is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Architectenwoning van Ferdinand Schlich
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Architectenwoning van Ferdinand Schlich
Deze bescherming is geldig sinds
De architectenwoning van Ferdinand Schlich dateert uit 1986-1988 en is gelegen langs de Brugse Vaart.
Toen Ferdinand Schlichs huurwoning in 1986 verkocht werd, startte hij een zoektocht naar een nieuwe woning. Aanvankelijk dacht hij er niet aan om zelf een woning te bouwen maar op weg naar een werf in Lovendegem vond hij toevallig een betaalbaar stuk bouwgrond dat qua vorm, omgeving en stedenbouwkundige voorschriften geschikt was om zijn ideeën te realiseren. Schlich, die al jaren schetsen maakte voor een eigen woning, begon aan een intensief ontwerpproces dat resulteerde in tientallen voorstudies. Op 5 februari 1987 verleende het college van burgemeester en schepenen hem een bouwvergunning en enkele maanden kreeg hij ook een toelating om 120 zwarte dennen te rooien, op voorwaarde dat hij minstens vijf loofbomen aanplantte.
In 1988 diende Schlich nog een aanvraag in om de inkompartij van zijn woning te wijzigen: de open inham met houten voorgevel werd vervangen door de bestaande inkomhal. Maar ook op andere vlakken week de uitvoering af van het goedgekeurde ontwerp, onder andere omwille van budgettaire redenen. Het venster in de zuidoostelijke gevel van het atelier verkleinde en er werden gelijkaardige vensters toegevoegd op de eerste verdieping van de noordwestelijke en zuidwestelijke gevel van het atelier. Het grote atelierraam kreeg een vierkante roedeverdeling in plaats van een verticale, en bij de vier grote ramen van de achtergevel werd de grote vierkante roedeverdeling achterwege gelaten. Verder kreeg de berging een uitkragend dak in plaats van een koperen afwerkingsrand, de noordelijke slaapkamer een vensterdeur in plaats van een raam en de badkamer twee deuren in plaats van één. De mezzanine van het atelier werd uitgevoerd in hout in plaats van betongewelven.
In 1988 werd de woning opgeleverd – omwille van het beperkte budget voerde Schlich samen met zijn vrouw de werken grotendeels zelf uit – en sindsdien bleef de woning min of meer ongewijzigd. De gevels dienden volgens de plannen bij de bouwaanvraag in pastelkleuren bepleisterd te worden maar uiteindelijk gaf Schlich de voorkeur aan een ruwe beschildering met acrylverf die de structuur van de stenen zou doorlaten. Hiervoor werden enkele proeven gerealiseerd aan de zuidwestelijke gevel van de berging maar de uitvoering kwam er tot op heden niet. Schlich wou de muren ook laten begroeien met klimop en andere klimplanten. Een aantal omgevingswerken werd tot op heden evenmin uitgevoerd, met name een rond waterbassin onder de waterspuwer, een terras aan de brede vensters in de achtergevel, een getrapte afsluitingsmuur met autostaanplaats ten zuiden van de woning en een rij sparren aan de straatzijde. Ook het interieur was op het moment van de oplevering volgens Schlich nog niet af. Hij maakte heel wat schetsen voor de inrichting van de keuken en de badkamer die slechts gedeeltelijk uitgevoerd werden en op verschillende plaatsen in de woning voorzag hij verlaagde plafonds, bijvoorbeeld in het bureau en, aan de straatzijde, in de keuken en de woonkamer. Ook deze werken werden maar gedeeltelijk gerealiseerd.
In 1996, 1998 en 2002 maakte Schlich verschillende schetsen voor een uitbreiding aan de zuidoostelijke zijde van de woning maar het is onduidelijk in hoeverre deze plannen ooit concreet waren.
De woning van Ferdinand Schlich is een vrijstaand langgerekt rechthoekig volume met de lange zijde evenwijdig aan de straat. In vergelijking met naburige woningen staat de woning minder diep op het perceel (een viertal meter) omwille van het ondiepe karakter en de vorm ervan (versmallend naar achteren). Een gemengde haag (meidoorn-haagbeuk ) aan de straatzijde zorgt voor beschutting. De woning telt één bouwlaag (twee aan de zuidoostelijke zijde voor het atelier) en heeft een lagere uitbouw (berging) die de noordelijke hoek omarmt. Alle daken zijn plat (uitkragend bij de berging) en bedekt met roofing en keien. De muren zijn spouwloos en opgetrokken in cellenbeton (die aan de buitenzijde onbekleed bleef) op een betonstenen plint.
