Eclectische villa met omringende tuin van de familie Van Roost. Door het kadaster opgetekend in 1932 met als eigenaar in 1933 één de kinderen van brouwer Karel-Jozef Van Roost, Jozef Van Roost.
De brouwerij Van Roost werd opgericht in 1869 door Felix Van Roost. Omstreeks 1894 veranderde de naam in brouwerij “De Palmboom” en vanaf 1934 was het brouwerij Jack-Op. Tussen 1910 en 1925 was het Jack-Opbier een van de populairste bieren in België. De brouwerij was de voornaamste werkgever van Rotselaar; de familie Van Roost was bovendien eigenaar van een groot aantal gebouwen in de dorpskern van Werchter.
Villa in eclectische stijl met elementen ontleend aan de neobarok en neo-Vlaamserenaissance-stijl. Het pand is gelegen aan de zuidzijde van de Sint Jansstraat, de hoofdstraat van Werchter. Ten oosten van de woning staat een statige burgerwoning, voor het overige is de straat hier getypeerd door kleine gezinswoningen van twee bouwlagen onder zadeldak. Tegenover het huis, aan de noordzijde, zijn er nog twee grotere burgerhuizen aanwezig.
Geverfde metalen hekpijlers in neostijl bleven bewaard aan de straatzijde terwijl het hekwerk mogelijk nieuw is. De voortuin wordt gekenmerkt door een aantal kleine heesters. Aan de westelijke perceelsgrens staan er drie knotlinden en achterin een plataan. De oorspronkelijke villatuin achteraan is vermoedelijk grotendeels verdwenen.
Villa op onregelmatige plattegrond, vier traveeën en twee tot drie bouwlagen op een verhoogde begane grond, onder een complexe leien bedaking, met uivormige spits voor de torenvormig uitgewerkte travee.
Rode baksteenbouw met gebruik van witte natuursteen voor speklagen, vensteromlijstingen en tussenstijlen, portiek met zuilen, torenbalustrade en de aflijning van de topgevel; plint uitgevoerd in blauwe hardsteen. De woning is gezien van de straat samengesteld uit drie onderdelen: links een lijstgevel rechts voorafgegaan door de inkomportiek, centraal een vensterrisaliet bekroond met een in- en uitzwenkende top en tot slot een torenvormig uitgewerkt volume van drie bouwlagen. Het geheel wordt geopend door overwegend rechthoekige vensters van verschillend formaat, meestal kloosterkozijnen.
Het linkergedeelte met lijstgevel wordt gemarkeerd door een sterk uitspringende houten kroonlijst op modillons. De woning is te betreden via een overdekte portiek met een hardstenen trap met sierlijke gietijzeren leuning. De portiek rust op zuilen met lijstkapiteel en vertoont centraal een sluitsteen met een wapenschild. De oorspronkelijke dubbele panelendeur met art-decotraliewerk is bewaard. De twee linkse vensters bovenaan zijn nog voorzien van art-decoglas, vermoedelijk ter verlichting van het trappenhuis.
Het centrale risaliet vertoont op het gelijkvloers een drielicht en hogerop een driezijdig erker onder leien dak. De klokgevel is uitbundig uitgewerkt met witte natuursteen voor voluten, aflijning en frontonbekroning; in de geveltop een rondbogig zoldervenster.
De meest rechtse travee is uitgewerkt als toren van drie geledingen. De eerste twee geledingen op rechthoekige plattegrond, daarboven een zeshoekig torentje, voorzien van deurvensters met balkon en witstenen balustrade.
De oostelijke zijgevel heeft links een geprononceerde schoorsteenschacht en rechts een kloosterkozijn en art-decoglas vermoedelijk ter verlichting van het trappenhuis. De uitwerking van de westelijke zijgevel is onbekend.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Leggers Rotselaar, Afdeling II (Werchter), artikels 3077 en 3142.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Rotselaar, Afdeling II (Werchter), 1932/3.