Villa Kestens werd volgens onderzoek van E. Willekens gebouwd in 1885-1906 in opdracht van de Remyfabriek voor het kaderpersoneel. De verlichte industrieel Edouard Remy en zijn opvolgers bouwden naast de stijfselfabriek langs de Vaart ook tal van woningen en gemeenschapsvoorzieningen in Wijgmaal in functie van de werknemers verbonden aan de fabriek.

Historiek

In de zone tussen het station van Wijgmaal en het Dijle-eiland werd op het einde van de 19^de eeuw en het begin van de 20^ste eeuw, in opdracht van de Wijgmaalse stijfselfabriek Remy, een wijk met een groot en een klein kasteel, diverse villa’s, gemeenschapsvoorzieningen en een bedrijfsrestaurant uitgebouwd. De kastelen waren bestemd voor de directeurs van de fabriek, de villa’s voor het kaderpersoneel. Ook villa Kestens maakte deel uit van deze bebouwingsgolf die Wijgmaal vandaag nog zeer sterk kenmerkt. Deze villa’s bepalen het straatbeeld van Wijgmaal en in grote mate de Remylaan, en hebben zodoende onderling een contextwaarde.

Beschrijving

Villa Kestens is centraal gelegen op een perceel tussen de Remylaan, de Stationsstraat en de Privaatweg en tegenover het station van Wijgmaal. De villa wordt omgeven door een hoog omhaagde tuin met een originele, smeedijzeren toegangspoort ter hoogte van de hoek van de Remylaan met de Stationsstraat.

De woning bestaat uit een complex volume van twee bouwlagen onder een gevarieerde bedaking (vernieuwde pannen) met wolfseinden en een dakkapel, en gemarkeerd door drie – deels verhoogde – schoorstenen, die op hun plaats worden gehouden door middel van schoorsteenankers. De gevels zijn opgetrokken in roodbruine baksteen en verfraaid met banden in zwarte baksteen en lisenen die verdiepte gevelvlakken aflijnen. Kenmerkend zijn de schoorsteenaanzetten die als decoratief element in het metselwerk werden ingewerkt. Hoofdzakelijk getoogde vensters doorbreken het volume.

De zuidwestelijke gevel fungeert als voorgevel en richt zich naar de Stationsstraat. Deze gevel telt vier traveeën, waarbij de derde travee vooruitspringt en wordt bekroond met een schilddak. Dit volume omvat vermoedelijk de trapkoker en werd, net zoals de twee linker traveeën opengewerkt met vensters. De derde travee is blind en voorzien van een schoorsteenaanzet. Ook tussen de twee linker traveeën is een schoorsteenaanzet aanwezig. De begane grond is voorzien van uitbouwen die de trapkoker flankeren, waaronder een portiek met toegangsdeur. De zuidoostelijke gevel van twee traveeën wordt links gemarkeerd door een uitspringend volume eindigend in puntgevel onder uitkragend zadeldak. Een kenmerkende rondboogfries in de puntgevel beëindigt een gevelvlak, afgelijnd door lisenen. Een uitbouw fungeert als veranda rechts in de onderste bouwlaag. De noordwestelijke gevel van twee traveeën heeft blinde gevelvelden ter hoogte van de tweede bouwlaag en daarboven drie kleine vensters onder wolfseind. De noordoostelijke gevel van drie traveeën is sober en regelmatig uitgewerkt, gekenmerkt door een schoorsteenaanzet, centraal tussen de twee linkertraveeën, die eindigen onder het afgewolfde dak. Het originele witgeschilderde houten schrijnwerk met verticale roeden in de bovenlichten werd deels vernieuwd. De zuidoostelijke gevel bewaart wel nog origineel vensterschrijnwerk, en ter hoogte van de veranda, inclusief rolluikkast met panelen.