erfgoedobject

Hoeve met rosmolen

bouwkundig element
ID
305891
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305891

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve met rosmolen
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Langgestrekte hoeve met woonhuis, aanpalende schuur en losstaande rosmolen van de vroegere molensite van Leest, die teruggaat tot 1783.

Historiek

De vroegere molensite van Leest ligt op de grens van de gemeenten Leest, Hombeek en Kapelle-op-den-Bos. De onmiddellijke omgeving van de site, plaatselijk gekend als 'Steynemolen', heeft een lange geschiedenis. De nabijgelegen Kapellebaan maakte deel uit van de vroegere Romeinse heirbaan Utrecht-Bavay.

In 1939 ontdekte de Mechelse amateurarcheoloog J. Uytterhoeven in een tarweveld aan 'Steynemolen' een vloer uit de Romeinse periode, die tijdens opgravingen door de archeologische vereniging Oud Mechelen in 1983-1984 werd geduid als de vloer van een graanschuur. Naast de schuur kwamen resten te voorschijn die wijzen op een villa, die werd bewoond tijdens de 2de-3de eeuw. De omgeving wordt 'Steynemolen' genoemd naar een gelijknamige familie goudsmeden die zich in de 14de eeuw in Mechelen vestigde. De familie maakte er naam - onder meer via verscheidene schepenen en geleerden - en verwierf ook bezittingen in Leest. Rond 1723 stelde landmeter Jan van Acoleyen een kaartboek samen van de toenmalige gemeente Leest. In het gebied Steynemolen, ongeveer ter hoogte van het huidige Witveld 1, tekende hij een pachthof met 'speelhuis', vijvers en wallen. Het kaartblad '75 B Vilvoorde' van de atlas van graaf de Ferraris uit 1771-1778 toont een gelijkaardig beeld. De resten van dit buitengoed, op een kaart van Bodumont uit 1785 vermeld als "Speelgoed van den heere Spangen genaemt Steyne Molen", werden afgebroken in 1820.

Op enkele velden in de onmiddellijke omgeving van dit kasteel verrezen in de jaren 1780 de Steynemolenhoeve (1781), en de molensite van Leest (1783) ter hoogte van het Expoelstraat 39. Op 4 november 1783 ontving Peter Jan Van Breedam, molenaar in het verderop gelegen dorp Blaasveld, een octrooi voor de oprichting van een houten windmolen in Leest. De figuratieve kaart van Bodumont uit 1785 toont de toen net voltooide windmolen op het huidige (2018) perceel C 173 A. Het molenhuis en de bijgebouwen die drie jaar later vermeld worden in een notarisakte bevonden zich op het naastgelegen perceel van het huidige Expoelstraat 39. Dat ze niet zijn weergegeven op de kaart doet vermoeden dat ze tussen 1785 en 1788 tot stand kwamen. Tegenover de windmolen bevond zich het "speelgoed van de heer Spangen genaemt Steynemolen", door een beboomde dreef gescheiden van de in 1781 opgerichte U-vormige Steynemolenhoeve, die toen in eigendom was van Guilliam Keyenberg. In 1788 stelden Peter Jan Van Breedam en zijn vrouw hun zoon Petrus Franciscus in het bezit van de "graenwindmolen, huysing, stallen, schuer, pelmolen, stokerij, buylhuys, pompe, putten, kelders, logiën en verdere gebouwen met den hof en erve daer aen klevende" in Leest.

Een kadasterkaart van A. Dumelz uit 1810 geeft een meer gedetailleerd beeld van de bebouwing. Tegenover "het kasteel van Spangen" (nummers 142 tot en met 149) en de naastgelegen "Steynemolenhoeve" (nummer 199) zien we de molensite van Leest (nummers 208-210). Naast de molen (nummer 208) bevindt zich aan de straat het molenhuis dat de kern vormt van de huidige bebouwing aan de Expoelstraat 39 (nummer 210); het kleinere, afzonderlijke volume (nummer 209) werd rond 1891 afgebroken.

Documenten uit 1811 en 1831 beschrijven de molen als een 'windgunstig gelegen graanwindmolen met twee paar molenstenen, uitgebaat door de eigenaar en met meer dan voldoende productie voor de plaatselijke bevolking'. In 1836 vererfden Petrus Franciscus Van Breedam en zijn vrouw Anna Van Doorslaer de windmolen met huis, stal, schuur etc. aan zijn dochter Maria Anna en Joannes Baptista Dierckx, molenaar in Leest. Volgens een kadastrale mutatieschets uit 1865 werd het stal- en schuurgebouw aan de straat rond dat ogenblik uitgebreid tot ongeveer de huidige omvang. De mutatieschets toont verder hoe de verweving met perceel 175 werd opgeheven en er een verbouwing plaatsvond aan de naastgelegen rosmolen.

