is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Comeniusgebouw
Deze vaststelling is geldig sinds
Het Comeniusgebouw is een art-decogebouw, opgetrokken als provinciale normaalschool voor meisjes in 1931 naar ontwerp van Raymond Poppe. De art-decostijl is in een holistische visie doorgetrokken van exterieur naar interieur en getuigt van een totaalontwerp.
Het Comeniusgebouw dankt zijn naam aan de theoloog, filosoof en onderwijshervormer Jan Amos Komensky (1592-1670). Het gebouw werd in 1931 opgetrokken als provinciale normaalschool voor meisjes. Na een architectuurwedstrijd werd het ontwerp van Raymond Poppe, gemeentearchitect in Elsene en ontwerper van de kleuterschool in Elsene (1937), gekozen.
In 1952 werd de achterin gelegen oefenschool herbouwd en uitgebreid door architect Jean Ronsse. Een jaar later werd het internaat aan de Justus Lipsiusstraat gebouwd. Jean Ronsse ontwierp vervolgens in 1954 een woning voor de huisbewaarder, aan de oefenschool. In 1956 werden door architect H. Van Hall vergrotingswerken aan de normaalschool uitgetekend. In 1974 werden, na een geweigerde aanvraag twee jaar eerder, nieuwe lokalen aangebouwd, waardoor het complex zijn huidig uiterlijk kreeg. Het studiebureau Van Doren (Sterrebeek) tekende het uit. Deze gebouwen uit de tweede helft van de 20ste eeuw onderscheiden zich van de rijkelijk vormgegeven architectuurtaal van de normaalschool uit 1931 en hebben geen erfgoedwaarde.
Tot 2017 was het Comeniusgebouw een campus van de hogeschool UCLL. Opties voor een definitieve herbestemming worden momenteel onderzocht.
Het Comeniusgebouw dat Raymond Poppe in 1931 ontwierp is een complex in strakke art deco met een langgerekte U-vormige plattegrond. Twee vleugels op rechthoekige plattegrond, achter elkaar gelegen parallel met de Tiensevest, zijn aan noordzijde met een derde langwerpig volume verbonden. Aan de zuidzijde worden deze volumes begrensd door de bebouwing van KA2 Ring uit 1974, waardoor een volledig omsloten binnenkoer ontstaat.
Het complex telt twee tot vier bouwlagen onder licht hellende zadel- en schilddaken. De oostelijke vleugel telt vier bouwlagen, de westelijke en de noordelijke vleugel tellen steeds twee bouwlagen en een half ondergrondse verdieping waar zich klaslokalen en een turnzaal bevinden. Zowel voor de voorgevel als voor de gevels gericht naar de binnenkoer werd door de architect geopteerd voor verschillende gevelafwerkingen die verschillen in materialiteit maar door hun lichte kleurstelling duidelijk een eenheid blijven vormen. De voorgevel bevindt zich in het oosten, richt zich naar de Tiensevest en wordt gekenmerkt door een wit bepleisterde lijstgevel. De achtergevel van deze vleugel werd net zoals de voor- en achtergevel van de westelijke vleugel voorzien van een lichtbruin gekleurde cementering. Voor de gevel gericht naar de binnenkoer van de verbindende noordelijke vleugel werd geopteerd voor een combinatie van een lichtbruine cementering voor de horizontale geveldelen en een lichtgele baksteen voor de verticale delen. Deze gevels worden per bouwlaag veelvuldig opengewerkt door grote horizontale en verticale vensterpartijen, steeds met omlijsting. Deze vensterregisters worden steeds voorzien van doorlopende onderdorpels. Deze gevelelementen benadrukken het horizontale karakter van het ontwerp en contrasteren met enkele sterke verticale gevelelementen zoals boven de dakrand uitkragende pilasters. Voornamelijk de voorgevel wordt, als representatieve gevel, gekenmerkt door enkele decoratieve motieven, schatplichtig aan de art deco. Opmerkelijk is een gevelbrede luifel ter hoogte van de westelijke vleugel gericht naar de binnenkoer. Deze luifel is decoratief uitgewerkt met cassetten en wordt gedragen door pilasters in de gevel die tevens de scheiding vormen voor grote rechthoekige vensterpartijen die de achterliggende, half ondergrondse turnzaal van daglicht voorzien. Hardstenen trappen onder deze luifel grenzen aan de binnenkoer, op gelijke afstand met ingewerkte hardstenen bloembakken. De binnenkoer zelf is voorzien van betonstenen.
In het volledige gebouw is er een grote aandacht voor binnen- en buitenafwerking, aandacht voor degelijkheid en kwaliteit in de bouwmethode, materialen, lichttoetreding, afwerking en detaillering. Het veelvuldige gebruik van marmer voor de trapkoker, smeedwerk voor de balustraden, kleurrijke tegelafwerkingen voor de vloeren en de lambriseringen, stucwerk voor de bepleisterde plafonds met cassetten en houtwerk met intarsia voor de vloeren in de klaslokalen in het interieur is opmerkelijk. Het houten en metalen schrijnwerk werd gedeeltelijk bewaard.
