Hoeve met losse bestanddelen waarvan de uitbating teruggaat tot in het begin van de 19de, mogelijk tot in de 18de eeuw. De noordoostelijke vleugel is nog grotendeels in zijn oorspronkelijke vorm bewaard. Het woonhuis dateert uit 1911.

Het primitief kadasterplan (circa 1845) registreerde op de plaats van de huidige hoeve een langwerpig gebouw met kleine haakse uitbouw. Dit komt in grote lijnen overeen met de huidige noordoostelijke vleugel. Samen met een zestal andere gebouwen ligt het in het gebied dat op het primitief kadasterplan "Steenen hof" genoemd wordt.

In 1911 werd in de zuidwestelijke hoek van het perceel een nieuw gebouw met vierkant grondplan geregistreerd. Zoals bij andere hoeves (bijvoorbeeld Sledderlo 21 maar ook verschillende hoeves in Langerlo) werd in deze tijd de woonfunctie van de oude woon-stalvleugel naar een nieuw en ruimer woonhuis verplaatst. In 1929 toont de kadasterschets een verlenging van de oude langwerpige vleugel naar het noordoosten toe. Ook ontstond er in deze fase een klein bijgebouw op de uiterste noordoostelijke hoek van het perceel. In 1933 werd een bijgebouw van het aanpalende perceel (Seldderlo 21) verlengd tot tegen de zuidwestelijke gevel van Koebaan 1. Dit gebouw en een deel van het aanpalende perceel werden aan het perceel van Koebaan 1 toegevoegd. Vanaf 1956 wordt de noordoostelijke vleugel met een rechthoekig grondplan geregistreerd, wellicht een vereenvoudigde voorstelling want de haakse uitbouw aan de zuidoostzijde is nog steeds bewaard.

De hoeve is gelegen op een spievormig met gras begroeid perceel dat grenst aan de noordzijde van de Koebaan, naast de hoek die deze straat met Sledderlo vormt. Voor en naast de oude vleugel staan enkele lage bomen, achteraan twee hogere bomen.

De hoeve bestaat uit twee haaks op elkaar geplaatste volumes: centraal op het perceel een langwerpige vleugel, die reeds op het primitief kadasterplan getekend staat, en ten zuidwesten hiervan een woonhuis met vierkant grondplan uit 1911. De langwerpige vleugel bevat nog het oude woonhuis van de hoeve met traditionele indeling: twee woonruimtes met centrale schouw. Hieraan sluiten stallingen en een kleine schuur aan.

De gebouwen zijn opgetrokken in baksteenmetselwerk in kruisverband, verankerd met platte muurankers (oude langwerpige vleugel) en sierankers (woonhuis van 1911), en hebben pannen zadeldaken. De oude langwerpige vleugel bestaat uit een bouwlaag van zes traveeën. In het zuidoostelijke deel van deze vleugel bevindt zich het vroegere woonhuis van de hoeve. Rechts daarvan sluiten stallingen en schuur aan. Hier zijn nog gebinten en vakwerkfragmenten uit een vroege fase bewaard. De straatgevel heeft in het vroegere woonhuisgedeelte links een garagepoort, vermoedelijk een aangepaste gevelopening en rechts een licht getoogde vensteropening met bakstenen strek en bakstenen dorpel en daarnaast een licht getoogde deuropening met bakstenen strek. Het houten schrijnwerk van deur en venster dateert vermoedelijk uit de late 19de of vroege 20ste eeuw. In het rechterdeel heeft de straatgevel een lage rechthoekige poortopening met houten lateibalk en bakstenen rollaag en rechts daarvan een grote rechthoekige poortopening met houten lateibalk. Beide openingen zijn voorzien van opgeklampte houten poorten. Boven de grote poortopening zijn sporen van een aanpassing aanwezig. Rechts hiervan bevindt zich de haakse uitbouw met aan de straatzijde een rechthoekige poortopening met houten latei. Deze opening wordt afgesloten door een 20ste-eeuwse garagepoort. Rechts van de haakse uitbouw had de straatgevel vroeger een rechthoekige poortopening met houten lateibalk. Deze werd in een recentere fase omgevormd tot een grote rechthoekige vensteropening en een rechthoekige deuropening. Hierboven is een rechthoekig laadvenster met houten lateibalk aanwezig. De kopse gevel aan de noordoostzijde is verankerd met hoefijzervormige muurankers. Onderaan werd in een recentere fase een lage constructie onder een lessenaarsdak uit golfplaten geplaatst.

Het woonhuis in de zuidwestelijke hoek van het perceel bestaat uit twee bouwlagen van drie traveeën onder een pannen zadeldak. Op elk uiteinde van de nok is een bakstenen schoorsteen aanwezig. De voorgevel heeft een symmetrische ordonnantie met op het gelijkvloers een door twee vensteropeningen geflankeerde inkomdeur en op de verdieping drie vensteropeningen. Alle gevelopeningen zijn licht getoogd met bakstenen strek. De vensters op het gelijkvloers hebben hardstenen dorpels, deze op de verdieping bakstenen dorpels. Het houten schrijnwerk dateert vermoedelijk uit een laat 19de of vroeg 20ste-eeuwse fase. De kopse gevel aan de zijde van de Koebaan heeft op de verdieping een licht getoogde vensteropening met bakstenen strek en dorpel en daarboven een kleiner gelijkaardig zoldervenster. Onderaan links in de gevel bevindt zich een klein licht getoogd keldervenster met bakstenen strek. De andere kopse gevel (noordwestzijde) heeft enkel een klein zoldervenster. De achtergevel van het woonhuis is zichtbaar vanuit de tuin van Sledderlo 21. Deze gevel heeft op de verdieping net als de voorgevel drie vensteropeningen. Op het gelijkvloers wordt het linkerdeel van de gevel ingenomen door een smalle deuropening tussen twee vensteropeningen, rechts bevindt zich nog een bijkomende vensteropening. Ook deze gevelopeningen zijn licht getoogd met bakstenen strek en dorpel.