd één jaar eerder ontworpen. Ondanks het feit dat beide woningen kort na elkaar gerealiseerd werden, hanteerde Van Dormael voor deze woning in tegenstelling tot zijn vorig ontwerp een meer vooruitstrevende gevelcompositie zonder gebruik van traditionele en klassieke gevelkenmerken.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de burgerwoning drie bouwlagen onder een zadeldak van rode pannen. De lijstgevel heeft een parement uit geel baksteenmetselwerk in halfsteens verband, op een plint van blauwe hardsteen. De gevel wordt verlevendigd door het gebruik van gewapende kunststeen voor de uitkragende getrapte vloerplaten en dekstenen van de geveluitsprongen, evenals de doorgetrokken lateien van de rechthoekige vensters. De lijstgevel wordt horizontaal geleed door de doorgetrokken dorpels en lateien en uitkragende vloerplaten en kroonlijst. In de linkse deurtravee bevindt zich de deurportiek, waarvan de uitsparing in het gevelvlak uitgevoerd is in verzorgd geprofileerd metselwerk met ingewerkte hardstenen sierlijst en brievenbus. De nadruk van de gevelcompositie ligt op de tweede en derde bouwlaag die voorzien is van een superpositie van balkons met tussenliggende erker ter hoogte van de brede venstertravee. Deze is aan de rechter zijde afgeschuind en wordt geopend door een drieledig venster met deurvenster in een kunststenen omlijsting, die bovenaan aansluit op de vloerplaat van het gevelbrede balkon. De balkons zijn voorzien van een bakstenen borstwering, waarbij een sober vormgegeven smeedijzeren leuning bevestigd werd in de kunststenen dekstenen. De gevel wordt ter hoogte van de derde bouwlaag opengewerkt door vier eenvoudige rechthoekige vensters in spiegelschema, met centraal twee deurvensters. Deze liggen verzonken in het gevelvlak. Het houten schrijnwerk bleef deels bewaard, waaronder dat van de beglaasde voordeur met vormgegeven smeedijzeren deurrooster en dat van de uitkragende kroonlijst. Het schrijnwerk werd vernieuwd ter hoogte van de tweede en derde bouwlaag, evenwel met behoud van de oorspronkelijke roedeverdeling in de bovenlichten.
Ondanks het vernieuwende karakter van het gevelontwerp, kent de woning een vrij conventionele planindeling volgens het enkelhuisprincipe, waarbij een lange gang met trappenhuis ter hoogte van de deurtravee uitgeeft op de keuken en bijkeuken in aanbouw. De gang met trappenhuis staat aan zuidoostelijke zijde in verbinding met de eetkamer en het salon, die een enfilade vormen. De planindeling herhaalt zich op de eerste verdieping.
- Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1935/180 (bouwvergunning 20.08.1935).