is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Pachthoeve De Pitteurs
Deze vaststelling is geldig sinds
Pachthoeve De Pitteurs is de pachthoeve van het voormalige laatmiddeleeuwse kasteel van Budingen. De hoeve is gelegen op een dubbele site met walgracht, gedeeld met de Sint-Cyriacusparochiekerk. Het centrale woonhuis in de straatvleugel dateert van 1900 terwijl de stallen voornamelijk uit het einde van de 18de eeuw of het begin van de 19de eeuw zijn.
Tijdens de late middeleeuwen bestond het centrum van het dorp uit een grote dubbele site met walgracht inclusief kerk en versterkte hoeve, en een kasteel van de Heren van Meldert meer oostelijk aan de oever van de Gete. De prent Vue du Château et du Village de Budingen uit 1651 bevestigt deze bevinding. Rond 1651 zou er nog een kamme of brouwerij gestaan hebben naast het kasteel van Budingen ‘beneden in de weyde’. Het kasteel zelf was ondertussen gereduceerd tot enkele oude fundamenten. De restanten en geringe bebouwing op de burchtsite brandden volledig uit in 1685. Nochtans zou in 1778 een zekere Hendrick Christelens, bejaarde jonkman en schaapsherder, nog woonachtig zijn geweest op de ruïne.
Van de laatmiddeleeuwse omvang van de pachthoeve van het kasteel is archivalisch weinig geweten, behalve dat het huidige poortgebouw vermoedelijk dateert van 1633. De 18de-eeuwse Villaretkaart (1745-1748) toont de site van het kasteel aan de Gete niet meer, maar wel de dubbele site met walgracht met de hoeve en de Sint-Cyriacuskerk. De ‘kasteelhoeve’ bestond toen uit drie vrijstaande volumes, gerangschikt in een U-vorm met opening naar het noordoosten. De site was bereikbaar door een poortgebouw aan de zuidwestzijde van de site, verbonden aan twee van de vleugels door verdedigingsmuren. De hoeve kwam in 1776 in bezit van de familie de Pitteurs van Liefkensrode. De hoeve werd verpacht aan Geeraert Struijs. Midden 18de eeuw werd de hoeve uitgebreid met twee vrijstaande volumes ten oosten van de noordwestvleugel. Opvallend genoeg is het poortgebouw aan de overzijde van de walgracht niet aangegeven op de Ferrariskaart, ook niet op het latere 19de-eeuwse kaartmateriaal. Ook de site rondom de kerk kreeg meer bebouwing en was vlotter toegankelijk door een gedeeltelijke demping van de walgracht. De figuratieve kaart van 16 juli 1784 van landmeter Everaert toont opnieuw een L-vormige zuidwestvleugel, een afzonderlijke noordvleugel en een westelijk poortgebouw met brug op de site. Door het perspectief kan wel afgeleid worden dat de straatgevel uit een zestal traveeën met drie vensters en centrale deur bestond. De hoeve stond via een brug in verbinding met de site van de kerk. Vier jaar later tekende Everaerts op een kaart een lange rechthoekige zuidvleugel, een kortere dwarse westvleugel (geen volwaardige L-vorm), een vrijstaande noordvleugel die enkele traveeën korter is dan de zuidvleugel. Twee vrijstaande volumes bevinden zich ten oosten van de noordvleugel. De site is toegankelijk door middel van het westelijke poortgebouw met brug, verbonden met de west- en noordvleugels door muren. De noordzijde van de site is opgedeeld in percelen voor land- en tuinbouw.
Na het overlijden van zowel Lambert-Trudo-Michiel de Pitteurs de Budingen (1777-1813) als echtgenote Pauline de Baré de Comogne (1781-1837), erfde zoon Baron Gustave de Pitteurs de Budingen (1809-1881) de hoeve in 1833 of 1837. De pacht ging over op een zekere Beckere. Het primitief kadasterplan (1830-1834) toont een uitbreiding van de bestaande hoeve door een dwarse aanbouw aan de oostzijde van de zuidvleugel en aan de oostzijde van de noordvleugel. De vrijstaande volumes zijn verdwenen en vermoedelijk vervangen door de aanbouw. De hoeve komt in 1883 in eigendom van Baron Léon de Pitteurs de Budingen (1845-1913). In 1891 vermeldt het kadasterarchief een losstaand volume (bakhuis?) ten oosten van de noordvleugel dat reeds opgetrokken werd rond 1865.
