Dit ensemble van identieke burgerhuizen in neoclassicistische stijl werden in 1912 (nummer 22) en 1913 (nummer 20) ontworpen. De opdrachtgevers van de panden waren respectievelijk Marie De Landsheere en Const. De Landsheere, die toen beiden in de Violettenstraat 285 in Gent woonden. De familie De Landsheere heeft meerdere woningen laten bouwen in de Aannemersstraat, waaronder een ensemble van twee burgerhuizen (nummers 10-12). De burgerhuizen werden uiteindelijk niet conform de bouwplannen in de bouwaanvraag uitgevoerd.
Dit gedeelte van de Aannemersstraat wordt gekarakteriseerd door een gevarieerde, vroeg-20ste-eeuwse rijbebouwing. Waar bij de oneven straatzijde bijna uitsluitend vlakke gevelpartijen voorkomen, wordt het uitzicht van de even zijde gedomineerd door uitkragende gevelelementen zoals balkons en erkers. Nummers 20-22 passen perfect in deze straatzijde zowel qua stijl, materiaalgebruik als de volumetrie, bepaald door de erkers.
De twee identieke rijwoningen zijn beide opgevat als een enkelhuis van twee traveeën en drie bouwlagen boven een souterrain en onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat, waarbij het dak van de rechtse woning vermoedelijk vernieuwd werd. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels staan op een hardstenen plint en worden bovenaan afgeboord door een houten geprofileerde kroonlijst met tandlijst (nummer 20) of op klossen (nummer 22). Het gevelvlak is ingedeeld in een smalle deurtravee aan de linkerzijde en een breed vensterrisaliet rechts daarvan. Horizontale accenten worden gelegd door hardstenen lijsten en lekdrempels, eventueel doorgetrokken, en schijnvoegen ter hoogte van de verhoogde begane grond. Alle vensters zijn getoogd en op de bovenverdiepingen gevat in een geprofileerde omlijsting; het oorspronkelijke houten schrijnwerk is gedeeltelijk vernieuwd. Het venster van de verhoogde begane grond wordt omlijst met houten pilasters, die worden bekroond met de voluutconsoles die de bovenliggende driezijdige, houten erker ondersteunen. De erker is langs alle zijden opengewerkt en is versierd met sobere casementen in de borstwering, en met diamantkoppen met guttae op de stijlen. De erker wordt bekroond door een uitkragende, geprofileerde kroonlijst op modillons. Op de twee onderste bouwlagen zijn de borstweringen van de vensters verlevendigd met casementen, op de bovenste verdieping met een spiegel. Bij nummer 22 wordt het originele souterrainvenster afgeschermd door een bewaard smeedijzeren diefijzer. De deur is links gevat in een hoog uitgewerkte, getoogde muuropening. Via één hardstenen trede kan de houten deur bereikt worden, voorzien van smeedijzeren roosters voor de beglazing en onder een decoratief uitgewerkte houten kroonlijst met modillons en een bovenlicht. Mogelijk is de deur van nummer 22 vernieuwd naar historisch model terwijl nummer 20 heeft een recente deur bevat. Verder is de woning niet volledig conform de bouwplannen uitgevoerd. Zo waren er balkons voorzien in plaats van erkers, werden rechthoekige vensters voorzien en was de huidige decoratie niet opgetekend.
Beide woningen kregen volgens de bouwplannen een identieke, conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal waar een korte steektrap toegang geeft tot zowel het souterrain als het bel-etageniveau. In het souterrain staat een eetplaats voor personeel langs de straatzijde in verbinding met de keuken die uitgeeft op de koer. Achter de traphal is een smallere lage aanbouw aanwezig waarin de ’schotelplaats’, toilet en bergruimte ingericht zijn. Van de bovenliggende verdiepingen is geen planmateriaal beschikbaar, maar er kan van uitgegaan worden dat de bel-etage het representatieve woongedeelte bevat en dat de slaapkamers op de verdiepingen ingericht zijn.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen Sint-Amandsberg, BA-SA, 1912-0667 en 1913-0732.