Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl met art-nouveaugetinte decoratie werd in 1909 ontworpen in opdracht van Eduard Verschelden, die in de Dendermondsesteenweg 506 in Gent woonde.  

Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door een homogene bebouwing van rijwoningen van overwegend drie bouwlagen. Dit burgerhuis past qua stijl, materiaalgebruik en volumetrie goed in het straatbeeld, waarbij vooral de grote gelijkenissen in gevelopbouw en versieringen met de nummers 42 en 48 opvallen.

De rijwoning telt drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel, op een lage hardstenen plint, wordt bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op langwerpige modillons. Horizontale accenten worden in het voorgevelontwerp gelegd door het gebruik van parallelle banden, geprofileerde waterlijsten en rechthoekige spiegels in de borstwering en het hoofdgestel. Deze vormen een mooi contrast met de verticaliserende gestileerde zonnemotieven in stucwerk op de bel-etage. De gelijkvloerse verdieping is ingedeeld in twee ongelijke traveeën en voorzien van getoogde gevelopeningen onder een geprofileerde booglijst. Aan de rechterzijde bevindt zich een venster en aan de linkerzijde de  oorspronkelijke houten voordeur met deurlichten, siersmeedwerk en bovenlicht met structuurglas.  Het bordes van twee hardstenen treden wordt geflankeerd door een bewaarde  gietijzeren voetschraper in de plint. De bovenverdiepingen tellen één venstertravee, waarbij de eerste verdieping verlicht wordt door een getoogd venster en de tweede minder hoge verdieping door een vierkant venster. Dit laatste venster is bovenaan versierd met geornamenteerde banden met cirkelmotieven. Het vensterschrijnwerk is recent vernieuwd en vormgegeven naar oorspronkelijk model.

Het burgerhuis heeft volgens de bouwplannen van 1909 een traditionele enkelhuisindeling. Via de voordeur betreedt men de smalle inkomhal met bordestrap, welke doorloopt tot op de koer. De rechterzijde van de begane grond wordt ingenomen door een voorkamer die in enfilade staat met twee achter elkaar liggende ruimten. In 1909 bevond de achterste ruimte zich in een smallere lage aanbouw, waarin ook een bergruimte en toilet voorzien waren. Opmerkelijk was dat deze typische achterbouw zich in dit geval niet in het verlengde van de traphal bevond. Volgens het doorsnedeplan liep de bordestrap tot de zolder door en gaf per niveau toegang tot één of twee vertrekken. Verder is de woning deels onderkelderd.