is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Mausoleum Armand Thiéry en Mariagrot
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Troost en augustijnenklooster
Deze vaststelling is geldig sinds
Op het sterk beboste domein van de Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Troost en het Augustijnenklooster bevindt zich, enigszins verscholen, het enigmatische mausoleum van Armand Thiéry, dat verwijst naar de eind-19de- en begin-20ste-eeuwse geschiedenis van deze plaats voor de komst van de kerk en het klooster. Dit mausoleum, overwegend opgetrokken in neogotische stijl, is vanwege zijn symboliek en rijkelijke beeldhouwkunst van grote artistieke en architecturale waarde. Een tiental meter ten zuidwesten van het mausoleum verschuilt een Mariagrot met een houten beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes zich onder het groen. Gezien de symboliek en de opschriften hield het ensemble van mausoleum en Mariagrot met grote zekerheid verband met het seminarie Leo XIII, waar Thiéry actief in betrokken was.
Kanunnik Armand Thiéry (1868-1955), priester, theoloog, filosoof, jurist en advocaat was betrokken bij de oprichting van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan de Leuvense universiteit. In 1895 stichtte Désiré-Joseph Mercier het bij het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aanleunende Leo XIII-seminarie. Als professor aan deze faculteit had hij een grote inhoudelijke impact op deze instellingen. Voor de bouw van het instituut en het seminarie in Leuven leverde Thiéry zowel een financiële en vanuit zijn expertise ook een architecturale bijdrage. In Heverlee verwierf het Leo XIII-seminarie in 1895 een hoevetje met een hectare grond als ontspanningsoord voor de studenten verbonden aan dit seminarie. Thiéry wist het goed door verdere aankopen uit te breiden en het domein volledig in te palmen.
Aan het einde van de 19de eeuw of op de eeuwwisseling bouwde Armand Thiéry met aangevoerde stenen een eclectische kapel in het park, aan de oostzijde afgewerkt met een groot brandglasraam. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zaten verzetslieden verborgen in het domein waar ze een grote hoeveelheid wapens hadden verborgen. Bij een inval van de Duitsers werd deze kapel vernield. Op de site, als deel van het mausoleum, bevindt zich een bakstenen ruïne die mogelijk kan teruggaan op deze kapel.
Op de site werd in opdracht van het seminarie en/of door Thiéry een indrukwekkend mausoleum met altaar en een Mariagrot met beeldenpartij gebouwd. Door het kadaster wordt in 1902 een klein volume weergegeven ter hoogte van het perceel. Het is onduidelijk of het hier het mausoleum betreft of een klein verblijf voor de seminaristen. Een datering op het mausoleum verwijst naar het jaar 1900. Vanaf 1952 verbleven enkele leden van de Ordre des enfants de la Mère de Dieu op het domein tot de paters augustijnen begin jaren 1950 verschillende loten van het voormalige goed van Armand Thiéry kochten. Het is onduidelijk in welke gebouwen zij verbleven. Tussen 1952 en 1956 werd de parochiekerk van de parochiale gemeenschap Onze-Lieve-Vrouw van Troost en het Augustijnenklooster Sint-Thomas van Villanova opgetrokken langs de straatzijde.
Thiéry overleed in 1955 te Leuven, waarop hij werd begraven in het statige mausoleum, intussen enigszins gepersonaliseerd. Een gedenkplaat ter hoogte van het graf in de crypte verwijst naar zijn laatste rustplaats “1868-1955 ARMAND THIERY R.I.P.” en “ICI REPOSE ARMAND THIERY GRAND BIENFAITEUR DE LA SALETTE DECEDE LA 12 JANVIER 1955 R.I.P.”. Thiéry werd echter niet alleen begraven in dit grafmonument. Samen met hem zijn er nog drie kloosterzusters begraven, waaronder Bertha Carton de Wiart (1866-1946), de latere zuster Agnes van het Heilig Kruis, voormalig overste van de zustercongregatie die door Thiéry werd opgericht, en met zuster Maria De Foy Colette. Hiernaar verwijzen enkele kleinere gedenkstenen eveneens ingemetseld in de crypte. Het is dus duidelijk dat Thiéry deze constructie door de nodige aanpassing en uitbreiding bedoeld heeft als mausoleum voor zichzelf en de kloosterzusters uit het door hem gestichte convent.
Het klooster van de augustijnen, de kerk en de parochiezaal situeren zich langs de straatzijde van het domein. De overige helft, het achtergebied, wordt gekenmerkt door een erg dichte bebossing, reeds weergegeven op de kaart van Ferraris (1771-1778) die overvloeit in de bebossing van het militair oefendomein, gevat tussen de Kerspelstraat en de Milseweg. In het achterliggende bosrijke gebied, grenzend aan het oefenterrein van de kazerne, ligt het mausoleum van Armand Thiéry met de bijhorende Mariagrot verborgen.
