Sterk verbost en ingekrompen parkje waarvan de bestaande lay out nog grotendeels schatplichtig is aan de vroeg landschappelijke aanleg uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Tussen de Kleine en Grote Nete werd in het moerassige deel van de Kloosterheide een versterkte hoeve opgericht. Deze hoeve wordt voor het eerst in de tweede helft van de 17de eeuw vermeld als het ca. 22 ha grote “Hof de Bist”, eigendom van de Lierse schepen en jonkheer Jan Robert de Hoves des Estiennes (1627-1707). Een kaartuittreksel uit 1703 met de versterkingen tussen Antwerpen en Lier (Naudin), geeft de als “Cense” aangeduide hoeve schematisch weer. De hoeve is gelegen binnen een vierkante omwalling, op korte afstand van de ten westen gelegen Spaanse linie waarmee het door een dreef verbonden is. Ten zuiden bevindt zich een natuurlijke vijver of ven.
In 1739 koopt de Mechelaar Domenicus Verhocht het goed en laat het huidige hoofdgebouw optrekken. Uit deze periode dateert eveneens de westelijke toegangsbrug waarop de datum 1747 is aangebracht. Op de Ferrariskaart (1771-1777) is het goed in omvang verdubbeld, waarbij de zuidelijk gelegen waterplas tot een rechthoekige vijver is herschapen en met grachten met de noordelijke vijver verbonden is. Het nu L-vormige eiland herbergt drie losse volumes op de noordelijke, oudere helft. Het zuidelijke deel is ingericht als tuin, vermoedelijk een combinatie van moes- en siertuin. De schematisch weergegeven aanleg bestaat uit vier grote parterres opgedeeld in twee helften door een centraal omhaagd pad. De omgeving bestaat uit kleine, omhaagde akkerpercelen en ten oosten en zuiden percelen bos.
Van 1814 tot aan zijn overlijden in 1828 is de Lierse Henricus De Graef, later ook burgemeester van Kessel, eigenaar van het domein De Bist. Uit de boedelbeschrijving bij de verkoop blijkt dat naast een nieuwe hoeve en hovenierswoning ook het drie verdiepingen tellende landhuis zelf recent werd verbouwd. Het neerhof bestaat uit twee tuinen met fruitbomen, de omgeving buiten de omgrachting uit eikenhakhoutbossen, hakhoutbossen en bouwland ”doorsneden met dreven en wandelingen”. Vermoedelijk doelt men hier op de drevenstructuur in het oostelijk en noordelijk gelegen bos dat op de Primitieve kadasterkaart (1830-1834) is afgebeeld. Een nieuwe toegang over de gracht ten oosten geeft hier op uit. De hoofdtoegang van het domein bevindt zich nog steeds langs de westzijde en wordt bereikt via twee westelijke dreven, die geen van beide rechtstreeks bij de toegangsbrug uitmonden.
Dit beeld vanop de Primitieve kadasterkaart is al in 1835 aan herziening toe wanneer de vroeg-landschappelijke aanleg van het domein kadastraal wordt geregistreerd. Verantwoordelijken voor deze transformatie zijn de Antwerpse rentenier Jan Van der Smissen en Beatrix Maria Van den Berghe, sinds 1828 eigenaars van De Bist. De heraanleg spitst zich vooral toe op de nabije omgeving van het landhuis waarbij de grachten tot een slingerende, meer "natuurlijke rivier” worden omgevormd. De oostelijke grachtarm wordt verlegd naar het oostelijke bosperceel waardoor de vroegere formele drevenstructuur deels verdwijnt en het eiland waarop het landhuis ligt, sterk vergroot wordt. Het primitief perceel 165 ten oosten van de zuidelijke vijver wordt bij de nieuwe parkaanleg betrokken en krijgt door de aanleg van een omringende gracht de status van eiland, bereikbaar via een bruggetje vanuit het noorden (kadastraal geregistreerd in 1866). Tussen de opmaak van de Ferrariskaart en de Primitieve kadasterkaart werd vanuit het oostelijk bos met drevenstructuur ook een lange dreef tot aan de Torenvenstraat ten noorden aangelegd. Deze dreef blijft na de heraanleg van het domein in vroeg-landschappelijke stijl behouden en sluit via een nieuwe brug over de nieuwe omgrachting bij de landschappelijke aanleg aan. In 1854 wordt het domein door de aanleg van de spoorlijn Lier-Herentals in tweeën gesneden.
