Dit burgerhuis in eclectische stijl met een klassieke gevelindeling en -afwerking, voorzien van decoratieve elementen in art-nouveaustijl, werd in 1908 ontworpen in opdracht van Arthur Bogaert-Berthe, die toen vlakbij in de Toekomststraat 16 in Gent woonde.

Dit gedeelte van de Bouwmeestersstraat wordt gekenmerkt door een aaneengesloten bebouwing van middelhoge rijwoningen, veelal met bepleisterde gevels. Nummer 1 past zowel qua materialiteit en volumetrie goed in deze straatwand, en valt stilistisch op door art-nouveaukenmerken.

De rijwoning telt twee ongelijke traveeën en drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel staat op een lage hardstenen plint en wordt bovenaan afgelijnd door een vernieuwde kroonlijst. Het gevelvlak is ingedeeld in twee traveeën, waarbij horizontale accenten worden gelegd door schijnvoegen boven de plint, hardstenen cordons, parallelle banden en geprofileerde lijsten. Op de gelijkvloerse verdieping leiden twee hardstenen treden naast een gietijzeren voetschraper in de plint naar een houten vleugeldeur met deurroosters en een rondboogvormig bovenlicht met roedeverdeling. Aan de rechterzijde is een korfboogvormig venster uitgewerkt met spiegel in de borstwering. Beide openingen zijn bovenaan gevat onder doorgetrokken geprofileerde booglijsten. De eerste verdieping wordt gedomineerd door een houten driezijdige erker op een gedecoreerde console. De erker is langs alle zijden opengewerkt met ramen, en zowel de borstwering, tussenstijlen als bovenpanelen zijn versierd met houtsnijwerk. Bovenaan wordt de erker afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op modillons. Aan de linkerzijde is een getoogd venster uitgewerkt onder een doorgetrokken geprofileerde booglijst en met een spiegel in de borstwering waarvan de versiering overeenkomt met deze in de erker. De vensters op de tweede verdieping zijn identiek aan dit op de eerste verdieping uitgewerkt, waarbij het linkervenster een variante op de spiegel in de borstwering heeft gekregen en aan de rechterzijde een deurvenster uitgeeft op het balkon met smeedijzeren balustrade boven de erker. Al het vensterschrijnwerk werd aangepast, met behoud van de roedeverdeling met gekleurde structuurbeglazing.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. De rechterzijde wordt ingenomen door een salon langs de straatzijde die in verbinding staat met een eetkamer welke uitgeeft op een veranda met bovenlicht. Achter de traphal is naast de koer een smallere lage aanbouw aanwezig, waarin de keuken, schotelhuis, toilet en bergruimte aanwezig zijn. Daarboven zijn via het trapbordes een studeerkamer en badkamer toegankelijk. De bovenverdiepingen zijn identiek ingedeeld, waarbij de traphal uitgeeft op een gevelbrede slaapkamer aan de straatzijde en een smallere slaapkamer achteraan. Verder is de woning deels onderkelderd.