Dit burgerhuis in art deco werd in 1932 ontworpen door Jules Vandersichel. De opdrachtgever was Maurice Vandevijvere, die in de Hundelgemsesteenweg 36 in Ledeberg woonde.

Dit gedeelte van de Wolterslaan wordt gekenmerkt door een vrij homogene bebouwing, waarbij interbellumarchitectuur met baksteengevels dominant is. Nummer 161 sluit zowel qua stijl, materiaalgebruik als volumetrie aan bij dit straatbeeld, maar valt met zijn klassieke zadeldak uit de toon in een straatwand waarbij quasi alle woningen van een plat dak voorzien zijn.

De rijwoning telt drie bouwlagen onder een pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat en onderaan afgelijnd met een kroonlijst (recent vernieuwd). Op de bouwplannen is te zien dat er oorspronkelijk slechts twee bouwlagen voorzien waren. De lijstgevel op hardstenen plint is opgebouwd uit een zichtbaar baksteenparement. De gelijkvloerse verdieping heeft korfboogvormige vensteropeningen en rechthoekige vensters op de bovenverdiepingen. De onderste bouwlaag telt twee traveeën, waarbij een breed venster met hardstenen lekdrempel zich in de rechtertravee bevindt. Links geeft een houten beglaasde deur met deurrooster via een hardstenen trede toegang tot de woning. De deuropening is gevat binnen getrapte dagkanten en wordt van het bovenlicht afgescheiden door een uitkragende latei. De bovenzijde van het gelijkvloerse gevelvlak is afgewerkt met een brede gecementeerde band met schijnvoegen. De bovenverdiepingen bevatten één travee en zijn symmetrisch uitgewerkt, waarbij het centrale verdiepte gevelvlak geflankeerd wordt door twee kolossale lisenen, bovenaan gedecoreerd met gecementeerde vlakken met art-decoversieringen. De eerste verdieping wordt gedomineerd door een driezijdige erker op getrapte console. De erkerpartij is volledige bepleisterd en versierd met art-decodecoratie. Alle zijden zijn opengewerkt met gekoppelde vensters en bovenaan wordt de erker afgelijnd met een kroonlijst (recent vernieuwd). De tweede verdieping wordt verlicht door drie gekoppelde vensters, ter hoogte van de latei versierd met een doorlopende gecementeerde band met art-decomotieven. Al het vensterschrijnwerk is recent, vormgegeven naar historisch model en met hergebruik van de originele gekleurde glaspanelen in de bovenlichten.

De ontwerper voorzag de woning van een opvallend diepe enkelhuisindeling. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. De rechterzijde van de woning wordt ingenomen door een enfilade van een salon langs de straatzijde met daarachter een eetplaats en een zenitaal verlichte keuken met keramische vloer die de gehele perceelsbreedte inneemt. Achter de keuken is naast de koer aan de linkerzijde een smallere lage aanbouw aanwezig waarin de bijkeuken, toilet en bergplaats ingericht zijn. Boven de keuken is via het trapbordes een badkamer toegankelijk. De bovenverdiepingen zijn identiek ingedeeld, waarbij de traphal toegang geeft tot een gevelbrede voorkamer en een smallere achterkamer.