Het mausoleum vormt een gedeeltelijk door groen overwoekerde constructie met een half in de grond ingewerkte grafkelder. Het mausoleum heeft een T-vormige plattegrond en richt zich met de toegangspartij naar het oosten. Het mausoleum werd opgetrokken als een constructie, met beton en baksteen gecombineerd, afgewerkt met breuksteen voor de buitenzijden, bepleistering voor de crypte en blauwe hardsteen voor de decoratieve detailleringen. Zowel neogotische als art-nouveau-elementen kenmerken de vormgeving van het mausoleum. Thiéry is gekend als een verzamelaar van bouwkundige materialen en gevelelementen afkomstig van historische panden. Gezien de diversiteit aan decoratieve elementen, bestaande uit een grote verscheidenheid aan materialen is het niet ondenkbaar dat voor het mausoleum gebruik werd gemaakt van recuperatiematerialen, afkomstig uit andere sites uit bijvoorbeeld de Leuvense binnenstad.
In het oosten situeert zich een trappenpartij in blauwe hardsteen die leidt naar een verheven bordes met een altaar en retabel. De trappenpartij wordt bij begin en einde geflankeerd door pilaren, enerzijds uit beton en anderzijds uit breuksteen. Aan weerszijden van deze trap leiden twee trappen naar de half ondergronds gelegen crypte, gesitueerd onder het verheven platform. Deze half ondergrondse verdieping met crypte heeft een vierkante plattegrond en wordt afgesloten door wanden opgetrokken in breuksteen met ter hoogte van iedere hoek een pilaar, eveneens in breuksteen, en voorzien van een sierlijk uitgewerkt, hardstenen topstuk in de vorm van een neogotisch pinakel (enkele verdwenen reeds). Twee rechthoekige toegangen met hardstenen negblokken maken de crypte toegankelijk vanuit het oosten, aan weerszijden van de trappenpartij. De rechtse toegang heeft een gesculpteerd baldakijn in blauwe hardsteen, mogelijk verdween eenzelfde element bij de linkertoegang. Doordat deze begraafplaats gedeeltelijk boven de grond uitsteekt, kunnen aan twee zijden (het noorden en het zuiden) grote vensters de crypte verlichten. Twee spitsboogvormige vensters in gotische stijl werken deze wanden open; één in baksteen en één in witte natuursteen (mogelijk recuperatiemateriaal). De binnenwanden van de crypte zijn in breuksteen, het plafond in zichtbeton. In het westen van de crypte bevindt zich de grafruimte in een uitsparing met betonnen gewelf, en afgesloten door een ijzeren hek. De achterwand versierd is met een reliëf met de geschiedenis van Margareta-Maria Alacoque (een heilige uit de 17de eeuw), uitgevoerd in neogotische stijl. Het dak van de crypte is gedeeltelijk geopend en verhoogd. Dit verhoogde dak vormt eveneens het tafelblad van het altaar op het platform en wordt gedragen door betonnen steunpilaren. Deze steunpilaren hebben twee naar verluidt hergebruikte kapitelen uit de late 14de eeuw die zich richten naar de binnenzijde van de crypte. Eén ervan stelt een man voor, slapend in de schoot van een vrouw en verbeeldt mogelijk het verhaal van Samson en Dalida.
Op het bovengelegen bordes prijkt een openluchtaltaar, uitkijkend op een monumentaal retabel. Dit retabel werd ingewerkt in een bakstenen gevel, deel uitmakend van een ruïne die mogelijk teruggaat op de eerste kapel opgetrokken op het domein door Armand Thiéry. Het vierkante retabel, op het terras boven de grafkelder, is samengesteld uit grijs-witte geglazuurde natuurstenen tegels in reliëf. Het vertoont vier grote identieke medaillons, met telkens centraal een kruis waarop de woorden “IESUS CHRISTUS DEUS HOMO”. Rondom prijkt de tekst: “REGNAT SUPERAT VIVIT MCM”. Deze medaillons zijn aangebracht als in de hoeken van een denkbeeldig kruis, met in het midden een hart, links en rechts twee handen en onderaan twee voeten. In de hoeken van het retabel zijn tweemaal de letters “A” en “O” aangebracht, en bovenaan is onder een wapen het opschrift “LUMEN IN COELUM” leesbaar, de leuze van Leo XIII. Het geheel is opgesmukt met art-nouveaumotieven. Voor het retabel bevindt zich het altaar, opgetrokken in beton. Het bordes met altaar en retabel is afgeboord door een balustrade waarvoor delen van neogotisch aandoende pinakels zijn gebruikt als bekroning. Verschillende delen van de decoratie zijn echter verloren gegaan. Afgaande op de jaartallen, vermeld op de medaillons, kan men besluiten dat deze constructie, althans gedeeltelijk, van 1900 dateert.
Een tiental meters ten zuidwesten van het mausoleum verschuilt een Mariagrot met een houten beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes zich onder het groen. Deze Mariagrot werd opgetrokken in dezelfde breuksteen zoals deze ook voor de wanden van het mausoleum werd aangewend. De Mariagrot is boogvormig met centraal een opening. In de nis van het rond deze opening boogvormige gewelf bevindt zich het Mariabeeld. Vlakbij treurt op de grond een haast levensgroot beeld van de geknielde en wenende Madonna van La Salette. Het sterk bemoste beeld werd op een lage sokkel gehouwen uit witte natuursteen. Oorspronkelijk was het beeld omringd door twee herderskinderen aan wie Maria verscheen (verdwenen). Deze beeldengroep werd op een later tijdstip toegevoegd. Diverse devotie-elementen waaraan Thierry bijzonder was gehecht, zijn hier verenigd.
Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mausoleum Armand Thiéry en Mariagrot [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307156 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.