Dit burgerhuis in eclectische stijl met elementen ontleend aan het neoclassicisme en een sobere art nouveau werd in 1908 ontworpen door architect Charles De Guis (Gent). De opdrachtgever was bediende Gustaaf Coppens, die in de Paardenstraat 31 in Gent woonde. Architect De Guis stond ook in voor het ontwerp van de naastliggende woning op nummer 46.

Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door een homogene bebouwing van begin-20ste-eeuwse rijwoningen. Dit pand past qua stijl, materiaalgebruik en volumetrie goed in het straatbeeld, waarbij vooral de grote gelijkenissen in gevelopbouw en versieringen met de nummers 40 en 42 opvallen.

De rijwoning telt drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en geschilderde lijstgevel, op een hardstenen plint, wordt bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op langwerpige modillons. De bouwplannen voorzagen bovenop de kroonlijst een gebogen pseudo-frontonafwerking, die er heden niet is. De gelijkvloerse verdieping is ingedeeld in twee ongelijke traveeën met getoogde gevelopeningen, waarbij aan de linkerzijde de oorspronkelijke houten voordeur met deurlicht met siersmeedwerk en gedeeld bovenlicht met meerkleurig structuurglas bewaard bleef.  Het schrijnwerk in neoclassicistisch getinte stijl heeft geometrische en cirkelvormige versieringen analoog aan de geveldecoratie. Rechts daarvan is een houten drielicht met kleinhouten dat verrijkt is met korte en lange horizontale banden ter hoogte van de borstwering en dagkanten, en als lekdrempelversiering. Beide muuropeningen worden bekroond door een geprofileerde booglijst eindigend op een bolmotief. De overgang met de bovenverdiepingen wordt gemarkeerd door een hardstenen cordon boven een geprofileerde waterlijst. De één travee tellende bovenverdiepingen zijn versierd met verticale banden, met een rozet als basis en een diamantkopmotief in het hoofdgestel. Horizontale accenten worden gelegd door zowel gevelbrede als korte sets van parallelle banden, welke plaatselijk versierd zijn met rozetten. Op de eerste verdieping is een getoogd drielicht met bovenlichten en roedeverdeling uitgewerkt onder een geprofileerde hoefijzervormige lijst. De tweede verdieping bevat twee gekoppelde rechthoekige vensters met houten enkelvoudige ramen met roedeverdeling. Beide openingen zijn gevat onder eenzelfde sobere geprofileerde kroonlijst.

De deels onderkelderde woning werd ontworpen als een traditioneel enkelhuis met dito indeling. Via de voordeur links, betreedt men de smalle inkomhal met bordestrap aan het einde van de gang. De rechterzijde van de begane grond wordt ingenomen door een voorplaats die in verbinding staat met de keuken. In het verlengde van de traphal was op de bouwplannen van 1908 naast de koer een smallere lage aanbouw voorzien met schotelhuis, bergruimte en toilet. Van de bovenliggende verdiepingen zijn geen plattegronden beschikbaar. Aan de hand van het oorspronkelijke doorsnedeplan kan ervan uitgegaan worden dat zich daar de slaapkamers bevonden.