is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Elektriciteitscabine Prinsenhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Elektriciteitscabine Prinsenhof
Deze bescherming is geldig sinds
Elektriciteitscabine met voorkoer, in 1984 gerealiseerd door de Elektriciteits-, Gas- en Waterdiensten (E.G.W.) van de stad Gent, naar een ontwerp van Marie-José Van Hee.
Aan het Prinsenhof 6 bevond zich tot circa 1980 een woning met een bepleisterde en witgeschilderde neoclassicistische lijstgevel en vermoedelijk een oudere kern. Nadat deze woning werd gesloopt, realiseerde de stad Gent (Elektriciteits-, Gas- en Waterdiensten of E.G.W.) op dit perceel een elektriciteitscabine (1982-1984). Deze opdracht werd eerst toegekend aan architect Ignace Bevernage en nadien aan Marie-José Van Hee, die de plannen van 16 augustus 1982 opmaakte. Deze plannen werden grotendeels gevolgd bij de uitvoering, met uitzondering van de gevelafwerking (bepleistering in lichtgrijs in plaats van in twee afgeleide tinten van Baskisch rood) en van de beschildering van het hekwerk en de poort (Baskisch rood in plaats van Caracasbruin). Deze aanpassingen gebeurden op beslissing van de ontwerper. Op de plannen van 16 augustus 1982 was de achtergevel vrijwel identiek aan de rechtertravee van de voorgevel maar in plaats daarvan werd een eenvoudige witgeschilderde bakstenen gevel gerealiseerd, waarschijnlijk omdat deze gevel niet zichtbaar is vanaf de straat. Sinds de realisatie werden geen grote werken uitgevoerd. In de jaren negentig werd de lindeboom op de voorkoer weggehaald door de plantsoendienst van de stad Gent omdat hij teveel onderhoud vergde. In deze periode verwijderde men waarschijnlijk ook de rode beschildering van het hekwerk en de poort.
De elektriciteitscabine is een diephuis van twee bouwlagen en twee traveeën onder een zadeldak (rode stormpannen). De voorgevel ligt in het verlengde van de aanpalende woning aan Prinsenhof 8-8A, waardoor een onregelmatige, vierhoekige voorkoer ontstaat. Deze wordt aan de straatzijde afgesloten door een eenlaagse muur (links) en een ijzeren poort (rechts), aan de zijde van Prinsenhof 8-8A door een eenlaagse muur en hekwerk en aan de ander zijde door een tweelaagse muur tegen de zijgevel van Prinsenhof 4. Tegen de zijgevel van Prinsenhof 8-8A, naast de elektriciteitscabine, is ook een scheidingsmuur geplaatst. Links op de voorkoer bevindt zich een steektrap, die van de voorkoer wordt afgescheiden door twee verspringende muren van verschillende hoogte, elk met een ijzeren trapleuning. Naast de laagste muur stond oorspronkelijk een lindeboom.
De voorgevel van de elektriciteitscabine bestaat uit een puntgevel, geflankeerd door een kleine lijstgevel links ervan, boven het inkomportaal van de eerste verdieping. De gevel is vrij sober en gesloten uitgewerkt en wordt geleed door twee hoeklisenen. Ze wordt enkel geopend door een smal horizontaal venster (met glazen bouwstenen) net onder de puntgevel, en twee rechthoekige gevelopeningen (op de begane grond van de rechtertravee en op de eerste verdieping van de linkertravee), die toegang geven tot de inkomportalen. Op de eerste verdieping is de deur gelegen in de westelijke zijgevel van de rechtertravee, op de begane grond bevindt zich een drieledige ijzeren deur in het verlengde van de gevelopening, met links en rechts ervan nissen en ervoor een plafondluik. Boven deze deur is een identiek horizontaal venster aangebracht als onder de puntgevel.