Het oostelijke volume met voorgevel aan de Tiensevest telt één ondergrondse bouwlaag en vier bovengrondse bouwlagen onder een licht hellend zadeldak. Aan de achtergevel zijn er slechts drie bovengrondse bouwlagen zichtbaar door het niveauverschil tussen Tiensevest en hoger gelegen Justius Lipsiusstraat waaraan de volledige schoolsite grenst.
De voorgevel telt zeven traveeën en werd wit bepleisterd. De gevel heeft een tweedelige opbouw waarbij de eerste drie en de laatste vier traveeën gegroepeerd zijn tussen brede getrapte pilasters, bekroond met vlaggenmasten die boven de dakrand uitkragen. Deze verticale elementen contrasteren met de sterke horizontaliserende uitwerking van de tussenliggende traveeën, op de verdiepingen bestaande uit rechthoekige vensteropeningen met doorlopende onder- en bovendorpels. De toegang tot het gebouw bevindt zich in de vijfde travee. Deze monumentale hoofdtoegang wordt geaccentueerd met een luifel, bekroond door twee lezende, vrouwelijke standbeelden, eveneens in witte pleister. De luifel wordt gedragen door twee monumentale, getrapte pilasters op voetstukken in blauwe hardsteen, de luifel zelf is voorzien van een cassetteplafond. Een sierlijst flankeert de dubbele toegang tot het gebouw, bestaande uit een smeedijzeren getraliede deur, toegankelijk door middel van twee hardstenen treden. Verder heeft de begane grond een vrij gesloten karakter, met kleine rechthoekige vensters in brede omlijstingen. Op de eerste bouwlaag zijn de vensters in de eerste drie traveeën uitgewerkt als een brede erker met getrapte muurdammen tussen de vensters en een als sierlijst uitgewerkte bovendorpel. Achter deze ruimte schuilt de kamer van de directeur, het prestige van deze ruimte werd zo reeds afleesbaar in de voorgevel. De volgende vier traveeën hebben elk een rechthoekig venster met getrapte en sierlijk vormgegeven dagkanten. Op de derde en vierde bouwlaag zijn de vensters gekoppeld door doorlopende boven- en onderdorpels.
Interieur
In de oostelijke straatvleugel zijn momenteel volgende ruimtes aanwezig: kelder (met magazijnen en bergingen), lokalen voor plastische opvoeding, burelen waaronder de kamer van de directeur, vergaderzalen, mediatheek, (studenten)secretariaat, toiletten, leslokalen, computerklassen. In de westelijke vleugel bevinden zich de volgende ruimtes: een technisch lokaal in de kelder, zes leslokalen en twee kantoren verspreid over de gelijkvloerse en de eerste verdieping. De dwarse verbindingsvleugel omvat een half ondergrondse turnzaal, kleedruimtes, een stille ruimte, een kantoor, drie leslokalen over de twee bovengrondse bouwlagen.
De art-decostijl wordt in een holistische visie van exterieur naar interieur doorgetrokken. Elke ruimte heeft een unieke vloer- en wanduitwerking. Verschillende lokalen zijn voorzien van een houten lambrisering en parketvloer met vakken van intarsia in geometrische figuren (bijvoorbeeld de directeurskamer). De meeste leslokalen hebben een keramische tegelvloer en zijn vooraan voorzien van een podium voor de leraar. De muren in de gangen hebben een halfhoge tegelbekleding in een felblauwe kleur.
De hoofdtoegang in de oostelijke vleugel geeft uit in een monumentale inkomhal met wanden in zwarte en okerkleurige marmer tot aan het plafond, voorzien van geometrisch stucwerk. Trappen met groene granito leiden naar bordessen met groene en witte granito is rasterpatroon. Twee trappen in deze inkomhal leiden naar de eerste verdieping die als een bel-etage boven het niveau van de straat, inkomhal en binnenkoer ligt. De opmerkelijke organisatie van deze vleugel wordt bepaald door het monumentale, rechthoekige atrium dat drie bouwlagen bestrijkt. De plafonds van het atrium zijn van cassetten voorzien, de muren hebben zwart en grijs betegelde lambriseringen en de vloeren een geometrisch tegelpatroon met groen-, geel- en witgekleurde keramische tegels van UCGB UJ Waserbillig. De bordessen en trappen die de drie verdiepingen vanuit het atrium toegankelijk maken zijn van zwarte marmer, groen gekleurde granito en zwarte tegels en hebben een metalen balustrade met decoratieve patronen. De brede marmeren bordestrap is per verdieping op de trappalen voorzien van marmeren beelden van G. Vandevoorde. Vanuit het atrium of vanop de bordessen rondom de vide van dit atrium zijn de lokalen in deze oostelijke vleugel bereikbaar, al dan niet met een rechtstreekse toegang. Via de open trapkoker is de bouwlaag onder het atrium en de kelder bereikbaar. De noordelijke vleugel takt eveneens aan op het atrium ter hoogte van de eerste en tweede verdieping, van waaruit de westelijke vleugel toegankelijk is. Om de niveauverschillen tussen de bel-etage en de binnenkoer op te lossen werden enkele korte trappen in beide vleugels voorzien alsook ter hoogte van de toegangen naar de binnenkoer die lager gelegen is.
Auteurs: Peers, Sarah
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Tiensevest
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Comeniusgebouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307111 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.