De plantentuin van Meise is gegroeid uit de samensmelting van twee historische domeinen. Om redenen van samenhang en relevantie wordt de algemene historiek en ontwikkelingsgeschiedenis weergegeven in Domein van de Nationale Plantentuin. De aanwezige gebouwen met erfgoedwaarde worden afzonderlijk behandeld, hoewel de uitwerking bijgevolg beperkt blijft tot de beschrijving van de huidige toestand.
De zogenaamde Vlaamse hoeve is een klein, U-vormig uitgewerkt complex in neotraditionele stijl. Het is ingeplant aan de oostelijke rand van het park net ten noorden van de hoofdingang en dateert uit het derde kwart van de 19de eeuw.
Historiek
De Vlaamse hoeve werd volgens sommige bronnen opgetrokken tussen 1880 en 1890 vermoedelijk naar een ontwerp van architect Albert Capronnier. In het archief van keizerin Charlotte zijn immers plannen terug gevonden voor een niet-uitgevoerd ontwerp in dezelfde neotraditionele stijl ondertekend door Capronnier. Sommige bronnen vermelden bovendien dat het zou gaan om de verbouwing van een bestaand rechthoekig volume. Op het kadaster wordt evenwel in 1874 de totale afbraak van de bestaande bebouwing geregistreerd en een nieuw U-vormig volume wordt verder naar het noorden ingetekend als nouvelle construction. Als eigenaar wordt De Beauffort, Ludovicus Leopoldus Amedee, graaf Brussel aangegeven en als jaar van ingebruikname 1873. Op basis hiervan kan het complex gedateerd worden in het begin van de jaren 1870. Oorspronkelijk was het de woning van de portier, vanaf 1939 tot 1997 woning van de conservator, hoofdtuinier en conciërge. Op het ogenblik van de inventarisatie was de hoeve buiten gebruik.
Beschrijving
Het betreft rechthoekige, aaneengesloten volumes, U-vormig ingeplant rondom een gekasseid erf, geopend naar het westen. Het woongedeelte bevond zich in de zuidelijke en de oostelijke vleugel, stallen en een schuurtje of wagenhuis in de noordvleugel. Alle vleugels tellen slechts één bouwlaag en zijn opgetrokken uit rode baksteen met sierlijk gesmede muurankers. Kalkzandsteen werd aangewend voor de venster- en deuromlijstingen. De onderscheiden volumes zijn afgedekt door aaneengesloten en geknikte leien zadeldaken die sterk overkragen op houten schoren. De beide uiteinden zijn afgewerkt met een zijtrapgevel. Op diverse plaatsen zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde zijn er getrapte dakvensters. Aan de erfzijde zijn er twee (later ingebrachte?) dakkapellen met een houten puntgevel onder een leien zadeldak. De rechthoekige vensters, waaronder kruis- en kloosterkozijnen, zijn net als de rechthoekige en segmentboogdeuren gevat in een kalkzandstenen omlijsting van hoek- en negblokken. In het westelijke deel van het woongedeelte is er een opkamertje met een houten schouw. In het woongedeelte zelf draagt de schouw het jaartal 1860. In de bedrijfsvleugel bleven troggewelven bewaard met I-balken waartussen een vulling van rode baksteen opgesmukt met ruitmotieven van gesinterde baksteen.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten, Meise, afdeling I (Meise), 1874/14.
- ABSCIS ARCHITECTEN 2008: Nationale Plantentuin Meise. Voorstudie masterplan. Analyse en waardering bestaande bebouwing 16 juni 2008, onuitgegeven voorstudie.
- VIDTS S. m.m.v. DENEEF R. 2011: Meise (Meise) Domein van Bouchout - Nationale Plantentuin van België, in: DENEEF R. (red.), Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel, M&L Cahier 20, Brussel, 190-214.