Tien jaar later koopt Jules Theodoor Gamard, eveneens Antwerps rentenier, het goed De Bist en drukt er zijn eigen stempel op. Het kasteel wordt vergroot en verbouwd naar ontwerp van architect Victor Durlet, maar ook het park wordt vergroot ten nadele van het vroegere nutsaspect. Zo wordt de moestuin, die zich in de zuidwesthoek van het eiland bevond, verplaatst tot buiten de omgrachting en wordt ook de omgeving ten westen van de omgrachting in de parkaanleg opgenomen. Jules Gamard is eveneens de opdrachtgever voor de aanleg van een nieuwe zuidelijke toegangsdreef tussen de Kleine Puttingbaan en de Liersesteenweg. Deze dreef die in 1865 op het kadaster ingetekend wordt, vormt momenteel de westgrens van het huidige Soldatenbos. Dat De Bist al lang de status van hoeve was ontgroeid blijkt ook duidelijk uit de gehanteerde terminologie op het kadaster: “kasteel”, “lustwater” en “lustgrond”.
Op de topografische kaart van 1903 heeft het park van De Bist zijn grootste omvang bereikt. Het park zelf wordt ten noorden, oosten en westen door bos en ten zuiden door akkers omgeven. De paden binnen de parkaanleg bestaan nog steeds uit licht golvende paden uit de vroeg-landschappelijke aanleg, aansluitend op een oudere drevenstructuur. Drie spoorwegovergangen verbinden het park met het door de spoorweg afgesneden parkbos ten noorden. De dichte sierbeplanting wordt in het zuiden en oosten afgewisseld met een in verhouding eerder kleine strook gazon.
Henri Beliard en zijn echtgenote Isabelle Waffelaert kopen in 1922 het goed aan. De nieuwe koper, eigenaar van het scheepsherstellingsbedrijf Beliard-Crighton, laat het kasteel renoveren onder leiding van de Kesselse architect Gommaar De Vos. Daarnaast wordt het westelijke deel buiten de walgracht heraangelegd in laat landschappelijke stijl. Dit deel krijgt met de aanleg van twee druppelvormige gazons met omlopende paden een meer open karakter. Vermoedelijk dateert uit deze periode ook de aankleding met een belvedère en een bruggetje met een leuning van imitatietakken en bruggenhoofden van imitatierotswerk met onderaan zitbanken en nissen in cementrustiek. Verder staan in het park nog twee halfronde zitbanken. Deze elementen dragen allen de signatuur van Arthur Tondeleir, stichter van de bekende rocailleursfirma uit Mortsel-Oude God, die ondermeer verantwoordelijk was voor een aantal staties in het Mariapark van Averbode. Het materiaalgebruik (natuursteen) en de strakkere vormgeving van een derde, sterk overgroeide, zitbank aan de oever van de noordelijke gracht, doen vermoeden dat deze uit een latere periode dateert.
Immobiliënmaatschappij Matexi koopt in 1955 De Bist en baat het domein als feestzaal uit. In de jaren 1970 en 1980 wordt het ganse domein, op het kasteeleiland met zijn onmiddellijke omgeving na, verkaveld. Het kasteel met parkje is vandaag in gebruik als verblijf voor de Lierse gasthuiszusters.
