is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Universiteitscampus De Sterre
Deze vaststelling is geldig sinds
In de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig liet de rijksuniversiteit Gent voor de Faculteit Wetenschappen een campus bouwen op de voormalige militaire terreinen De Sterre aan de Krijgslaan.
Tijdens de jaren 1950 en 1960 kende de rijksuniversiteit van Gent een enorme groei door de uitbreiding van het studiebeurzenstelsel, de vraag naar hoger opgeleiden voor de naoorlogse economie en de inhaalbeweging van de meisjesstudenten. Om hierop een antwoord te bieden, koos de universiteit er voor om vanaf 1962 een grote nieuwe campus voor de Faculteit Wetenschappen uit te bouwen aan de Krijgslaan, op het voormalige militaire domein De Sterre. Het ideaal was een greenfield campus naar Angelsaksisch model waarbij studeren, onderzoek, ontspannen en wonen gecombineerd zouden worden. Dergelijk campusmodel ontlastte de binnenstad en bood bovendien mogelijkheden voor de organisatie en samenwerking van laboratoria en onderzoeksgroepen.
Het ontwerp was in handen van ingenieur-architecten die aan de universiteit verbonden waren onder leiding van het hoofd van de technische dienst van de universiteit (Prosper Zerck en vanaf begin jaren zeventig M. Hoffmann). De belangrijkste ontwerper was Jules Trenteseau die eind jaren vijftig al het faculteitsgebouw van de Wetenschappen aan de K. L. Ledeganckstraat ontworpen had. Op de campus van De Sterre ontwierp hij in 1962 de eerste twee gebouwen (S1-2) die in de noordoostelijke hoek van het perceel gerealiseerd werden en die model stonden voor een vijftal andere gebouwen (S3 -S5, S4bis en S12) die in de loop van de jaren zestig en begin jaren zeventig gerealiseerd werden. Acht jaar later, tekende hij ook het opmerkelijke geologische instituut die de campus aan de westzijde afsloot. Andere ontwerpers waren onder andere H. Debbaut en H. Fraeye (en hun stagemeester Gaston De Leye), G. Desmet en Jan Cnops.
De twee oostelijke blokken langs de Krijgslaan (S1-2) naar plannen van Jules Trenteseau (gedateerd in juni-juli 1962) werden vanaf 1963 uitgevoerd. De eerste steenlegging vond plaats op 18 februari 1963 in aanwezigheid van de minister van Nationale Opvoeding en Cultuur Victor Larock, de minister van Cultuur Renaat van Elslande en minister van Openbare Werken Georges Bohy. Op dat moment werd nog een heel uniform ensemble van twaalf dergelijke blokken voorzien, evenwijdig geplaatst langs de Krijgslaan en de De Pintelaan met tussen deze gebouwen, twee aan twee, een auditorium. Uiteindelijk zouden volgens dit plan maar vijf gebouwen aan de Krijgslaan opgetrokken worden (S1-S5) en één langs de De Pintelaan (S12). De auditoria bleven onuitgevoerd. Wanneer op 9 juni 1966 het eerste gebouw (S1) met het laboratorium voor Kristallografie en Studie van de Vaste Stof officieel geopend werd, was ook het tweede gebouw (S2) praktisch voltooid en waren drie andere (S3-5) al in opbouw. De niet-gesigneerde plannen van S3 dateren van 9 juli 1965 en werden op 5 november 1965 vergund. De plannen van S4 en S5 zijn gedateerd 30 augustus 1965. Die van S4 werden getekend door de ingenieur-architecten H. Debbaut en H. Fraeye en nagezien door de stagemeester professor-ingenieur Gaston De Leye; die van S5 zijn niet-gesigneerd. Beide plannen werden op 14 januari 1966 vergund. Op 6 augustus 1970 werd nog een vergunning verleend voor de zuidelijke uitbreiding van S4 met een gelijkaardig volume (S4 bis). De plannen hiervan waren van G. Desmet (28 april 1970). Een zevende gelijkaardig volume (S12) werd midden jaren zeventig opgetrokken voor de afdeling analytische chemie langs de De Pintelaan naar een ontwerp van Jules Trenteseau (27 mei 1974). De portierswoning met gas- en elektriciteitscabine, links van de ingang op de hoek van de Galglaan en de Krijgslaan, werd al midden jaren zestig vergund.
