is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Geheel van vijf woningen in verbouwde fabriek
Deze vaststelling is geldig sinds
Geheel van vijf huizen aan de Refugiestraat ondergebracht in een voormalig fabriekspand uit 1921-1922 met elementen uit de art deco aan de voorgevel. De fabriekssite was aanvankelijk eigendom van de familie Peeters, meer bepaald Joannes Henricus Ivo Peeters (° 1844) en diens nakomelingen. Het fabrieksgebouw werd in de tweede helft van de jaren 1930 in aparte eengezinswoningen ingedeeld en verbouwd.
In 1921-1922 werden twee nieuwe fabrieksgebouwen gerealiseerd op de locatie van een uitgebrande stoommaalderij. Ze werden opgericht in opdracht van de familie Peeters. Het ontstaan van de woningen begint in 1935 wanneer er een splitsing plaatsvond van de verschillende percelen en bestaande gebouwen, gepaard gaande met grote verbouwingswerken. De gebouwen die er op dat moment stonden, betroffen voormalige fabrieksgebouwen die werden ingedeeld en verbouwd tot eengezinswoningen. De omvorming gebeurde in twee fasen: 1935-1936 voor huisnummer 11 en 11a en 1938-1939 voor huisnummers 5, 7 en 9. De achtergevel van het pand werd grotendeels behouden maar de voorgevels werden aangepast aan de nieuwe woonfunctie.
De panden aan de Refugiestraat 5 tot 11a zijn vijf woningen die qua bouwstijl en opbouw één bouwkundig geheel vormen en in de jaren 1930 werden ingericht in een fabrieksgebouw van 1921-22. Het bouwblok bestaat uit elf quasi identieke traveeën en drie bouwlagen onder een plat dak. De uniformiteit van het bouwblok wordt verwezenlijkt door de ritmerende segmentboogvensters en -deuren, die zich op een gelijke afstand van elkaar bevinden. De eengezinswoningen worden visueel met elkaar verbonden door de doorlopende lijstgevels, bovenaan afgesloten door een subtiele stenen kroonlijst, miniem decoratief uitgewerkt. Elke woning afzonderlijk telt twee traveeën, maar nummer 11a is een breder pand van drie traveeën.
De panden 5, 7 en 9 zijn quasi identiek in opbouw en verschillen enkel in detaillering en schrijnwerk. De eerste bouwlaag vangt aan met een blauwe hardstenen plint waarna de rest van de bouwlaag bepleisterd en geschilderd is in een licht rood-oranje tint. Bij elk van de drie panden bevindt de voordeur zich links in de voorgevel met rechts een groot segmentboogvenster. De omlijsting rondom de voordeur bestaat uit een opeenvolging van steeds diepgaandere lijsten, de buitenste van deze lijsten loopt door rond het venster en wordt zo doorgetrokken langs de gevels van rest van de panden. Tussen de deuren en vensters zijn uitsparingen in de bepleistering met daarin decoratieve panelen uit keramische tegels.
De tweede en derde bouwlaag worden gekenmerkt door segmentboogvensters. De omlijsting van deze vensters bestaat uit geel beschilderde pleisterlagen die langs alle drie de gevels doorlopen. Op regelmatige basis zijn er op de gevels ook sierankers geplaatst.
De achtergevel van pand 5 is grondig gewijzigd en is thans wit bepleisterd. Van de twee oorspronkelijke trekijzers is er slechts één bewaard. De achtergevels van de overige panden zijn het spiegelbeeld van de voorgevel en zijn grotendeels in hun originele toestand bewaard met uitzondering van het schrijnwerk.
De panden 11 en 11a zijn eveneens zeer gelijkaardig in opbouw en detaillering, doch met iets grotere verschillen.
Het pand 11 heeft een baksteenparement afgewisseld met wit geschilderde gepleisterde sierbanden die tevens als omlijsting rond de deuren en vensters functioneren. Rechts in de gevel is de voordeur geplaatst met ook hier een opeenvolging van omlijstingen.
Verder waren er oorspronkelijk ook twee sierankers per bouwlaag. Het rechtse muuranker van de tweede bouwlaag is echter verdwenen. De kroonlijst wordt onderbroken door twee vermoedelijke schijnschoorstenen. De achtergevel is grotendeels in de originele toestand bewaard gebleven met uitzondering van het schrijnwerk, ook is het linkse venster van de derde bouwlaag dichtgemaakt. De vensters zijn opnieuw segmentboogvormig met een bredere uitvoering in de tweede travee.
Het pand 11a is een woning met praktijkruimte. De eerste bouwlaag vangt eveneens aan met een hardstenen plint en volgt verder het patroon van baksteenparement afgewisseld met wit en grijs geschilderde gepleisterde sierbanden die tevens als omlijsting rond de deuren en vensters functioneren. De vensters en deurportiek zijn verder quasi identiek als bij pand 11 en verschillen enkel in het gebruikte schrijnwerk. Links van de voordeur is een in hardsteen uitgewerkte brievenbus zichtbaar, ingewerkt in de gevel.
Op de tweede en derde bouwlaag zijn telkens twee sierankers zichtbaar, thans wit geschilderd. Boven de derde bouwlaag loopt de geprofileerde bakstenen kroonlijst van nummer 11 met daarboven een recentere witgeschilderde dakgoot. Deze wordt onderbroken door drie schoorstenen, waarvan de twee linkse vermoedelijk schijnschoorstenen zijn. Bovenop het dak is tevens een klein bouwvolume met schilddak zichtbaar met een onbekende functie. De zijgevel van het pand bestaat uit twee traveeën en telt per bouwlaag twee blinde segmentboogvormige vensteropeningen. De gevel en de vensters zijn versierd met stroken donker gekleurde baksteen. Ook hier is er sprake van een uit baksteen geprofileerde kroonlijst met vier schijnschoorstenen. De achtergevel van het pand is grotendeels bewaard gebleven met uitzondering van het schrijnwerk.
Auteurs: Dirix, Evelien; Goovaerts, Sebastiaan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Diest
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Geheel van vijf woningen in verbouwde fabriek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/306863 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.