is aangeduid als beschermde archeologische site Hoogtenederzetting op de Kemmelberg
Deze bescherming is geldig sinds
De hoogtenederzetting uit de ijzertijd bevindt zich op de Kemmelberg, een tertiaire getuigenheuvel, die deel uitmaakt van een lange, oost-west verlopende heuvelrij en die centraal doorheen de gemeente Heuvelland snijdt. De heuvelrij wordt zuidelijk geflankeerd door de Douvevallei en noordelijk door de opeenvolgende valleitjes van de bijrivieren van de IJzer zoals de Kemmelbeek. De Kemmelberg is een van de hoogste in de rij en werd door de elitaire adel uit de ijzertijd uitgekozen om een versterkte nederzetting in te planten. Deze plek is evenwel al vroeger door de mens als pleisterplaats uitgekozen. Zowel de middenneolithische als de mesolithische als de paleolithische mens zochten al eens de Kemmelberg op.
De ijzertijdvindplaats werd ontdekt in 1963, nadat bij een motorcross diepe sporen waren getrokken op de flanken van de heuvel. In de volgende jaren (1964-1967) werden kleine testputjes gegraven, die met mondjesmaat het grote archeologisch belang van de site prijsgaven. Dit kleinschalig onderzoek ging door onder impuls van Robert en Jean-Luc Putman. Vanaf 1968 grepen o.l.v. Andre Van Doorselaer, werkleider aan de Gentse Universiteit, systematische opgravingen plaats, die tot en met 1980 zouden duren. Aanvankelijk gebeurde dat met steun van de Nationale Dienst voor Opgravingen, vanaf 1972 nam de vereniging voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in West-Vlaanderen die rol over. De aandacht ging vooral naar het verdedigingssysteem. Deze wal-grachtcombinatie, die rond de topzone, op de aanzet van de hellingen was aangelegd, verschilt van plaats tot plaats, telkens aangepast aan de topografische situatie. Op de noordzijde is een complex en divers systeem van grachten en wallen aangelegd, waardoor een terrasvormige zone is ontstaan. Op de zuidwestelijke zijde, op de minder steile flanken van de helling werd gekozen voor een eenvoudig systeem namelijk een gracht op de helling en een aarden wal aan de rand van de nederzetting. Ook op de zuidflank werd een grote oost-west verlopende gracht uitgegraven ter hoogte van de aanzet van de helling tussen de 138-140 m-hoogtelijn. Aan de westelijke zijde lijkt deze gracht over te gaan in een steil talud. Een aarden wal werd opgeworpen tussen de 144 en 148 m hoogtelijn. Bij de aanleg van de grachten zal veel ijzerzandsteen vrijgekomen zijn. Het is zeer aannemelijk om te veronderstellen dat deze steen aangewend werd om de aarden wallen te versterken of een stenen muur te bouwen. De talrijke stenen in de grachtvullling en op de helling suggereren eerder een gebruik als versteviging in de aarden wallen. In de noordelijke sector werd volgens Van Doorselaer een potentiële toegangsweg ontdekt. De weg rust op de tertiaire ondergrond, die plaatselijk bijgewerkt is tot een horizontaal vlak. De weg komt uit noordoostelijke richting over een vrij breed uitlopende vlakkere helling om in zuidwestelijke richting de nederzetting te bereiken. De eigenlijke bewoningssporen binnen de hoogtenederzetting van de Kemmelberg zijn niet zo goed gekend. Twee types van bodemsporen, die in verband kunnen gebracht worden met bewoning, werden herkend, namelijk smalle greppels en horizontale vlakken. Op een aantal plaatsen werden 10 à 20 cm brede greppels vastgesteld die waren opgevuld met kleiig materiaal en als mogelijke standgreppels van houtbouw kunnen geïnterpreteerd worden. De grotere horizontale vlakken, aangelegd in de tertiaire ondergrond kunnen woonplatformen zijn. Plaatselijk zijn beide gecombineerd.