Binnenin bestaat de woning grotendeels uit één open rechthoekige ruimte van ruim 30 meter lang op 6 meter breed die door een aantal centrale muren, dwars op de voor- en achtergevel, verdeeld is in vier zones van verschillende breedte, van zuidoost naar noordwest: een dubbelhoog atelier met een houten mezzanine op een stalen draagbalk, die bereikbaar is via een heel sober vormgegeven houten steektrap; een zone die aan de voorzijde de inkomhal omvat met een WC en een ingemaakte kast en aan de achterzijde een bureau; de living met een halfopen keuken; de nachtzone die een badkamer omvat (met aan weerszijden een gang en een toegang via een gewone deur) en twee slaapkamers. Deze zones kunnen volledig afgesloten worden door houten schuifdeuren, die langs de voor- en achtergevel in enfilade geplaatst zijn en in de wanden schuiven.
Het plafond van het hoofdvolume wordt gevormd door licht hellende gewapende betongewelven dwars op de voor- en achtergevel (bij het atelier evenwijdig ermee) die door houten latjes gescheiden zijn, en die in de inkomhal verborgen is achter een verlaagd plafond. Bij de berging is de houten dakstructuur zichtbaar. De muren zijn bepleisterd en de vloer is uitgevoerd in gegoten beton (redocrete) met een eenvoudige houten plint die aansluit bij het schrijnwerk.
De voorgevel is vrij gesloten met uitzondering van de centrale dubbele voordeur en het monumentale ateliervenster aan de oostzijde. Dat atelier wordt verder verlicht door drie kleine rechthoekige, excentrisch geplaatste vensters (één op de begane grond in de zuidoostelijke zijgevel en twee aan weerszijden van de westelijke hoek van de mezzanine). De achtergevel heeft een smal venster ter hoogte van het bureau en vier brede gekoppelde vensters(twee aan de woonkamer, één drieledig exemplaar met centrale deur aan de keuken en één ter hoogte van de badkamer en slaapkamer). Het meest linkse en rechtse venster is ook onderverdeeld met telkens één smal raam aan de zijkant. De noordwestelijke gevel heeft één dubbele vensterdeur in de noordelijke slaapkamer, de berging een buitendeur in de twee korte buitengevels (zuidoostelijk en zuidwestelijk) en een binnendeur naar de keuken. De badkamer wordt verlicht door een dubbelwandige lichtkoepel. De gevelopeningen zijn heel eenvoudig uitgewerkt (zonder dorpel en onder betonnen lateien) en vrij diep met uitzondering van het atelierraam dat min of meer gelijk met de gevels komt. Ze zijn ingevuld met typerend houten schrijnwerk (volgens de bouwplannen in te verven oregon kroon) en dubbel glas (thermopane). Het atelierraam kenmerkt zich door een vierkante roedeverdeling, de voordeur en de deuren van de berging door een brede middenregel. Aan de achtergevel bevindt zich boven het smalle venster van het bureau een houten waterspuwer. Ook het geveldeel boven deze waterspuwer is bekleed met hout.
De architectenwoning wordt beschouwd als het meesterwerk van Ferdinand Schlich (1949, Gent), die een kwalitatief maar klein (en dus zeldzaam) oeuvre realiseerde, voornamelijk in de regio van Gent. Aangezien de woning sinds de oplevering in 1988 amper enige wijzigingen onderging, vertoont het gebouw nog een hele hoge herkenbaarheid.
Opgeleid als bouwkundig tekenaar en architect aan het Gents Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas eind jaren zestig en begin jaren zeventig, gaf Schlich zelf meer dan 30 jaar lang les aan dit instituut. Tijdens zijn opleiding werd hij aanvankelijk beïnvloed door het structuralisme (en met name door de vrijheid en de menselijke maat die door de aanhangers van deze stroming werden gepropageerd) en nadien door Juliaan Lampens die hij zijn leermeester noemt en van wie hij het belang van monumentaliteit en eenvoud overnam, evenals een voorliefde voor de meesters van het modernisme (Mies Van der Rohe en Le Corbusier). Een belangrijke inspiratiebron voor Schlich was ook Frank Lloyd Wright en in het bijzonder diens prairiehuizen: het integreren van een gebouw in zijn omgeving, daken op verschillende hoogte, een vierkante opbouw en asymmetrisch grondplan, een gevarieerde ruimtewerking en gebruik van opvallend houten schrijnwerk, lage buitenmuren en metselwerk. Ook bij zijn eigen woning is die invloed onmiskenbaar aanwezig. Daarnaast verraadt die woning de invloed van de Duitse architect Heinrich Tessenow, met name in het belang van eenvoud en proporties, en van het stijlloze traditionele bouwen van 'het volk', mogelijk onder invloed van Bernard Rudowski’s reizende tentoonstelling Architecture without architects (1964-1975).
