Burgerhuis in art-decostijl gebouwd in 1934 in opdracht van C. de Raedt naar een ontwerp van architect Paul Van Dormael. Van Dormael, zoon van architect Theo Van Dormael, was samen met zijn vader zeer actief in Heverlee. In tegenstelling tot de traditionele, historiserende ontwerpstijl van zijn vader legde Paul Van Dormael zich toe op de vernieuwende art-decostijl en vanaf de tweede helft van de jaren 1930 in toenemende mate op het modernisme. Van zijn hand is eveneens het ontwerp van de aanpalende woning uit 1935 in een ingetogen modernistische stijl. Ondanks het feit dat Van Dormael beide woningen slechts één jaar na elkaar ontwierp, valt een opmerkelijke stijlevolutie te bemerken in het gevelontwerp. In tegenstelling tot de gematigd modernistische vormentaal van de aanpalende gevel, leunt het gevelontwerp van de woning met het nummer 28 nog volledig aan bij de art-decostijl. Kenmerkend zijn de massieve omlijstingen in hardsteen en de eerder traditionele gevelindeling met erker en balkon ter hoogte van de brede venstertravee, ondersteund door een gestileerde console.

Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën telt het burgerhuis in art-decostijl drie bouwlagen onder een zadeldak met rode pannen. De lijstgevel is opgetrokken uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de lage plint, onderdorpels, massieve omlijstingen en geprofileerde cordonlijsten. De gevel kent een traditionele indeling met aan de linkerzijde een smalle deurtravee en aan de rechterzijde een licht risaliterende, brede venstertravee, beide geopend door rechthoekige muuropeningen met afgeschuinde bovenhoeken onder massieve hardstenen hanenkam voorzien van een geprofileerde onderdorpel. Asymmetrisch van opzet en horizontaal geleed door geprofileerde cordonlijsten en uitkragende kroonlijst, legt de compositie de nadruk op de brede venstertravee. Deze wordt ter hoogte van de tweede bouwlaag gemarkeerd door een driezijdige erker met bekronend balkon, voorzien van een geometrisch vormgegeven, smeedijzeren borstwering. Het originele houten schrijnwerk bleef bewaard, waaronder dat van de ramen, met kleine roedeverdeling in de bovenlichten, evenals dat van de beglaasde voordeur met smeedijzeren deurrooster en houten kroonlijst.

De gevelopbouw weerspiegelt de traditionele planindeling volgens enkelhuisprincipe, waarbij zich ter hoogte van de deurtravee de gang met trappenhuis bevindt die opeenvolgend uitgeeft op een sanitaire ruimte en de keuken met bijkeuken in aanbouw. De gang met trappenhuis staat aan zuidoostelijke zijde in verbinding met de eetkamer en het salon, die een enfilade vormen. De planindeling herhaalt zich op de eerste verdieping.