Het elitaire karakter van de bewoning bleek uit een rijke afvallaag, die vooral op de noordelijke flank is aangetroffen. Niet alleen Kemmelwaar -een tot op dat moment onbekende aardewerksoort- kwam erin voor maar o.a. ook een onderdeel van een strijdwagen en allerlei imitaties van Etruskische en mediterrane producten.
De Kemmelberg werd evenwel al vóór 1963 verkend en geprospecteerd. In de late 19de en de vroege 20ste eeuw werd de plek als neolithische vindplaats op de kaart gezet. De Eerste Wereldoorlog betekende een breuk in deze activiteit. Pas in 1961 namen Robert en Jean-Luc Putman de draad weer op, later vervoegd door Marc Soenen en Gilbert Ennaert. De neolithische component van de aanwezigheid werd herbevestigd en bleek door mesolithische en paleolithische vondsten voorafgegaan te zijn. Bij de opgravingen zijn in de zuidwestelijke sector onder een wal trouwens sporen in situ van een middenneolithische nederzetting aangetroffen. Daarmee werden meteen ook de bewijzen voor de vroegste landbouw in West-Vlaanderen geleverd.
Al dit veldwerk leverde een grote oogst aan archeologische vondsten op, bestaande uit lithisch materiaal, aardewerk, metaal en ander ecologisch materiaal. Allerlei studies hiervan hebben geleid tot verschillende licentiaatsverhandelingen, een hoofdstuk van een doctoraatsverhandeling en enkele wetenschappelijke publicaties. In 1987 verscheen een boek met een opgravingsverslag en een aardewerkstudie.
Het archeologisch bodemarchief is niet zonder kleerscheuren tot ons gekomen. De aanleg en de verdediging van de nederzetting uit de ijzertijd hebben middenneolithische sporen opgeruimd. De uitbating van ijzerzandsteengroeves in de Romeinse en volmiddeleeuwse periode hebben dan weer sporen vernietigd van de ijzertijdstructuren. De beschieting en bestorming van de Kemmelberg tijdens de laatste fase van de Eerste Wereldoorlog vormen een andere belangrijke bron van verstoring. Een laatste verstoringsfactor werd gevormd door de recreatiedruk, nadat de berg sinds de jaren 1950 als toeristische bestemming werd gepromoot.
De archeologische sporen bevinden zich vaak dicht onder het huidig oppervlak en zijn dan ook potentieel bedreigd door (zelfs oppervlakkige) bodemingrepen en erosie. De huidige overwegende bosbegroeiing van de topzone kan beschouwd worden als een adequate bescherming tegen de erosie. De aanzetten van de hellingen, waar het verdedigingssysteem is aangelegd, zijn kwetsbaarder en vragen aandacht.
Zoals de recreatieve betreding nu via wandelpaden georganiseerd is, het bosbeheer afgestemd is op het vermijden van windval en de houtexploitatie de bodem niet overmatig verstoort , is de erosie onder controle en is de bewaring van het bodemarchief maximaal.
De bebouwing is beperkt. Graafwerken in het kader van bouwactiviteiten hebben dan ook nog niet al te veel verstoring meegebracht.
Het archeologisch materiaal is goed bewaard. Bij de opgraving van de middenneolithische sporen is zowel plantaardig als dierlijk materiaal aangetroffen. Dit laat veronderstellen dat de site op dit vlak nog altijd potentieel heeft.
De afbakening is gebaseerd op de gekende archeologische gegevens. De verdedigingswerken, die de nederzetting afschermen, zijn dankbare structurele elementen om de site af te bakenen. In combinatie met de hoogtelijnen wordt het mogelijk het tracé van deze verdedigingswerken volledig te reconstrueren en het areaal van de archeologische zone vast te leggen.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/33039/110.1, Een hoogtenederzetting uit de ijzertijd op de Kemmelberg in Heuvelland (Kemmel, Dranouter en Loker)
Auteurs: Dewilde, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
West-Vlaamse heuvels en omgeving
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoogtenederzetting op de Kemmelberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305949 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.