In 1900 voerde Baron Leon de Pitteurs een ‘reconstruction partielle’ van het woonhuis en een ‘démolition entière’ van het ‘landgebouw’ (bakhuis?) uit. De mutatieschetsen van het kadasterarchief tonen een volwaardige oostvleugel en een verbreding van de overstekende aanbouw aan de oostzijde van de zuidvleugel. Het is onduidelijk in welke mate het woonhuis werd aangepast, net zoals ook het quasi volledige dempen van de omwalling in de loop van de 20ste eeuw. In 1913 erfden Hermaan-Gustaaf-Victor-Karel-Maria de Pitteurs van Budingen, burgemeester van Villers-lez-Heest, en Laure Simonis (1879-1964) de hoeve na het overlijden van vader Baron Léon de Pitteurs (1845-1913). De hoeve werd tussen 1913 en 1985 gepacht door de familie Dubois. Na het overlijden van Hermaan de Pitteurs van Budingen in 1948 werd de erfenis in 1950 onder de kinderen verdeeld waardoor de hoeve in handen kwam van zijn zoon baron Henri de Pitteurs de Budingen (1918-1998), burgemeester van Villers-lez-Heest, en barones Rose-Marie de Furstenberg (1931). Een jaar later werd een nieuw volume in de noordwestelijke hoek van de site opgetrokken. De heraanleg van de Terweidenstraat zorgde in 1953 voor een aanpassing van de weide ten westen van de site. De gehele site werd in 1987 verkocht aan de huidige eigenaar. In 1988 voerde deze grondige verbouwingen uit in functie van een herbestemming tot privéwoning met praktijkruimte.
De hoeve ligt pal in het centrum van het dorpje Budingen, ten zuidwesten ligt de kerk. Beide gebouwen waren omgeven door een wal, die in de loop van de 20ste eeuw werd gedempt. De omwalling is enkel nog gedeeltelijk bewaard en voorzien van verharde oevers tussen de zuidoostelijke flank van de hoeve en de loop van de Terweidenstraat. Een veldweg volgt het tracé van de verdwenen wal en loopt zo naast de hoevegebouwen, ook rond de daar ten noorden en oosten gelegen huisweide, met restanten van hoogstamfruitbomen. De zone ten westen van de hoeve is onbebouwd en beplant met populierenrijen.
Het binnenerf van de hoeve is gekasseid en een centraal grasveld markeert de ligging van de voormalige mestvaalt. De hoeve is nog steeds bereikbaar via een 17de-eeuws poortgebouw aan de westzijde van de site. Dit volume bevond zich buiten de verdwenen omwalling. Vandaag ligt de hoofdtoegang langs het zuidoosten, langs de voordeur van het woonhuis in de zuidvleugel of de langsschuur in zuidoostelijke hoek. Beide volumes kregen hun huidige vorm in 1900. De noordvleugel wordt gevormd door stallen, de oostvleugel door een opslagplaats en voederkeuken uit het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw. Afgezien van het poortgebouw zijn alle volumes voorzien van zadeldaken met roodbruine pannen.
Het poortgebouw verleent toegang tot de hoeve aan de zuidwestzijde. Het is momenteel bereikbaar via een gekasseid pad, afgezet met lage baksteenmuurtjes, dat uitgeeft op een landweg. Het volume bestaat uit een verankerde bakstenen constructie van drie bouwlagen op vierkante plattegrond, afgedekt door een leien tentdak, bekroond met smeedijzeren spits. De hoge rechthoekige houten poort onder houten latei is blauw-wit geschilderd. Tot driekwart hoogte van de poort zijn natuurstenen negblokken zichtbaar. De L-vormige muur vertrekkende van het poortgebouw naar de noordvleugel bestaat uit bakstenen maar heeft een groot gedeelte van de oorspronkelijke hoogte verloren door inzakking. De overgebleven westelijke muur met pannen muurdeksel, heeft een centrale rechthoekige poort. Deze zijn een verwijzing naar de eind 20ste eeuw gesloopte dwarsschuur die de verbinding maakte tussen de west- en de zuidvleugel. In de zuidelijke, deels gedemonteerde kopgevel zit een gevelniskapel zonder beeld.
