Dit burgerhuis in art-decostijl met beaux-artsgetinte kenmerken werd eind 1928 ontworpen door de bouwkundige Maurice De Wilde, en opgetrokken in 1929. De opdrachtgever was Jean Christophe, die toen in de Scheldestraat 71 woonde. De aannemers voor de werken waren Libor (?) en Gustaaf De Clercq.

De Wilde woonde zelf in Sint-Amandsberg en heeft er verschillende woningen ontworpen tijdens het interbellum, waaronder ook de naast elkaar liggende panden op nummers 110-112 en 114-116 in de Scheldestraat met gelijkende gevelindelingen. Verder situeren zijn gekende ontwerpen zich binnen de art deco en de Nieuwe Zakelijkheid. Het ontwerp van de architect past binnen het straatbeeld van de Wolterslaan, dat gekarakteriseerd wordt door aaneengesloten interbellumwoningen in baksteenarchitectuur.

De rijwoning telt drie bouwlagen onder een plat dak met uitkragende vernieuwde kroonlijst. De lijstgevel staat op een lage hardstenen plint en is opgebouwd uit een rood baksteenparement, verlevendigd met bepleisterde vlakken. Het gevelvlak is ingedeeld in twee ongelijke traveeën, waarbij de venstertravee aan de linkerzijde als risaliet is opgevat. Al het originele houten schrijnwerk bleef bewaard. De gelijkvloerse gevelopeningen zijn gevat binnen een bepleisterde omlijsting, versierd met een bloemenguirlande. Aan de rechterzijde leidt een hardstenen trede naar een rondboogvormige deur met deurrooster. Links is een guillotineraam met korfboogvormig bovenlicht aanwezig, waarbij de borstwering is bekleed met een hardstenen paneel. De sluitsteen boven dit venster wordt gevormd door de console van de bovenliggende bow window op een getrapte en bepleisterde aanzet. De bow window is opengewerkt met drie rechthoekige gekoppelde guillotineramen, met bepleisterde afgeschuinde spiegels in de borstweringen, bepleisterde tussenstijlen en een fries met bloemmotieven ter hoogte van de bepleisterde lateien. In de rechtertravee verlicht een guillotineraam met identieke versieringen in de borstwering en op de latei de eerste verdieping. Daarboven is een gelijkaardig raam uitgewerkt, met identieke spiegel, maar met rondboogvormig bovenlicht gevat binnen een bepleisterde boogomlijsting met beaux-artsgetinte decoratie. Dezelfde booglijst wordt herhaald boven de muuropeningen in de linkertravee, waarbij een centraal deurvenster geflankeerd wordt door gespiegelde zijlichten. Deze deur geeft uit op het balkon boven de erker dat afgeschermd wordt door een met polygonen opengewerkte borstwering bovenop een betonnen kroonlijst.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de opmerkelijk diepe woning een enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal die achteraan verbreedt tot een polygonale ruimte waar de trap geplaatst is. De linkerzijde wordt van de straat naar de koer toe ingenomen door een opeenvolging van respectievelijk een salon, office, eetplaats en veranda met bovenlicht. Achter de traphal is een spreekplaats voorzien, waarachter een smallere lage aanbouw aanwezig is waarin een bergruimte, keuken, schotelhuis en toilet ingericht zijn. Daarboven is een ruime badkamer en toilet toegankelijk via het trapbordes. Op de eerste verdieping geeft de trap uit op een hexagonaal trapgat in de traphal. De verticale verbinding met de bovenliggende verdieping wordt verdergezet door een aparte trap achteraan de hal. Langs de straatzijde is een gevelbrede slaapkamer ingericht, langs de tuinzijde bevindt zich een smallere slaapkamer waarbij de symmetrie in de kamer bewaard wordt met een ingemaakte kast die met de schuine wand van de polygonale traphal correspondeert. Op de tweede verdieping geeft de traphal uit op twee slaapkamers langs de straatzijde die door een berging en ingemaakte kast gescheiden worden van een derde slaapkamer langs de tuinzijde.