Deze drie burgerhuizen werden in 1922 als ensemble ontworpen in neoclassicistische stijl. De bouwaanvraag werd ingediend door Edmond Geers, aannemer van beroep, en wonende in de Snoeckstraat 24 in Gentbrugge. De drie woningen werden pas enkele jaren later, in 1927, in het kadaster geregistreerd. We kunnen er van uitgaan dat aannemer Geers de woningen zelf ontwierp en uitvoerde voor eigen rekening, als opbrengsteigendom.

De drie woningen vallen op in de straat, doordat zij als enige beschikken over een voortuin, en hierdoor niet direct aan de straat gelegen zijn. De gesloten gevelrij die zo kenmerkend is voor de Victor Braeckmanlaan wordt hierdoor doorbroken. Ook qua stijl sluiten de neoclassicistische woningen eerder aan bij de Belle-Epoque-architectuur en niet bij de interbellumbebouwing in de straat, die voornamelijk uit decoratieve of sobere art deco, of historiserende bouwstijlen bestaat.

Deze uniforme neoclassicistisch getinte gevelwand bestaat uit drie identieke burgerwoningen met voortuin. De voortuinen zijn bevloerd met betondals en afgeschermd met een smeedijzeren hekwerk aan de straatkant, gevat tussen stenen stijlen met art-nouveauvormgeving. Bij nummer 31A-31B is de inrichting van de voortuin niet bewaard, dit werd verbouwd tot auto-inrit met helling. De woningen tellen drie bouwlagen boven een hoog souterrain en onder een asymmetrisch zadeldak met de nok parallel met de straat. De lijstgevels worden bovenaan afgeboord door een houten bakgoot en zijn voorzien van een bepleistering met imitatievoegen en een kordonlijst. Op het souterrainniveau zijn de gevels bekleed met een hoge sokkel in blauwe hardsteen, versierd met bossages. Het rechterpand heeft tijdens een verbouwing een recentere gevelafwerking gekregen. De muuropeningen van het verhoogde gelijkvloers zijn rondbogig, het souterrainvenster is getoogd en de vensters op de verdiepingen zijn rechthoekig. De gevels zijn ingedeeld in een smalle deurtravee aan de linkerzijde en een brede venstertravee aan de rechterzijde. De deuropening is spiegelbogig, met een rondbogig bovenlicht. Enkel het centrale pand heeft zijn houten voordeur met vast bovenlicht behouden. De verdiepingen van de deurtravee zijn uiterst sober uitgewerkt, en bevatten op elke verdieping een identiek rechthoekig venster.

Het souterrain is in de venstertravee geopend met een breed keldervenster. Op de bel-etage zijn twee rondboogvensters gekoppeld boven een met balusters versierde borstwering. Bij het rechterpand zijn zowel het souterrainvenster als de balusters verdwenen bij de verbouwing tot garagepoort. De eerste verdieping van de venstertravee wordt ingenomen door een flauw uitkragende driezijdige erker met drie vensters. De erker wordt bekroond door een geprofileerde lijst waarboven een balkonbalustrade is opgericht, ingevuld met sober smeedwerk. Achter deze balustrade geeft een beglaasde terrasdeur uit op het balkon.

De architect geeft de woningen een uiterst sobere enkelhuisindeling mee, waarbij elke verdieping identiek is uitgevoerd. De linkertravee van de woningen wordt over de volledige diepte ingenomen door een traphal die alle verdiepingen verbindt. In de brede venstertravee is aan de straatzijde telkens een voorkamer aanwezig die in enfilade staat met de achterkamer aan de tuinzijde. In een smallere en lagere aanbouw, geknikt tegen de voorbouw aangebouwd, bevinden zich enkele kleinere kamers die we kunnen identificeren als de keuken, een wc en een bijkeuken, en wellicht een badkamer op de verdieping, toegankelijk via het bordes van de trappartij.