Burgerhuis Les Iris werd gebouwd in 1915 in opdracht van André Attibart, naar ontwerp van architect Georges Decock. Georges Decock was zeer actief in het Leuvense gedurende de wederopbouwperiode na de Eerste Wereldoorlog. In tegenstelling tot de eclectische wederopbouwstijl die zijn oeuvre kenmerkt, opteerde Decock voor Les Iris voor de cottagestijl. De bouwaanvraag spreekt van een ‘maison de campagne’. Het burgerhuis kan als een zeer vroeg voorbeeld van de toepassing van de cottagestijl gezien worden voor de Tiensesteenweg alsook voor de ruimere omgeving.
Les Iris telt drie traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met uitkragende dakrand met vernieuwde houten kroonlijst, gedragen door sierlijk vormgegeven, houten korbelen. Het middenrisaliet wordt geprononceerd door een erker op de verdieping en de afgeknotte puntgevel onder uitkragend afgewolfd dak. De eerste bouwlaag wordt gekenmerkt door een parement in rode baksteen met hardstenen sierlijsten boven een hardstenen, rustieke plint in breuksteenvorm. Vensters met hardstenen lateien en lekdrempels werken iedere travee open. De linker travee omvat de rechthoekige voordeur met hardstenen omlijsting en zijlicht, onder een luifel bedekt met leien (in de bouwaanvraag was het zijlicht mee overluifeld). Rechts naast de voordeur werd een hardstenen naamplaat ‘Les Iris’, alsook een hardstenen brievenbus ingewerkt. De verdieping en puntgevel hebben een wit bepleisterd parement in imitatievakwerk. De uiterste traveeën worden eveneens opengewerkt door middel van rechthoekige vensters, de centrale travee heeft een driezijdige erker onder een leien schilddak en ondersteund door sierlijk gevormde houten korbelen. Op deze erker rust een houten balustrade met achterliggend deurvenster, ter hoogte van de afgeknotte puntgevel. Twee originele dakkapellen werken het voorste dakvlak open ter hoogte van de uiterste traveeën. Het originele schrijnwerk bleef niet met zekerheid bewaard. De guillotinevensters op de benedenverdieping met een raster van kleinhouten, sluiten samen met de dubbele, houten paneeldeur met bovenlicht met kleinhouten aan bij het ontwerpplan van Decock. Het houten schrijnwerk van de vensters, het deurvenster alsook de vensters van de dakkapellen werden ontdaan van hun kleinhouten, wat kan wijzen op vernieuwing.
De onderkelderde woning omvat ter hoogte van de linker deurtravee een traveebrede hal waar de trap naar de verdiepingen vertrekt. In het verlengde van deze travee bevindt zich de kleine eetkamer. De centrale en rechtertraveeën omvatten langs de straatzijde de grote eetkamer en aan de tuinzijde de keuken. De kleine eetkamer en de keuken worden van elkaar gescheiden door een gang die uitgeeft op de achterdeur, centraal in de achtergevel. Deze plattegrond herhaalt zich op de verdieping waarbij vier slaapkamers uitgeven op een centrale overloop, bereikbaar vanuit het trappenhuis. De zolderverdieping omvat langs de straatzijde nog twee slaapkamers die worden verlicht door de dakkapellen.
- Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1915/10 (bouwvergunning 17.01.1915).