De zuidvleugel kan opgedeeld worden in vier volumes. Links vinden we een blinde muur, die de contour van de eind 20ste eeuw gesloopte dwarsschuur in de westflank aangeeft, een eenlagig bijvertrek onder zadeldak, de woning en een langsschuur van drie traveeën onder zadeldak.
Het centrale woonhuis kreeg zijn huidige vorm in 1900. Het is een verankerde baksteenbouw van vijf traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak, vandaag bekleed met zonnepanelen. De straatgevel wordt geopend door eenvoudige steekboogvensters met houten schrijnwerk. De vensters in de centrale travee zijn op de tussenverdiepingen ingepast door de functie als traphal. Aan de erfzijde zien we de opbouw van een dubbelhuis, met centrale steekboogdeur met hardstenen omlijsting en grote vensters met segmentbogige rollaag en hardstenen lekdrempel. In het dakvlak zijn langs deze zijde drie dakvlakvensters ingebracht. In 1988 voerde de huidige eigenaar verbouwingen uit aan de zuidvleugel. Het woonhuis werd grondig gerenoveerd met behoud van de authentieke eigenschappen van zowel de voor- als achtergevel. De gehele voorgevel (straatgevel) werd hervoegd waardoor aanpassingen aan muuropeningen moeilijker te analyseren zijn.
De langsschuur in zuidoostelijke hoek springt in oostelijke richting uit het rechthoekige grondplan. In het volume werd eind 20ste eeuw een tandartsenpraktijk ingebracht. In functie van deze herbestemming werd de eerst blinde gevel geopend door een deur en twee steekboogvensters met rollaag. De doorrit in de kopgevel werd vervangen door een garagepoort onder houten latei.
Ten westen van de woning vinden we in de zuidvleugel nog twee volumes met bijvertrekken van het woonhuis. De buitengevel bleef intact, maar de volumes werden langs de erfzijde geheel vernieuwd in het laatste decennium van de 20ste eeuw. Een eerste volume van anderhalve bouwlaag, heeft langs de straatzijde twee kleine steekboogvensters. Aan de erfzijde wordt het geopend door een achterdeur en twee grote steekboogvensters, alle met rollaag. In het zadeldak zitten twee dakvlakvensters. Ten westen daarvan een vier traveeën breed eenlaggig volume onder lessenaarsdak, daar waar eerder opslagplaatsen waren. Het wordt enkel aan de erfzijde geopend, door vier rondboogpoorten met glaspartijen.
De noordvleugel van anderhalve bouwlaag en veertien traveeën is een lange stal met opslagzolder. Van west naar oost ingedeeld als gedeeltelijk ingestorte stal (drie traveeën), koestal (zes traveeën), een opslagplaats (één travee), een grote en kleine paardenstal in noordoostelijke hoek. De stallen hebben troggewelven. De noordgevel wordt slechts geopend door drie rechthoekige stalvensters onder houten latei en een dito staldeur. Een rechthoekige stalpoort met houten latei werd dicht gemetseld met betonnen snelbouwsteen. Aan de overzijde van deze poort vinden we eenzelfde stalpoort aan de erfzijde. Deze poort heeft eveneens een houten latei, maar wel forse natuurstenen lijsten. De gevel wordt verder geopend door drie staldeuren met natuurstenen lijsten en harstenen latei. De drie laadvensters hebben hardstenen lekdrempels en lijsten en houten latei vlak onder de dakrand, net als een stalvenster op het gelijkvloers. De overige stalvensters van zijn van latere datum en hebben een segmentbogige rollaag.
De oostvleugel bestaat uit zeven traveeën en anderhalve bouwlaag onder pannen zadeldak. Een doorrit naar de achterliggende weide werd gedicht, getuige een hoge latei en afwijkende baksteen in de oostgevel. Een muurtje met houten deur maakt de verbinding tussen de oostvleugel en de vooruitspringende langsschuur in de zuidvleugel. Die gevel van de oostvleugel wordt verder geopend door drie rechthoekige vensters onder houten latei. Aan de erfzijde zijn de gewezen stal- en voederkeuken verdwenen en volledig vernieuwd door de huidige eigenaar. De bakstenen gevel wordt geopend door twee garagepoorten en centraal een deur; de poortopening van de gewezen doorrit is behouden. Alle gevelopeningen zijn voorzien van een moderne bakstenen latei met natuurstenen sluitsteen.
Auteurs: Dirix, Evelien; Cornelissen, Tom
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Budingen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pachthoeve De Pitteurs [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307085 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.