Dit burgerhuis met art-nouveau-inslag werd in 1914 ontworpen in opdracht van Alphonse Van den Bussche, die een “magazijn van vensterglas” uitbaatte en toen in de Belgradostraat 59 in Gent woonde. De aannemers voor de werken waren August Van Acker en Maurice De Wilde, die ook instonden voor de bouw van het aanpalende pand nummer 6. Op de plannen is de handtekening van de tekenaar moeilijk leesbaar, maar het betreft vermoedelijk Maurice De Wilde, die meerdere panden in zowel de Aannemersstraat als de Scheldestraat in Sint-Amandsberg heeft ontworpen. Van den Bussche diende in de Aannemersstraat ook de bouwaanvragen in voor de panden nummers 18, 28-30, 42 en 173. 

Dit gedeelte van de Aannemersstraat wordt gekarakteriseerd door een gevarieerde bebouwing van vroeg-20ste-eeuwse rijwoningen. Waar bij de oneven straatzijde bijna uitsluitend vlakke gevelpartijen voorkomen, wordt het uitzicht van de even zijde gedomineerd door uitkragende gevelelementen zoals balkons en erkers. Nummer 8 sluit dankzij het kleurrijke baksteenparement, de erker en de kroonlijst aan bij de aanpalende woning (nummer 6).

De rijwoning telt twee ongelijke traveeën en drie bouwlagen boven een souterrain, onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De lijstgevel met een ivoorkleurig baksteenparement verlevendigd door parallelle banden en ontlastingsbogen van lichtblauw geglazuurde baksteen, rust op een hardstenen plint. Asymmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de brede rechter travee. Alle gevelopeningen zijn korfboogvormig en afgewerkt met een rollaag van geglazuurde bakstenen op aanzetstukken. Het oorspronkelijke houten schrijnwerk van de inkomdeur met ijzeren roosters en de vensters is bewaard. In de linker travee is de inkomdeur, onder een gestrekte latei tussen schouderstukken en een bovenlicht met roedeverdeling, bereikbaar via twee hardstenen treden. Een gietijzeren voetschraper is ingewerkt in de plint. De  bovenliggende vensters hebben T-ramen. In de rechter travee wordt het souterrain geopend door een schouderboogvormig tweelicht met een witstenen tussenstijl, latei en schouderstukken. Het geheel is gevat onder een getoogde ontlastingsboog, waarvan het boogveld is ingevuld met bleke wandtegels. De gekoppelde vensters van de bel-etage, voorzien van guillotineramen, rusten op een hardstenen cordon. Op de eerste verdieping wordt de rechthoekige houten erker ondersteund door een gedecoreerde console. De erker is opengewerkt met rechthoekige vensters, in de borstwering versierd met geprofileerde panelen, en afgewerkt door een geprofileerde kroonlijst op modillons. De tweede verdieping wordt verlicht door een breed venster met een dubbel T-raam. Een houten geprofileerde kroonlijst, ter hoogte van de rechter travee uitgewerkt tot een gebogen fronton op modillons, sluit de gevel af. Op de bouwplannen heeft de rechter travee een afwijkende vormgeving: de erker is driezijdig met een afdak, de tweede verdieping wordt geopend door een rondboogvenster tussen blinde spaarvelden.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal die via steektrappen zowel op het souterrain als de bel-etage uitgeeft. De rechterzijde van het souterrain wordt ingenomen door een eetplaats langs de straatzijde die in verbinding staat met de keuken. Achter de inkomhal is een bergruimte voorzien. Gezien de geringe diepte van het perceel ontbreekt hier de smallere lage aanbouw zoals gebruikelijk bij dergelijke huizen. Wel is er een toilet voorzien op de kleine koer. Op de bel-etage wordt de volledige linkerzijde ingenomen door de traphal, die uitgeeft op de suite van twee salons aan de rechterzijde. De bovenverdiepingen hebben een identieke indeling, waarbij de traphal uitgeeft op een gevelbrede slaapkamer langs de straatzijde en een smallere slaapkamer achteraan.

• Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen Sint-Amandsberg, BA-SA, 1914-0814.