Ondanks de diversiteit van Schlichs oeuvre, vertoont het enkele gemeenschappelijke kenmerken die ook aanwezig zijn in de architectenwoning (representativiteit). Een eerste is de aandacht voor ambachtelijke afwerking en detaillering, bijvoorbeeld in de uitwerking van het atelierraam en de ateliertrap maar ook van meer prozaïsche elementen zoals de gietijzeren radiatoren. Die detaillering stond bij Schlich wel steeds ten dienste van een duidelijk herkenbaar geheel. Bij zijn eigen woning leidde die zoektocht naar een zekere monumentaliteit of eenvoud naar de toepassing van een langgerekt volume waarvoor hij inspiratie vond bij eenvoudige adobe huizen in Turkije en Nubië (Zuid-Egypte) maar ook bij Vlaamse hoeves en bij de rivierboten die hij traag zag voorbijschuiven vanop zijn bouwgrond aan de Brugse Vaart. Die laatste inspiratiebron verwijst ook naar het belang dat Schlich hechtte aan de integratie van zijn gebouwen in hun omgeving, in het landschap. Het principe van de gevarieerde ruimtewerking, een ander weerkerend kenmerk, paste hij bij zijn eigen woning toe door met een aantal centrale muren en schuifdeuren ruimtes van verschillende grootte af te bakenen, en door de vensters van de woonkamer aan de achtergevel ter hoogte van de keuken en de badkamer te laten doorlopen waardoor deze woonkamer nog groter lijkt dan ze eigenlijk is. Ook het selectief toepassen van verlaagde plafonds sluit aan bij deze zoektocht naar ruimtelijke diversiteit. Een laatste weerkerende aandachtspunt in Schlichs oeuvre is zijn respect voor het budget van de opdrachtgever. Voor zijn eigen woning stelde hij een onwaarschijnlijk laag budget voorop dat bij realisatie slechts in heel beperkte mate overschreden werd. De belangrijkste kostenbesparende elementen waren volgens Schlich de sterke, op zichzelf staande vorm die geen opsmuk vroeg, het gebruik van een plat dak, een redocrete (garage)vloer en een ruwbouw in cellenbeton (die een spouw overbodig maakt), het prioritair inzetten op woonkwaliteit (licht, ruimte, geborgenheid en technisch comfort) ten koste van de afwerking (die later zou volgen) en zoveel mogelijk zelfbouw.
Omdat de woning met zo’n laag budget en zo snel gerealiseerd was, kreeg ze heel wat belangstelling in de populaire pers maar ook in architectuurkringen werd de waarde snel erkend, zoals blijkt uit de opname ervan in verscheidene publicaties en uit de toekenning van de Architectuurprijs van de provincie Oost-Vlaanderen in 1993. De jury van deze prijs loofde met name de ruimte-indeling en de organisatie en oriëntatie van de verschillende kamers onderling. Volgens Schlich zelf lag de waarde van de woning in de eenvoud van de oplossing waartoe hij uiteindelijk was gekomen: twee evenwijdige muren op de juiste, meest economische afstand van elkaar. Om die eenvoud te bereiken had hij naar eigen zeggen pas dan de nodige maturiteit bereikt als architect.
De woning Schlich is ook een waardevol voorbeeld van het type architectenwoning, met name uit het laatste kwart van de 20ste eeuw. Schlich zag zijn eigen woning duidelijk als een gebouwd manifest, een opvoedend-didactisch instrument, zowel voor zijn studenten architectuur aan het Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas, als voor het ruime publiek dat zelf wilde bouwen. Dit blijkt uit het feit dat hij zijn woning openstelde voor heel wat bezoekers en ook voor de populaire pers. Met deze woning wou hij aantonen dat goedkoop en betekenisvol bouwen konden samengaan, zoals ook blijkt uit het manifest dat bewaard bleef in het archiefdossier van deze woning. Deze betrachting vertaalde zich in een vrij vroege (en dus zeldzame) toepassing van enkele architecturale kenmerken die heden vrij algemeen toegepast worden, zowel qua vormgeving (minimalisme), planopbouw (open) en materiaalgebruik (cellenbeton en redocrete vloer). Tegelijkertijd plaatst deze woning ook een belangrijke kanttekening bij de opvatting dat de waarde van een architectenwoning vooral gelegen is in het feit dat de ontwerper daar zonder compromissen zijn persoonlijke ideeën in realiteit zou kunnen omzetten. Hoe compromisloos de woning van Ferdinand Schlich op het eerste zicht ook lijkt, ze is het resultaat geweest van heel wat toegevingen die ingegeven werden door het beperkte budget, de omgeving en de omwonenden. Dergelijke compromissen betekenen geen aantasting van de erfgoedwaarde maar getuigen juist van een gevoeligheid voor de context (in de ruime betekenis van het woord) en van de architecturale waarde.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Gérard Willemotlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Architectenwoning van Ferdinand Schlich [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/306239 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.