is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Armand Meyswijk
Deze vaststelling is geldig sinds
De reeks woningen in de Armand Meyswijk is een groepsbebouwing van elf arbeiderswoningen met uiterst links een vermoedelijke kaderwoning. Het ensemble werd rond 1914 opgetrokken op de fundamenten van de site van de voormalige chemische fabriek Kennis-Van Mechelen. Op het moment dat in het kadaster een rij woningen wordt geregistreerd, is de fabriekssite na jaren van inkrimping door afbraak in eigendom van hovenier Evarist Mommens uit Wilsele en herbergier Leo Duchesne-Geeraerts. Voor de gelijktijdig opgetrokken woningen werden mogelijk de bestaande structuren van de fabriek hergebruikt. Het ensemble van twaalf woningen vertoont onderling sterke verschillen in perceelgrootte, en bijgevolg ook in de breedte van de woningen. Bouwsporen in het baksteenmetselwerk van de voor- en achtergevels leunen aan bij de hypothese van de hergebruikte fabrieksstructuren in 1914.
Met de aanleg van de Vaart (1750-1763), de Aarschotsesteenweg (1770) en later de spoorlijnen Leuven-Mechelen (1837) en Leuven-Aarschot (1863), werd de aanzet gegeven voor de economische en industriële ontwikkeling van de Vaartzone. Op de plaats van de huidige Armand Meyswijk, werd rond 1830 een fabriek gebouwd, de “fabrique de vitriol” van Kennis-Van Mechelen, één van de oudste fabrieken van de regio, naast de meanderende Dijle. In 1844 werd de fabriek voor het eerst vergroot. Ze produceerde scheikundige producten, verf en solferstekjes. Vier jaar later werd de fabriek verder uitgebreid en was de eigendom gedeeld met Victor Van Mechelen. In de jaren ’70 van de 19de eeuw werd de Dijle lokaal rechtgetrokken om verdere fabrieksuitbreiding mogelijk te maken, alsook ter hoogte van de vermelde fabriekssite. Vanaf deze periode kon het industrieterrein aan de Vaart ten volle benut worden. De drijfkracht van de fabriek werd in de daaropvolgende jaren nog meermaals verhoogd (1879, 1882). In 1883 kwam de fabriek in handen van advocaat Emilius Vandenstaepele-Van Mechelen, die een eerste deel van de fabrieksgebouwen afbrak in 1896. In 1897 en 1901 verdween steeds een gedeelte van de fabriek en in 1904 werd het resterende geheel verkocht aan handelaar Pieter Michiel Jozef Ruelens uit Leuven. Hij verkocht het domein twee jaar later aan de nv Belgische Maatschappij voor het vervaardigen van kunstmatige zijde “Valetto”, die opnieuw een deel van de oorspronkelijke fabriek liet afbreken. In 1908 werd de site verkocht aan nijveraar Lodewijk Bonte-Bonte uit Leuven en handelaar Gustaaf Uzeel-Vandenbroucke uit Roeselare. Zij startten er de maatschappij Dallemagne Uzeel en Bonte, maar verkochten de site in 1914 aan hovenier Evarist Mommens uit Wilsele en aan herbergier Leo Duchesne-Geeraerts. De gebouwen die toen nog over waren van de fabriek werden volgens het kadaster gedeeltelijk afgebroken en gedeeltelijk omgevormd tot arbeiderswoningen, die de basis vormden van de huidige Armand Meyswijk, toen “Hassel Broek” genaamd. Deze benaming leeft voort in de Hasselbroekbaan die een zijstraat van de Armand Meyswijk vormt, parallel met de spoorlijn. Dertien rijwoningen zijn op dat moment weergegeven door het kadaster. In 1920 werd een deel van deze woningen verkocht aan landbouwer en herbergier Julianus Meys-Collaer uit Wilsele. In dat jaar werden volgens het kadaster twee woningen samengevoegd waardoor de wijk twaalf woningen telde. Vanaf 1947 kreeg de Armand Meyswijk zijn huidige naam. In 1982 werden de woningen, met uitzondering van de kaderwoning, van uniforme uitbouwen voorzien op de begane grond. In deze periode werden de woningen vermoedelijk ingrijpend gerenoveerd, waarbij het interieur alsook de daken werden vernieuwd.
De opvallende rij woningen kijkt uit over een grote poel, de spoorweg Leuven-Mechelen, de Vaart aan de westzijde en de Dijle aan de oostzijde. In de onmiddellijke omgeving is er verder bijna geen bebouwing aanwezig. De voorliggende visvijver kan niet teruggebracht worden op de industriële activiteiten, werd eveneens niet vermeld in het kadaster en dateert vermoedelijk van latere datum.
De Armand Meyswijk is opgebouwd uit een groepsbebouwing van elf arbeiderswoningen van twee bouwlagen en twee tot vier traveeën en een aansluitende bredere en hogere kaderwoning van twee bouwlagen en drie traveeën. Alle woningen zijn opgebouwd uit witgeschilderde baksteenbouw op gecementeerde en grijs of zwart geschilderde plint, onder pannen zadeldaken. De woningen werden, met uitsluiting van de kaderwoning, steeds voorzien van een latere uitbreiding op de eerste bouwlaag. Achteraan de woningen bevindt zich telkens een kleine stadstuin.
Van de elf rijwoningen vormen er tien een gelijktijdig opgetrokken geheel onder doorlopend zadeldak, al dan niet in spiegelend schema. De meest noordelijke woning heeft een lagere nokhoogte en heeft ook anders geplaatste muuropeningen. Het wisselende gevelschema en de wisselende vensteropeningen (zowel qua vorm als locatie), vormen mogelijk verwijzingen naar de oorsprong van de woningen gevormd uit de vroegere fabrieksgebouwen. De elf woningen worden verlicht door segmentboogvensters onder een bakstenen rollaag en hebben een hoge segmentboogdeur. De elfde woning heeft rechthoekige muuropeningen. Er zijn drie woningen van drie traveeën en één van vier traveeën. De helft van de gevels hebben een doorlopende bakstenen lijst tussen de eerste en tweede bouwlaag, mogelijk verwijderd bij de overige woningen. Op verschillende plaatsen hebben de voor- en achtergevels opmerkelijke, afwijkingen in het baksteenmetselwerk (pilasters, boogvormen, voormalige vensteropeningen), die duiden op hergebruik van bestaande constructies die mogelijk teruggaan op de fabrieksgebouwen.
De kaderwoning situeert zich aan het noordelijke uiteinde van de reeks woningen. Dit dubbelhuis ligt verhoogd en is toegankelijk gemaakt door een trappenpartij ter hoogte van de middentravee. Een witgeschilderde, bakstenen lijstgevel wordt opengewerkt door rechthoekige verlaagde vensters. De centrale deurtravee is risaliterend uitgewerkt en heeft een voordeur, een deurvenster uitgevend op een balkon met geornamenteerde smeedijzeren balustrade op de eerste verdieping en een dakvenster met trapgevel. Identieke venstertraveeën waarbij de bovenvensters iets smaller zijn dan de benedenvensters; hardstenen lekdrempels. De zijgevels van de uiterste woningen van de rij zijn blind.
Aan de achterzijde (westzijde) werden tegen de woningen veelvuldig uitbreidingen gebouwd. Het schrijnwerk, houten vensters en houten voordeuren, is gedeeltelijk uniform, maar niet origineel.
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Leuven, afdeling VI (Wilsele), 1897/21, 1910/12, 1914/21, 1920/26, 1940/29, 1982/67.
Auteurs: Peers, Sarah
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Wilsele
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Armand Meyswijk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307109 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.