Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl met een gevelindeling die onder invloed van de art nouveau probeert los te komen van de neoklassieke, strakke standaardindeling werd in 1910 ontworpen. De opdrachtgevers waren Pol en Jules Geeraert, metsers-aannemers, die in de Kunststraat 51 woonden. Mogelijks stonden ze zelf ook in voor het ontwerp van de woning. Zij bouwden ook de woning in de Scheldestraat nummer 48.

De woning maakt deel uit van een aaneengesloten, vrij heterogene bebouwing van rijwoningen uit de vroege 20ste eeuw. De woningen links ervan werden later verbouwd.

De rijwoning telt drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde lijstgevel staat op een lage hardstenen plint met sobere voetschraper en wordt bovenaan afgelijnd door een houten kroonlijst op modillons. Op de bouwplannen is te zien dat deze centraal afgewerkt was met een gebogen fronton. Horizontale accenten worden gelegd door in het pleisterwerk uitgewerkte geprofileerde waterlijsten en parallelle banden en een hardstenen cordon op de gelijkvloerse verdieping. Alle gevelopeningen zijn rechthoekig en bevatten recent schrijnwerk. De gelijkvloerse verdieping telt drie traveeën, waarbij in de linkertravee een deuropening bovenop twee hardstenen treden uitgewerkt is. Rechts daarvan bevinden zich twee identieke vensters met sobere spiegels in de borstwering. De bovenverdiepingen zijn symmetrisch vormgegeven, waarbij het gevelvlak centraal risaliteert en onderaan geflankeerd wordt door gebogen elementen met ronde palmetten. Op de eerste verdieping geeft een centrale vensterdeur uit op een balkon met smeedijzeren balustrade op twee gedecoreerde consoles. De deur wordt geflankeerd door twee identieke smalle gekoppelde vensters met een vierkant motief in de borstwering. Deze gevelopeningen hebben een verdiept rechthoekig vlak ter bekroning, waarboven een doorgetrokken booglijst aangebracht is. De tweede verdieping wordt verlicht door twee identieke gekoppelde smalle vensters met versierde tussenpenant.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. De rechterzijde wordt ingenomen door een salon langs de straatzijde die in verbinding staat met een eetkamer. Achter de traphal is naast de koer een smallere lage aanbouw aanwezig waarin de keuken, schotelhuis, toilet en bergruimte ingericht zijn. Van de bovenverdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar. Er kan van uitgegaan worden dat zich hier de slaapkamers bevinden. Verder is de woning deels onderkelderd.