Dit burgerhuis in beaux-artsstijl met art-decokenmerken werd eind 1927 ontworpen door Jean De Schrijver, en opgetrokken in 1928. De opdrachtgever was H. Carron, die in de Zalmstraat of Karperstraat 76 in Gent woonde.

De woning Carron past binnen het straatbeeld van de Wolterslaan, dat gekarakteriseerd wordt door aaneengesloten interbellumwoningen in baksteenarchitectuur. Van Jean De Schrijver kennen we ook de gelijkaardige, maar soberder vormgegeven woningen in de Hofstraat 56, 58 en 66.

De rijwoning telt drie bouwlagen onder een pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De lijstgevel staat op een hardstenen plint en wordt bovenaan afgelijnd door een houten kroonlijst met centraal het jaartal 1928, op gedecoreerde consoles. De gelijkvloerse verdieping is bepleisterd met imitatievoegwerk en bevat twee korfboogvormige muuropeningen binnen een omlijsting met bloemenguirlande. Aan de linkerzijde betreft dit een breed venster, rechts daarvan leiden twee hardstenen treden naast een verdwenen voetschraper naar een houten vleugeldeur met deurroosters onder een bovenlicht met glas in lood. Ter hoogte van de imposten is een fries met rozetten uitgewerkt. De bovenverdiepingen zijn symmetrisch uitgewerkt. Hierbij is het gevelvlak opgebouwd uit een rood baksteenparement, gevat tussen twee gedecoreerde lisenen. Op de eerste verdieping steunt een bow window op een gebuikte console die met een bloemenkorf is versierd. De bow window is opengewerkt met drie gekoppelde rechthoekige vensters met afgeronde bovenhoeken. De borstwering is versierd met parallelle inkepingen, onderbroken door rozetten. De tussenstijlen zijn uitgewerkt als gecanneleerde pilasters waarbij de kapitelen met rozetten afgewerkt zijn. Bovenaan wordt de erker afgelijnd door een geprofileerde kroonlijst met een bloemenguirlandefries en pseudo-modillons. Daarboven wordt een balkon afgeschermd door een smeedijzeren balustrade. De muuropeningen van de tweede verdieping zijn korfboogvormig, waarbij een centraal deurvenster tussen twee identieke gekoppelde vensters uitgeeft op het balkon. Het geheel is gevat binnen een bepleisterd gevelvlak met schijnvoegen, waarboven tussen de kroonlijstconsoles een fries van siermetselwerk uit witte en rode bakstenen in dambordpatroon rond een bepleisterd casement.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. De linkerzijde wordt ingenomen door een salon langs de straatzijde die in verbinding staat met een eetplaats. Daarachter bevindt zich over de volledige breedte van de woning de keuken, die uitgeeft op een smallere aanbouw naast de koer waarin een schotelhuis en toilet ingericht zijn. Boven de keuken is een badkamer en toilet toegankelijk via het trapbordes. De bovenverdiepingen zijn identiek ingedeeld, waarbij de traphal uitgeeft op een gevelbrede slaapkamer en een smallere slaapkamer achteraan. Verder is de woning deels onderkelderd.