In de jaren zeventig werden aan de westzijde van de site nog twee gebouwen gerealiseerd die qua volume en inplanting afwijken van de al gerealiseerde onderwijsgebouwen. Op 26 februari 1970 werd een bouwvergunning verleend voor het gebouw van de licentie wiskunde (S18) met een L-vormig grondplan, op de hoek van de Oudenaardsesteenweg en De Pintelaan. De plannen hiervoor dateren van 18 juli 1969 en werden opgemaakt door architect G. Desmet. Op 13 juli 1971 ten slotte verleende het stadsbestuur een bouwvergunning voor het geologisch instituut (S8), helemaal in het westen, aan de Oudenaardsesteenweg. De opvallende plannen hiervoor (gedateerd 14 oktober 1970) met een Y- en cirkelvormig grondplan waren opnieuw van Jules Trenteseau.
Recent werden de gebouwen S2, S5 en S12 grondig gerenoveerd en heringericht door abscis-architecten, met respect voor de erfgoedelementen. Zo bleven de contouren van de oorspronkelijke gevelopeningen en hun ritmiek behouden en werd gekozen voor een invulling met aluminium schrijnwerk en sandwichpanelen die herinnert aan de oorspronkelijke afwerking.
Van het voormalige militaire domein De Sterre bleven nog enkele gebouwen met bakstenen parement en zaagtanddak bewaard aan de De Pintelaan.
De universiteitscampus bestaat uit rationeel-modernistische middelhoogbouw in het groen, langs een private autoweg die parallel loopt met de Krijgslaan, Oudenaardsesteenweg, De Pintelaan en Galglaan, met een hoofdingang op de hoek van de Krijgslaan en de Galglaan.
De eerste twee gebouwen (S1-2) zijn langblokken (68 op 19 m) van vier bouwlagen met een plat dak en met een ingang en verticale circulatie aan de zijkanten. Het grondplan is voor de rest open met een skeletstructuur in gewapend beton op een fundering van pijlers. De zijgevels zijn heel gesloten met een parement van witte geglazuurde gevelsteen, slechts onderbroken door twee verticale stroken vensters. De langsgevels hebben ook een parement van geglazuurde witte gevelsteen maar worden geopend door grote rechthoekige vensters in betonnen kader met metalen (aluminium) schrijnwerk en onderaan gekleurde gevelpanelen. De ingangstraveeën zijn volledig beglaasd.
De drie volumes rechts ervan (S3-S5) zijn gelijkaardig aan S1-2 qua inplanting en opbouw. Bij S3 en S4 zijn de noordoostelijke zijgevels wel opengewerkt zoals de langsgevels. De verticale circulatie is ondergebracht in een apart volume ten noorden, dat via een korte gang met westelijke langsgevel van het gebouw verbonden is. Ook S5 heeft een dergelijke aparte verticale circulatie maar die bevindt zich centraal tegen de westelijke langsgevel. S4 werd later aan de zuidzijde uitgebreid met een gelijkaardig gebouw (S4bis), waardoor een getrapt volume ontstaat. Het gebouw S12 aan de De Pintelaan is een laatste gelijkaardig volume en heeft een traptoren aan de noordzijde van de oostelijke langsgevel.
Het gebouw S18 in de zuidwestelijke punt van het perceel bestaat uit een 90 m lange noord-zuidvleugel van vier bouwlagen, met een korte vleugel van vier bouwlagen aan de zuidwestzijde en een korte vleugel van één bouwlaag aan de noordoostzijde. De structuur en gevelarchitectuur ervan zijn heel gelijkaardige aan die van de vorige bouwfasen. Ook het geologisch instituut (S8) ten noorden hiervan heeft een gelijkaardige opbouw en gevelarchitectuur maar op een heel ander grondplan: een Y-vormig volume van vier bouwlagen waarvan de twee oostelijke benen met elkaar verbonden worden door een niet-gesloten cirkelvolume van één bouwlaag. Het centrale deel van het Y-vormige volume bevat bovendien een opvallende ronde traphal met een in een ovaal oplopende trap.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Krijgslaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Universiteitscampus De Sterre [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307161 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.