Dit burgerhuis in een art-nouveaugetinte stijl werd in 1912 ontworpen in opdracht van Médard Van Keirsbilck, die toen vlakbij woonde in de Bouwmeesterstraat 77 in Sint-Amandsberg.

Dit gedeelte van de Aannemersstraat wordt gekarakteriseerd door een gevarieerde vroeg-20ste-eeuwse rijbebouwing. Waar bij de oneven straatzijde bijna uitsluitend vlakke gevelpartijen voorkomen, wordt het uitzicht van de even zijde gedomineerd door uitkragende gevelelementen zoals balkons en erkers. Hoewel nummer 26 met haar enigszins eclectische vormgeving met invloeden van art nouveau, licht afwijkt van de neoclassicistische buurpanden, past de gevel zich zowel qua materiaalgebruik als volumetrie in binnen deze straatwand.

De rijwoning omvat twee traveeën en drie bouwlagen onder een pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel is voorzien van een hoge hardstenen plint, onderbroken door twee getoogde keldervensters en een fries van gecementeerde imitatiebreuksteen in de borstwering. De straatgevel wordt bovenaan afgelijnd door een geprofileerde houten kroonlijst. Het gevelvlak wordt horizontaal geritmeerd door doorgetrokken hardstenen lekdrempels, verdiepte, parallelle lijnen in het pleisterwerk en geprofileerde lijsten, waaronder een puilijst en doorgetrokken booglijsten. De woning is opgevat als een enkelhuis met naast de smalle deurtravee aan de linkerzijde, een licht uitspringende, brede venstertravee. Alle muuropeningen zijn per verdieping identiek vormgegeven en bevatten recent schrijnwerk. De gelijkvloerse gevelopeningen zijn rondboogvormig en worden elk geaccentueerd met een cirkelvormige geprofileerde omlijsting en daarboven een gebogen, doorgetrokken geprofileerde lijst. De eerste verdieping wordt gedomineerd door een driezijdige houten erker, waarvan de gecanneleerde voluutconsoles de sluitstenen van de onderliggende vensteromlijstingen vormen. De erker is aan alle zijden beglaasd; de borstwering is versierd met diamantkoppen en gecanneleerde tussenstijlen. Bovenaan wordt de erker afgeboord met een houten geprofileerde kroonlijst op modillons en bekroond door een balkon met een gietijzeren balustrade, waarop een deurvenster uitgeeft. De bovenvensters zijn getoogd. Links van de erker is een venster aanwezig onder een getoogde booglijst met gestrekte uiteinden, waarbij de borstwering versierd is met een spiegel. De vensteropeningen op de tweede verdieping zijn gevat onder een doorgetrokken, geprofileerde lijst. Al het schrijnwerk van de vensters is vernieuwd. De eenvoudige, rechthoekige houten toegangsdeur is wel bewaard, voorzien van smeedijzeren deurroosters en een rondboogvormig bovenlicht. Rechts naast de twee hardstenen treden tot de deur is de voetschraper verdwenen.

De ontwerper gaf de woning volgens de bouwplannen een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met traphal. Rechts daarvan staat een salon langs de straatzijde in verbinding met een eetkamer en een perceelsbrede veranda met beglaasd plafond. Via de veranda is een smallere lage aanbouw naast de koer bereikbaar waarin de keuken, het schotelhuis, een toilet en een stal ingericht zijn. Op de verdieping is via de traphal een perceelsbrede voorkamer en smallere achterkamer bereikbaar. Vermoedelijk volgt de tweede verdieping dezelfde indeling. Verder is de woning deels onderkelderd.