Het kasteeltje Huilewind in neotraditionele stijl met bijhorende hoevegebouwen werd in 1928 op het kadaster geregistreerd op naam van Jean Arnoldus Cypers en compagnie. Volgens een gevelsteen werd het kasteeltje in 1923 gerealiseerd.

Het domein ligt ten zuiden van de Meerstraat, de oude weg van Meldert naar Overhem. Het kasteeltje wordt bereikt via een gekasseide toegangsdreef die zowel in het noordwesten als in het noordoosten aansluit op de Meerstraat. De dreef bestaat uit kastanjes die in de jaren 980 werden aangeplant. De dreef wordt aan beiden zijden afgesloten door een ijzeren hek tussen gecementeerde pijlers. Ten zuiden van het perceel is een open akkerlandschap gelegen.

Het landhuis heeft een onregelmatige plattegrond met wisselende traveeën en twee bouwlagen op een souterrain onder complexe leien bedaking met getrapte dakvensters en een vorstkam. Het volume heeft een erker in het zuidoosten, een polygonale toren in het zuidwesten en tegen de noordgevel twee aanbouwen onder haaks geplaatste zadeldaken. Het gebouw is opgericht in baksteen in kruisverband met knipvoegen. De gecementeerde muurbanden, de aflijnende muizentand en kroonlijst verlenen de gevels een horizontaal accent.

De zuidelijke gevel van vijf traveeën is uitgewerkt als hoofdgevel met aansluitend op de westelijke hoek de octogonale toren van drie bouwlagen onder leien spits. Deze gevel wordt gemarkeerd door een getrapt middenrisaliet, voorafgegaan door een brede halfronde trap met zes treden die toegang geeft tot de voordeur met twee zijlichten. De dubbele deur met drie panelen is origineel. Hierboven zijn er net als elders in de gevel eenvoudige rechthoekige vensters met hardstenen lekdrempels. Ruitvormige gevelsteen in de top met het jaartal 1923.

De westgevel van het kasteeltje heeft een toegangsdeur voor het personeel. In het dak zijn aan weerszijden van een trapgeveltje twee grote schouwen aanwezig.

De noordgevel vertoont verspringende gevelvlakken met in het midden een trapgevel. Het algemene uitzicht met gecementeerde muurbanden en eenvoudige rechthoekige vensters op hardstenen lekdrempels sluit volledig aan bij de zuidgevel.

Ook het uitzicht van de oostgevel sluit aan bij de overige gevels met uitzondering van een grote erker met drielicht. In de tweede travee zit de toegangsdeur die bereikt wordt via een trappartij met ijzeren balustrade. De trapeziumvormige erker wordt bekroond door een balustrade met bakstenen balusters.

Het schrijnwerk werd deels vervangen naar historisch model en is deels bewaard.

In het interieur zijn ook verschillende elementen bewaard zoals de grote bordestrap, originele cementtegelvloeren, parketvloeren, deuren, stucwerk, etc.

De hoevegebouwen ligt ten westen van de villa en bestaan uit twee losse bestanddelen: een stal ten noorden en een L-vormig gebouw (bijgebouw en schuur) ten zuiden ervan. Het zijn constructies in rode baksteen in kruisverband onder leien zadeldaken. De gebouwen zijn opgetrokken in neotraditionele stijl, hebben aandaken met schouderstukken en een muizentand. Het meest zuidelijke deel betreft een latere hangaar in snelbouwsteen.