De gevelafwerking bestaat uit een ruwe bepleistering (beraping), lichtgrijs in de massa gekleurd en afgewerkt met blauwhardstenen plinten en betonnen dekstenen, en met witte Carraramarmer ter omlijsting van de puntgevel. De trap is gegoten in beton en de voorkoer is geplaveid met betontegels. Het hek en de poort (beide in smeedijzer) hebben verticale spijlen, één horizontale regel op circa 2 meter hoogte en één regel onderaan (bij de poort verbreed tot op dezelfde hoogte als de blauwe hardstenen plint van de aanpalende muur). Zowel poort als hek waren oorspronkelijk in Baskisch rood geschilderd. Naast de poort, op de muur aan de straatzijde is een naambord aangebracht met de letters E.G.W. (volledig in marmer), dat deels bewaard is.
De achtergevel is een blinde witgeschilderde bakstenen muur. En ook het interieur is louter utilitair. Oorspronkelijk stonden bovenaan de installatie voor hoogspanning en beneden die voor laagspanning maar de ruimte boven staat anno 2018 leeg.
De elektriciteitscabine Prinsenhof is de eerste realisatie die beschouwd wordt als representatief voor de vormentaal van Marie-José Van Hee. Zij bekleedt een enigszins aparte maar prominente plaats in de recente architectuurgeschiedenis van Vlaanderen, tussen verschillende stromingen in. Haar oeuvre sluit aan bij het postmodernisme in het herwaarderen van de historische stad, de hernieuwde belangstelling voor de zintuiglijke en labyrintische kwaliteiten van architectuur, en de tendens om architectuur te beschouwen in haar autonomie. Dat laatste heeft ze ook gemeen met stromingen als het neorationalisme en de Nieuwe Eenvoud, net zoals de uitgezuiverde, ornamentloze vormgeving. De gevoeligheid voor context kan dan weer gelinkt worden met het kritisch regionalisme.
Typische kenmerken van haar architectuur, die ook aanwezig zijn in de elektriciteitscabine Prinsenhof, zijn de ruimtelijke complexiteit en gelaagdheid met een centrale plaats voor de trap, het gebruik van de binnentuin (voorkoer) als onderdeel van het gebouw, het ingekeerde en geborgen karakter, het geslaagde evenwicht tussen architecturale autonomie en contextuele integratie, de eenvoud en de zintuiglijke materialiteit (representativiteit). Het onroerend goed is bovendien herkenbaar bewaard en is een zeldzaam voorbeeld van een publieke opdracht van de ontwerpster uit die periode. Het heeft ten slotte een hoge contextwaarde door het architecturale concept (integratie) en door de aanwezigheid van heel wat van Van Hees ontwerpen in de onmiddellijke omgeving.
De elektriciteitscabine Prinsenhof kadert ook in een typologische geschiedenis. Elektriciteitscabines worden (in België vanaf circa 1911) gebruikt om hoogspanning om te zetten naar laagspanning en zo elektriciteit te distribueren. De architectuur die hiervoor gehanteerd wordt, bestaat enerzijds uit standaardontwerpen van de elektriciteitsmaatschappijen. Anderzijds zijn er ook van in het begin pogingen geweest om deze gebouwtjes aan te passen aan hun context. In historische steden is er bijvoorbeeld een lange traditie om deze gebouwtjes een uitgesproken historiserende vormgeving te geven of om ze te doen verdwijnen in hun omgeving door aan te sluiten op de bestaande (woon)architectuur qua materiaal en gabarit. De elektriciteitscabine van Van Hee behoort tot deze laatste tendens, maar op een heel kwalitatieve manier. De elektriciteitscabine Prinsenhof is bovendien één van de laatste realisaties van de Elektriciteits-, Gas- en Waterdiensten (E.G.W.). Dat zij aandacht besteedden aan hun architectuur blijkt ook uit hun propagandacentrum en administratief complex aan het Graaf van Vlaanderenplein 36 (1954-1960), dat werd ontworpen door de Gentse architect Geo Bontinck in een classicistisch modernisme.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Prinsenhof
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Elektriciteitscabine Prinsenhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/306034 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.