De bewaarde kern van het vroegere domein De Bist bevindt zich vandaag in een aftakelende toestand. De grenzen van het huidige park, de vijverranden en het kleine eiland zijn sterk verbost en overgroeid met jonge zaailingen van ondermeer gewone esdoorn, lijsterbes, hulst en taxus. De aanwezige cementrustiek is sterk aangetast door betonrot en deels overwoekerd door planten. Niettemin is in de contouren van de vijvers en het bewaarde tracé van de paden de vroeg 19de-eeuwse landschappelijke aanleg nog goed afleesbaar. Bronnen in de vijver en toevoer vanuit de Wolfsbeek houden de waterstand van de vijvers op peil.
In het park staan nog een aantal beeldbepalende parkbomen, waaronder een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met een stamomtrek van 502 centimeter (standaard gemeten op 150 cm hoogte) naast de heden gecementeerde toegangsbrug uit 1747. Deze toegangsbrug leidt naar een centraal, ten zuiden van de woning gelegen gazon waarin op kunstmatige beplantingsheuveltjes een beperkt aantal oude en nieuwere solitaire bomen zijn aangeplant. Een door tonderzwam aangetaste solitaire beuk (Fagus sylvatica) met een stamomtrek van 285 cm en aangeplant ter hoogte van de cementrustieke tuinbrug, vervult de functie van kapelboom. Op het door jonge opslag bijna volledig dichtgegroeide eiland staan rondom het dienstgebouw vijf linden aangeplant, mogelijk als schaduwboom. Twee monumentale bruine beuken met stamomtrekken van 347 en 290 cm accentueren de ligging van de betonnen belvedère.
Langs het zuidelijke pad rond de vijver staan in groepjes van drie aangeplante gewone beuken (Fagus sylvatica) met stamomtrekken tot 213 cm en gewone platanen (190 cm stamomtrek), evenals een groepje oude en jonge exemplaren van zwarte els (Alnus glutinosa) met stamomtrekken tot 159 cm. Vijf op een rij aangeplante gewone beuken met stamomtrekken tot 287 cm accentueren de oostelijke toegang tot het kasteeleiland. Een eenvoudig smeedijzeren hekwerk bevestigd aan rechthoekige bakstenen hekpijlers met hardstenen deksteen, dient als afsluiting voor de bakstenen boogbrug over de gracht. Deze oostelijke toegang liep nog tot minstens 1969 via een private spoorwegovergang naar het ten noorden gelegen parkbos. Na de afsluiting werd ter plaatse van deze overgang een heiligenbeeld geplaatst, geflankeerd door twee geknotte zomereiken en groenblijvende struiken. Deze eiken, waarvan 1 afgestorven, hebben een stamomtrek van respectievelijk 94 en 87 cm. Aan de noordelijke grachtarm werd eveneens opslag van bergiep (Ulmus glabra) aangetroffen.
In het park komen verder nog ondermeer volgende boomsoorten voor: haagbeuk (Carpinus betulus) met stamomtrek tot 218 cm, wilg (Salix sp.) 323 cm, moeraseik (Quercus palustris) 251 cm, acacia (Robinia pseudoacacia) 282, zomereik (Quercus robur) met stamomtrekken tot 334 cm, Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’) 255 cm, twee tulpenbomen (Liriodendron tulipifera) respectievelijk 295 en 407 cm, een beeldbepalende moerascypres (Taxodium distichum) 336 cm, tamme kastanje (Castanea sativa) 245 cm, goudbonte reuzenlevensboom (Thuja plicata ‘Zebrina’), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) 212 cm (gemeten op 130 cm), een gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) 200 cm en een gewone plataan (Platanus x acerifolia) 245 cm.
De struiklaag van het park wordt gedomineerd door talrijke oude rododendronmassieven (stamomtrek van 60 cm, gemeten op 20 cm hoogte) die vaak op kunstmatige beplantingsheuveltjes werden aangeplant. Ook gaafrandige hulst (Ilex aquifolium ‘Heterophylla’) komt veelvuldig voor (54 cm stamomtrek). In de kruidlaag groeit ondermeer gewone salomonszegel en Italiaanse aronskelk.
Auteurs: Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Kasteel De Biest
Is deel van
Kessel
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Park van het Kasteel de Bist [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/306291 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.