Via Joannes Baptista Dierckx kwam de molensite in handen van Egide Dierckx en nadien Emmanuel Dierckx, beiden molenaar en stoker in Leest. In 1886 werden de "graanmolen genaamd Steinemolen, de paarden- of pelmolen, herberg 'het Molenhuis' met afhankelijkheden en hof, weide en bos" verkocht aan Franciscus Van Winghe - De Boeck, landbouwer in Hombeek. De nieuwe eigenaar liet volgens de kadastrale mutatieschetsen in 1891 een klein, losstaand volume afbreken en voegde een kleine uitbreiding toe aan de rosmolen. Ter herinnering aan de uitbreiding van de paardenmolen werd in de gevel de deels doorbroken datering '18(9)0' aangebracht met gesinterde baksteen. Na het overlijden van Franciscus De Boeck namen zijn weduwe en kinderen de molen over, getuige ook twee ter plaatse bewaarde meelzakken met de vermelding 'We. VAN WINGHE MAALDERIJ LEEST'. Zij waren de laatste uitbaters van de windmolen, die na beschadigingen door een zware storm in 1911 werd gesloopt. Twee kadastrale mutatieschetsen uit 1911 tonen de afbraak van de molen, die samenviel met de aanleg van de spoorlijn Mechelen-Dendermonde. Nog voor 1976 werd de molenberg genivelleerd.

Op basis van de kadastrale mutatieschetsen kan gesteld worden dat het nog bestaande woonhuis rond 1927 werd gebouwd. Op dat ogenblik werd ook een smalle doorgang gecreëerd tussen de schuur en de rosmolen, die daardoor losstaand werd. Een kadastrale mutatieschets uit 1987 toont aan dat het perceel van de vroegere molenberg en de verschillende percelen van het erf rond die tijd werden samengevoegd.

In 1992 werd de vroegere rosmolen in gebruik genomen als een ontmoetingscentrum. De inrichting gebeurde hoofdzakelijk binnen het bestaande volume en met respect voor de aanwezige erfgoedelementen: zo bleven onder meer het takelrad op de zolder en de bakoven behouden. Met het oog op de nieuwe functie werden onder andere een keuken ingericht en werd er een dranktoog geplaatst.

Beschrijving

Langgestrekt hoevegebouw met woonhuis en aanpalende schuur, ingeplant dichtbij en parallel met de straat, en vroegere rosmolen en boomgaard op het begraasde erf aan de oostzijde daarvan.

Woonhuis van omstreeks 1927 van twee bouwlagen en drie traveeën onder een zadeldak met rode pannen (nok evenwijdig met de straat). Bakstenen voor- en achtergevel met houten gootlijst, een rondbogenfries aan de staatzijde en een blokfries aan de erfzijde. Getoogde gevelopeningen, aan de straatzijde onder een strek met gecementeerde aanzetten en sluitsteen in blauwe hardsteen. Houten vensterschrijnwerk uit 1992 met behouden, houten voordeur onder een beglaasd afdak in aluminium. Gelijkaardig opgevat afdak over de hele breedte van de achtergevel, dat aan de achterdeur hoger opgetrokken is.

Lagere, aanpalende schuur die in kern teruggaat tot ongeveer 1783 van één bouwlaag onder zadeldak met rode pannen (nok evenwijdig met de straat). Bakstenen gevels met bloklijst en getoogde gevelopeningen met in 1992 vernieuwd houten vensterschrijnwerk en houten poorten aan straat- en erfzijde. Twee traveeën van de schuur werden betrokken bij het woonhuis, waarbij de gevelopeningen voorzien werden van nieuw schrijnwerk. Interieur: authentieke schuur van zeven traveeën met behouden houten dakconstructie met schaargebinten met nokstijl en vroegere laadvloer.

Parallel met de schuur de vroegere rosmolen, gedateerd rond 1783 en uitgebreid rond 1890; omstreeks 1992 ingericht als ontmoetingscentrum. Hoofdgebouw onder zadeldak met rode pannen (nok evenwijdig met de straat) met bakstenen gevels met verscheidene verbouwingssporen en deels doorbroken datering '18(9)0' in gesinterde baksteen van de uitbreiding aan de noordzijde. Rechthoekige vensteropeningen met rond 1992 vernieuwd houten schrijnwerk. In het rond 1865 toegevoegde afdak aan de oostzijde zijn de balken zichtbaar van het tegengewicht voor de molenstenen, waarvan enkele onderdelen nog aanwezig zijn. Interieur: bewaarde houten dakconstructie met schaargebint met winschoren en nokstijl en een houten hijsrad ter hoogte van het vroegere laadluik in de voorgevel. Ruwhouten moerbalken met deels behouden vliering op ingelaten kinderbalken. De vermoedelijk 19de-eeuwse bakstenen bakoven werd geïntegreerd in de keuken bij de inrichting van het ontmoetingscentrum rond 1992.

  • Bouwdienst Mechelen, bouwaanvragen: 2003/0043.
  • Kadastraal Archief Mechelen, mutatieschetsen: 6de afdeling, 1865, schets 61; 1891, schets 10; 1911, schets 2; 1987, schets 24.
  • Stadsarchief Mechelen, archief in bewaring gegeven door het Rijksarchief Antwerpen, Oud gemeentearchief Leest, aanwinsten 1965/16, nummer 1, Kadasterkaart: "Plan géometrique…", door A. Dumelz, 1810, kaartblad C 4.
  • Stadsarchief Mechelen, archief in bewaring gegeven door het Rijksarchief Antwerpen, Oud gemeentearchief Leest, aanwinsten 1965/16, nummer 2, "Generale metinghe…", kaartblad 8, perceel 33.
  • Stadsarchief Mechelen, Notariaat, nummer 2360, notaris De Cocq, 13/06/1836.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000, blad 75 B Vilvoorde.
  • HERREGODS G. 1978: Leest Geweest, 80-81.

Auteurs: Van den Mooter, Maarten
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve met rosmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305891 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.