Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl met achterliggende paardenstal en brouwerij werd in 1906 ontworpen in opdracht van de Gentse brouwer Léon De Ruyter, die toen in de Joseph Plateaustraat 11 woonde.
Dit gedeelte van de Scheldestraat bestaat uit een heterogene bebouwing van rijwoningen van overwegend drie bouwlagen. De woning valt door haar opmerkelijke gevelbreedte op tussen de overige panden, die doorgaans slechts twee traveeën tellen.
De rijwoning telt drie traveeën en drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en geschilderde lijstgevel met lage hardstenen plint met getoogde keldergaten wordt bovenaan afgelijnd door een geprofileerde houten kroonlijst. Horizontale accenten worden gelegd door imitatiebanden op de gelijkvloerse verdieping, geprofileerde waterlijsten, parallelle banden en hardstenen en beschilderde cordons.
De nadruk van het ontwerp ligt op de risaliterende poorttravee aan de linkerzijde die bekroond is met een houten geprofileerd fronton, steunend op twee rijk gedecoreerde consoles. Volgens de bouwplannen werd een piron als bekroning van het fronton voorzien. Alle gevelopeningen zijn getoogd en voorzien van recent vensterschrijnwerk, vormgegeven naar historisch model, met uitzondering van dit van de bovenverdieping. De vensters zijn per verdieping identiek, waarbij deze op de bovenverdiepingen gevat zijn in een geprofileerde omlijsting en deze op de tweede verdieping bovendien bekroond zijn met een centrale, gedecoreerde sluitsteen. De bouwplannen voorzagen ook sluitstenen voor de vensters op de eerste verdieping. Links op de benedenverdieping is een brede houten vleugelpoort met bovenlicht uitgewerkt, geflankeerd door hardstenen schamppalen en naast een sobere voetschraper in de plint. De vormgeving van de poort wijkt af van de bouwplannen, mogelijk werd ze vervangen.
De woning kreeg volgens de weinig gedetailleerde bouwplannen een enkelhuisindeling mee. De poort geeft uit op een brede doorrit die de gehele linkerzijde van de woning inneemt en die uitgeeft op de achterliggende koer. Vanuit deze doorrit is aan de rechterzijde een traphal bereikbaar, die uitgeeft op een kamer langs de straatzijde en een kamer langs de achterzijde. Een smalle gang verbindt de traphal met de smallere lage aanbouw. De bovenverdiepingen zijn identiek en symmetrisch ingedeeld. Hierbij worden twee kamers langs de straatzijde door de gevelbrede traphal gescheiden van twee kamers langs de achterzijde. Verder is de woning deels onderkelderd.
Op de bouwplannen is te zien dat het opmerkelijk lange perceel achter de woning verdere bebouwing bevat, waarbij het perceel afgesloten wordt door een brouwerij in een afzonderlijk volume. Van dit volume zijn geen gevelaanzichten beschikbaar, maar op de doorsnede is te zien dat het over een volledig onderkelderd gebouw gaat van twee bouwlagen onder een zadeldak. De interieurindeling is opgedeeld in twee grote open ruimtes, overspannen met een ligger die centraal door een kolom ondersteund wordt. Tussen de brouwerij en het woonhuis is een kleine paardenstal aanwezig, opgebouwd in neo-Vlaamserenaissance-stijl met trapgeveltje boven de centrale dakkapel.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen Sint-Amandsberg, BA-SA, 1906-1318A.
- POELMAN R. 1996: Terugblik op Sint-Amandsberg, Oostakker, 367.