Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl werd in 1908 ontworpen. De opdrachtgever was bediende Gustaaf De Raeve – Peleys, die toen al vlakbij in de Nijverheidstraat 31 woonde. Terwijl dit ontwerp nog volledig aansluit bij het neoclassicisme, worden de gevels van de omliggende woningen in de straat al verlevendigd met decoratieve elementen uit de art nouveau.

De rijwoning is twee traveeën breed en telt drie bouwlagen onder een mank pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en geschilderde lijstgevel heeft een hardstenen plint en wordt bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op voluutconsoles waarboven telkens een cirkelmotief is uitgewerkt. Horizontale accenten worden gelegd door imitatiebanden op de benedenverdieping, imitatievoegen op de eerste verdieping, cordons en parallelle banden. De gevelopeningen van de gelijkvloerse verdieping zijn rondbogig en gevat onder een doorgetrokken geprofileerde lijst, deze op de bovenverdiepingen zijn rechthoekig. Het vensterschrijnwerk van de onderste verdiepingen van de linkertravee werd vernieuwd, het overige werd aangepast. Onderaan de rechtertravee leidt een hardstenen dorpel naast een verdwenen voetschraper in de plint naar een houten rijk versierde vleugeldeur met deurroosters en roedeverdeling in het bovenlicht. Links verlichten twee identieke gekoppelde vensters met verdiepte borstwering in de plint de benedenverdieping. De sluitsteen van de vensters wordt gevormd door de twee consoles van de bovenliggende driezijdige houten erker op gebogen aanzet. Deze is langs alle zijden opengewerkt door gekoppelde vensters die zowel in de borstwering als de bovenpanelen versierd zijn met casementen. De tussenstijlen zijn uitgewerkt als pilasters en geven bovenaan uit op voluutconsoles die de geprofileerde houten kroonlijst dragen. Daarnaast is een venster binnen geprofileerde omlijsting in de borstwering versierd met twee pseudo-postamenten en bovenaan door een entablement met cirkelmotieven. Dezelfde uitwerking komt voor bij de bovenliggende vensters op de tweede verdieping, maar met een fries van stafwerk in plaats van het entablement. De linkse opening betreft een deurvenster dat uitgeeft op het erkerbalkon, afgeschermd door een aangepaste smeedijzeren balustrade.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de onderkelderde woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. De linkerzijde wordt ingenomen door een salon langs de straatzijde die in verbinding staat met een eetkamer die uitgeeft op de veranda. Achter de traphal is naast de koer een smallere aanbouw aanwezig waarin de keuken, wasruimte en toilet ingericht zijn. Van de bovenverdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar.